Boeddha Dharma

Dit document maakt deel uit van de website: A.deHeer_spiridoc

De leer van de Boeddha is geen godsdienstige leer maar is in wezen een levensleer of religie. Het boeddhisme is geen godsdienst omdat de vraag of God of een hogere macht bestaat niet relevant is in het boeddhisme. Het boeddhisme is met andere woorden 'non-theïstisch'. Het kan wel een religie worden genoemd omdat er naast een aantal praktische levensadviezen sprake is van metafysische en mystieke elementen. In dit document zijn een aantal begrippen van de leer van de Boeddha, de Boeddha Dharma, uitgelegd. Van de Vier Edele Waarheden is zowel een verkorte versie als een verdieping gegeven.

 

Ter inleiding

Het spirituele pad van het Boeddhisme gaat heel concreet over het hier en nu. De staat van verlichting wordt in het Boeddhisme wel omschreven als een ‘non-conceptuele’ staat van zijn, d.w.z. niet gebonden aan concepten, overtuigingen of geloof. Verlichting (Nirvãna) is de staat waarin de begeerten zijn uitgedoofd en men vrij is van gehechtheid aan illusies. Het houdt een totale onbevangenheid ten opzichte van ons denken in. Samsãra is de onverlichte staat, waarin we ons laten leiden door onze denkbeelden van wat 'geluk' is. Onze denkbeelden van geluk staan echter ons werkelijke geluk in de weg. Velen zoeken houvast in opvattingen (dogma’s) en geloofszekerheden. Het boeddhisme wijst ons echter op het belang van het volledig gewaar-zijn in het Hier-en-Nu. Het gaat er om bewust te leven, zodat we in het dagelijks leven ons elk moment gewaar zijn van het onderscheid tussen illusie (onze concepten waarmee we de werkelijkheid interpreteren) en werkelijkheid (het concrete zijn in het hier en nu). Het middel bij uitstek om ons te oefenen in het met aandacht aanwezig zijn in het 'hier-en-nu' is meditatie.

 

Dharma

Dharma (Pali: dhamma) is een centraal begrip in het boeddhisme; het wordt in verschillende betekenissen gebruikt.

  1. De kosmische wet die ten grondslag ligt aan onze wereld; vooral de wet van karmisch bepaalde wedergeboorte. Het leven bestaat uit een continu proces van veranderingen. Wij mensen zijn opgenomen in dit proces van verdwijnen en ontstaan. Een gebeurtenis vindt onvermijdelijk plaats als alle voorwaarden voor het ontstaan ervan aanwezig zijn. Iedere gebeurtenis is op deze manier het resultaat van een veelheid van voorwaarden. Zo'n voorwaarde wordt ook wel dharma genoemd. Zo’n dharma werkt (in combinatie met andere voorwaarden) mee aan het ontstaan van een ander dharma, dat op zijn beurt ook weer als voorwaarde dient. Zo is er sprake van een voortdurend proces van onophoudelijk opeenvolgende dharma's. Dit proces betreft zowel de materiële wereld als ook alle psychische processen en gebeurtenissen en zelfs de ziel. Alle psychische fenomenen worden verklaard in termen van het proces van het voortdurend ontstaan en verdwijnen van psychische gebeurtenissen of dharma's.  Dit veranderingsproces heeft geen externe oorzaak, maar komt voort uit de dharma's zelf. Vergankelijkheid is dus een essentieel onderdeel van dharma's. Alle nieuwe dingen dragen vanaf het moment van hun ontstaan de oorzaak van hun vernietiging in zich en verdwijnen dus weer onmiddellijk.

  2. De leer die de Boeddha formuleerde. De Boeddha herkende de kosmische wetten, die 'universele waarheid' bevatten, en heeft deze geformuleerd in zijn leer, de Boeddha Dharma. De dharma bestond dus al vanaf het begin der wereld, de Boeddha is de ontdekker ervan en heeft ze toegankelijk gemaakt voor zijn volgelingen. Bij zijn sterven zei de Boeddha dan ook tegen zijn trouwe volgeling Ananda: 'Hoe zou wat geboren wordt niet sterven? Als de Gezegende is heengegaan denk je misschien dat je leermeester verdwenen is, dat je geen leermeester meer hebt. Dat is niet zo. De Dharma, de discipline en de beoefening die ik jullie heb onderricht zal je leermeester zijn als ik ben heengegaan. De dharma is volledig geopenbaard. Neem je toevlucht tot de Dharma. Elk van jullie moet de Dharma maken tot zijn eiland en geen andere toevlucht zoeken.' (uit: De Boeddha, het verhaal van zijn leven). Een boeddhist neemt zijn toevlucht tot deze door de Boeddha geformuleerde leer. Dharma in deze betekenis wordt vaak met een hoofdletter geschreven uit eerbied voor de door de Boeddha geformuleerde leer.

  3. Gedragsnormen en ethische regels, bestaande uit shila en vinaya. Shila's zijn de voorschriften (ethische richtlijnen) voor monniken en nonnen.
    De tien shila's zijn: (1) zich onthouden van doden, (2) niet nemen wat niet gegeven is, (3) zich onthouden van verboden seksuele daden, (4) zich onthouden van onjuiste spraak, (5) afzien van het gebruik van bedwelmende middelen, (6) afzien van vast voedsel na 12 uur 's middags, (7) vermijden van muziek, dans, toneel en ander vermaak, (8) afzien van het gebruik van parfum en sieraden, (9) zich onthouden van slapen in hoge, zachte bedden en (10) zich onthouden van omgaan met geld of andere waardevolle artikelen.
    De eerste vijf shila's gelden ook voor boeddhistische leken; op bepaalde, bijzondere dagen houden zij zich aan de eerste acht shila's.
    Vinaya is één van de drie delen van de tripitaka en bevat de regels en richtlijnen voor het gemeenschapsleven van monniken en nonnen.

  4. Manifestatie van de werkelijkheid; elk voorwerp of verschijnsel is een manifestatie van de werkelijkheid en maakt als zodanig deel uit van de dharma.

  5. Mentale inhoud, voorwerp van gedachte, idee. Hier worden weerspiegelingen van de realiteit in de menselijke geest bedoeld. Zo kan een voorwerp dat zich buiten ons bevindt in onze geest weerspiegeld worden als voorstelling of gedachte. Deze gedachteninhouden zijn tot ons gekomen via de zintuigen (zien, horen, ruiken, proeven en tasten) en door onze mentale bron. Uit deze laatste bron welt de stroom van mentale verschijnselen op, zoals gedachten, concepten, emoties, herinneringen, plannen, fantasieën, enz. Ze bevatten de zogenaamde mentale dharma's, onze gedachtenstroom.

Wanneer we onze geest observeren, dan kunnen we zien dat de zintuigelijke waarnemingen èn de mentale dharma's zich tegelijk en in combinatie op elk moment in onze mentale stroom bevinden. We horen geluiden, zien voorwerpen of mensen, ruiken de geur van de ruimte waar we ons in bevinden, proeven de smaak die zich op onze tong bevindt, ervaren de onderlaag waarop we staan of zitten, nemen onze mentale inhouden waar (gedachten, gevoelens, oordelen, enz). Wanneer we meegezogen worden door (aspecten van) de mentale gedachtenstroom bevinden we ons in samsara. Observatie kan ons echter bewust maken van dit alles. We kunnen er voor kiezen om de totaliteit van de mentale stroom met enige distantie te observeren en ons er niet mee te identificeren. Het kan dan gebeuren dat we de percepties en de mentale verschijnselen niet goed van elkaar kunnen onderscheiden. Er is dan een mengvorm van bewust-zijn en niet-bewust-zijn. Onze waarneming van de werkelijkheid wordt daarbij gekleurd of vervormd door ons denken, door onze mentale inhouden. Met andere woorden: onze denkbeelden vermengen zich met zintuiglijke waarnemingen. Onze waarneming is dan niet helder, is gedeformeerd, gekleurd, ons ervaringsveld is mistig, de wolken van ons denken verhinderen het waarnemen van de heldere zonneschijn. Soms zien we de zon even door de wolken schijnen. Door veel oefening (meditatie) kan een omvattend helder bewustzijn ontstaan, dat functioneert als 'panoramisch bewust zijn'. Dan bevind je je in nirvana en is er helderheid van geest.

De Vier Edele Waarheden

De essentie van de Boeddhistische leer wordt gevormd door de Vier Edele Waarheden. Hierna zijn deze waarheden in verkorte vorm weergegeven. In een apart document is een nadere verdieping te vinden: De Vier Edele Waarheden en het Achtvoudige Pad.

De kern van de Boeddha Dharma is uitgedrukt in de Vier Edele Waarheden. Het doel van deze waarheden is om een antwoord te geven op een concreet menselijk probleem: het lijden. Het leven bestaat immers uit allerlei vormen van lijden: pijn, verdriet, afgunst, haat, noem maar op. Zoals alle psychische fenomenen wordt ook het lijden verklaard door de wetten van de Dharma. Het proces van het voortdurend ontstaan en verdwijnen van gebeurtenissen heeft geen externe oorzaak, zoals een hogere macht, maar komt voort uit de opeenvolging der gebeurtenissen. De oorzaken van het lijden liggen vooral in de mens zelf. Dat betekent ook dat de mens er zich van kan bevrijden. De vier waarheden geven dit inzicht stapsgewijs weer.


Boeddha Amitayus

1. De Edele Waarheid van lijden
1. Met 'lijden' (dukkha) wordt niet alleen lichamelijke en geestelijke pijn bedoeld. De term wordt eerder gebruikt voor de existentiële ervaring van levenspijn die ons kan overkomen vanwege de  vergankelijkheid van het aardse bestaan.  Ook vreugde en genot schenken ons geen blijvend geluk omdat ze van voorbijgaande aard zijn. Het leven is al met al een aaneenschakeling van onbevredigende ervaringen vol leed, zoals ontevredenheid, frustratie, onrust, angsten en fysiek lijden. Zowel de prettige, aangename als de pijnlijke, onaangename omstandigheden zijn vergankelijk (anicca).

2. De Edele Waarheid van de oorzaak van lijden
De tweede Edele Waarheid bestaat uit het besef dat het lijden wordt veroorzaakt door onze begeerten of verlangens (tanha), ofwel door hunkering.  Deze hunkering kent drie vormen:

*   Het verlangen naar zintuiglijke ervaringen
*   Manifestatiedrang
*   Vernietigingsdrang

De kern van dit verlangen (tanha) is dat we onszelf willen bevrijden van het lijden. Er ontstaat een soort paradijselijk verlangen naar een leven zonder angst en pijn. Dit hunkeren naar genot leidt tot een vicieuze cirkel waar we niet uit komen en tot een eeuwigdurende kring van wedergeboorten (samsara). Zo blijven we gebonden aan het rad van het leven, aan het geconditioneerde, afhankelijke bestaan.

De diepere oorzaak van het niet goed omgaan met onze begeerten, hunkeringen, verlangens is geworteld in onwetendheid (avijja): het niet of verkeerd begrijpen van de realiteit.

3. De Edele Waarheid van het ophouden van lijden
De derde Edele Waarheid is het besef dat we alleen verlost kunnen worden van het lijden wanneer we onze begeerten kunnen loslaten. Wanneer we door hebben dat ons begeren leidt tot een keten van gebondenheid aan en afhankelijkheid van een ego-zijnswijze, dan doorzien we dat ons begeren een valkuil is die ons ongeluk brengt in plaats van geluk. Wanneer we de illusie van onze egostrevingen begrijpen doorzien we dat het volgen van onze begeerten een verkeerde weg is. Dit inzicht kan ons vrij maken van begeerte. De vlam van de hartstocht zal uitgaan wegens gebrek aan brandstof. V
erlossing van het lijden leidt tot verlichting (nirvana).

4. De Edele Waarheid van het pad dat leidt tot het ophouden van lijden
Het Achtvoudige Pad is het middel dat leidt tot het ophouden van al het leed. Het zijn acht levensadviezen die samen de vierde Edele Waarheid vormen.

Dit pad omvat een breed scala van raadgevingen en oefeningen:

1.    de juiste inzichten   (overeenkomstig de vier waarheden)
2.    de juiste bedoelingen   (het juiste denken: zonder bezitsdrang, wreedheid of boosheid)
3.    de juiste woorden  (het juiste spreken:  geen leugens, roddels, laster of ruwe taal)
4.    het juiste handelen   (geen geweld jegens mensen of dieren, niet stelen, niet genieten ten koste van anderen)
5.    de juiste levenswijze   (een eerlijk en heilzaam beroep)
6.    de juiste inspanning   (inzet om het heilzame te bevorderen)
7.    de juiste aandacht   (alert zijn voor het hier en nu)
8.    de juiste concentratie   (op het hier en nu, of op een heilzaam object)

Voor een verdieping van het hier besprokene wordt verwezen naar de uitgebreidere weergave van de Vier Edele Waarheden en het Achtvoudige Pad.

Samsara

Samsara (Sanskriet) betekent 'reizen'. Het is de reis door de 'cyclus van bestaan', waarbij een wezen de verschillende bestaansvormen doorloopt totdat via een opeenvolging van wedergeboorten bevrijding wordt bereikt. Gevangen zijn in het rad van samsara wordt veroorzaakt door drie ongezonde psychische fenomenen: haat, hunkering en zelfbedrog. Het type wedergeboorte binnen samsara wordt bepaald door het karma van het wezen. Het boeddhisme laat ons zien dat alle dingen in het leven hun eigen cyclus van opeenvolgende veranderingen hebben. Alle verschijnselen komen uit iets voort en zijn op zich weer de oorzaak van een nieuw verschijnsel. Zo kennen we de kringloop van het water. Zo is er ook de kringloop van het leven. Ook het menselijk bewustzijn is niet zomaar uit het niets ontstaan, ook verdwijnt het niet op het ogenblik van de dood. Het bewustzijn kent geen oorsprong of einde, maar verloopt van het ene bestaan naar het andere. Na de dood leven we, wanneer we niet aan deze cyclus van geboorte en wedergeboorte ontsnappen, verder in een nieuw lichaam. Dit proces van opeenvolging van bestaansvormen noemt men dus samsara.

Samsara bestaat uit een aantal hogere en lagere bestaansniveaus. Na onze dood zal ons bewustzijn een nieuwe identiteit zoeken. Daarbij komen we, afhankelijk van ons karma, terecht in een hoger of lager bestaansniveau. Zo dolen we door deze bestaansniveaus in een maalstroom van hebzucht, haat en begoocheling, en zijn we overgeleverd aan de eindeloze cyclus van geboren worden en sterven.

Aan deze cyclus kunnen we ontsnappen door het inzicht in de vier edele waarheden. Door het opgeven van onze begeerten en het beoefenen van het Achtvoudige Pad kunnen we aan samsara, de kringloop van het bestaan, ontstijgen. De uitgang uit het samsara heet dan ook nirvana.

Wedergeboorte en verlossing

Welke opvatting heeft het boeddhisme over wedergeboorte, verlossing en een hiernamaals?

Bij zijn prediking legde de Boeddha steeds sterk de nadruk op het pad van heiliging. Wijsgerige kwesties liet hij met opzet onaangeroerd. Wel kwamen nu en dan jongeren tot hem met de vraag: Is de wereld eindig of niet-eindig, tijdelijk, of eeuwig; zijn ziel en lichaam verschillend of niet verschillend? Maar hierop gaf hij geen antwoord, want een uitspraak daaromtrent bevorderde zijns inziens niet de wandel in heiligheid. Hij vergeleek dergelijke vragers met iemand, die getroffen was door een vergiftige pijl en zijn wond niet wou laten behandelen voor hij alle bijzonderheden wist omtrent de schutter en het schot. "Wat zou het einde zijn? Dat de man aan zijn wond zou sterven." Al de aandacht van zijn volgelingen drong hij samen op dit ene punt: hoe komt de mens tot verlossing uit deze wereld van lijden. En daartoe gaf hij als weg aan: de zuivering van gemoed en denken.

"Er is, o jongeren, een plaats, waar geen aarde is, noch water, noch vuur, noch lucht, noch ruimte-oneindigheid, noch denk-oneindigheid, noch nergens-iets-zijn, noch de opheffing tegelijk van voorstelling en niet-voorstelling, noch deze noch gene wereld, beiden zon en maan. Dit noem ik, o jongeren, noch komen, noch gaan, noch blijven staan, noch sterven, noch geboorte. Zonder grond, zonder beweging, zonder stilstand is dit, het is des lijdens einde."

"Er is, o jongeren, iets ongeborens, ongewordens, ongeschapens, ongevormds. Bestond er, o jongeren, dit ongeborene, ongewordene, ongeschapene, ongevormde niet, dan zou er geen uitweg zijn uit deze wereld van het geborene, gewordene, geschapene, gevormde."

Uit de eerste prediking van de Boeddha: " Na dit leven van lijden komt wel een voortbestaan in hemel of hel, maar zelfs de hemelse vreugden zijn voorbijgaande. Dan volgt een nieuw bestaan op aarde, dat even vergankelijk, even vervloeiende is als al het voorafgaande. Vreugde en leed wisselen elkaar door de eeuwen heen af, zolang het wiel van geboorte en dood wentelt." (Woorden van Boeddha, Ir. J.A. Blok)

"De gedachte die aan het Boeddhisme ten grondslag ligt, luidt kortweg, dat het al ijdelheid is. Het aardse is een ijdel spel, de hemel een ijdele beloning!" Op de drempel van een hoger, meer werkelijk bestaan komen slechts de zoekenden, zij die tot erkenning der leegte van het tijdelijke zijn gekomen, die de betekenis der woorden doorgronden: "Al wat onderworpen is aan de wet van ontstaan, is onderworpen aan de wet van vergaan." 't Zijn zij, die iets van het eeuwige in zichzelf hebben doorleefd en naar dat licht heenworstelen om boven de onbestendigheid der dingen uit te komen." (zendeling Beal in zijn Catena of Buddhist Scriptures)

Tijdens het leven van de Boeddha was het Hindoeïsme de belangrijkste godsdienst in Zuid-Oost Azië. Veel ideeën van het Hindoeïsme zijn in het Boeddhisme terug te vinden. Kenmerkend voor zowel Hindoeïsme als Boeddhisme is het geloof in de wedergeboorte van de ziel (reïncarnatie), evenals het geloof dat alle goede en slechte daden tezamen (karma) bepalend zijn voor de plaats die je na de wedergeboorte zult innemen. Er is echter een belangrijk verschil tussen het Hindoeïsme en het Boeddhisme. In het Hindoeïsme kunnen alleen diegenen die tot de hoge priesterkaste behoren uit de kringloop van de wedergeboorte verlost worden. In het Boeddhisme daarentegen is verlossing voor iedereen bereikbaar. Door deze stellingname kreeg de Boeddha in korte tijd een massa volgelingen en kon het Boeddhisme zich snel uitbreiden over grote delen van Azië.


Jaag niet achter het verleden aan.
Verlang niet naar de toekomst.
Het verleden is niet meer.
De toekomst is nog niet begonnen.

Boeddha

 

Karma

Karma (Pali: kamma) betekent daad, handeling.  We zagen dat volgens de leer van oorzaak en gevolg onze huidige ervaring de uitkomst is van voorafgaande handelingen en wilsuitingen en dat toekomstige handelingen afhankelijk zijn van wat we heden doen. Het begrip karma houdt in dat  ons heden wordt bepaald door ons verleden. Daden kunnen in drie klassen ondergebracht worden: 
           *         gezonde daden, die leiden tot de hogere rijken van samsara of tot  bevrijding; 
           *         ongezonde daden, die leiden tot voortzetting van verwarring en pijn;  
           *         neutrale daden.

Karma is een gevolg van voorgaande handelingen van onszelf. Daardoor schept ieder levend wezen zijn eigen omstandigheden. Karma is een gevolg van voorafgaand handelen en geen beloning of straf. Het is als het ware een neutraal mechanisme dat natuurnoodzakelijk werkt zoals het werkt. Het heeft dan ook geen zin om van ‘schuld’ te spreken maar eerder van onwetendheid. Mensen brengen zichzelf leed toe door eigen onwetendheid. Doordat we gedreven worden door onze begeerten en we ons hechten aan datgene wat we door het volgen van die begeerten willen realiseren, zetten we een kettingreactie in werking, een vicieuze cirkel, die ons in de ban houdt. Deze kettingreactie brengt ons niet het geluk dat we er van verwachten, maar we zijn geneigd toch steeds door te gaan. Deugdzame daden kunnen tot betere omstandigheden leiden. Alleen het werkelijke inzicht in de dharma’s zal kan leiding tot verlichting en bevrijding van de gebondenheid aan de keten van geboorten en wedergeboorten. Meditatie is de weg waarlangs we tot inzicht kunnen komen.

"Zolang Nirvana niet is bereikt, blijft de noodzaak aanwezig voor nieuwe geboorte. Dan gaan 's mensen eigenschappen over van leven tot leven. Een persoon is opgebouwd uit vijf afzonderlijke delen of khandha's. (Zie ook, daar met andere woorden aangeduid, de leer van zelfloosheid)
Dit zijn de vijf khandha's waaraan het Karma is gebonden: 1. "Onderscheiding", ook weergegeven als werking, formatie, onderbewustzijn, scheppingsdrang, levenswil of levensaandrift. 2. "Bewustzijn". 3. "Aandoening" of gevoel, verwekt door de indrukken der zinnen. 4. "Voorstelling", waartoe de indrukken worden verwerkt. 5. 't "Lichamelijke", het objectieve, want ook de gehele buitenwereld, het waargenomene, wordt tot de elementen gerekend, die het bewuste wezen vormen. Bij de dood blijven deze beginselen over en worden ergens anders in een nieuw individu tot uitdrukking gebracht. Het is of er een licht ergens is uitgeblust en op een andere plaats weder wordt ontstoken". "Volkomen is iemand, die bevrijding heeft bereikt, bij wie de khandha's zijn uitgeblust, het Karma vernietigd." (Woorden van Boeddha, pag. 25, 26, 27).

Het boeddhisme stelt dat we zelf verantwoordelijk zijn voor onze eigen daden, ons geluk en onze ellende. Wij scheppen onze eigen hemel en onze eigen hel. Het leven omvat zowel het goede als het slechte. Naar welke van de twee de balans doorslaat hangt van onszelf af. We oogsten wat we zaaien. Nu zijn we het resultaat van wat we eens waren en in de toekomst zullen we het resultaat zijn van wat we nu zijn.  De uitweg is niet de weg van de verlossing van buitenaf, maar is de weg van toenemend bewustzijn en inzicht, welke door middel van meditatie verkregen wordt.

Zie het document meditatie

Nirvana

Nirvana is een term uit het Sanskriet (Pali: nibbana) en betekent uitdoving. Dit begrip duidt op het ingaan in een andere wijze van bestaan, een ander levensperspectief. Volgens de opvatting van het vroege boeddhisme betekent nirvana het verlaten van de cyclus van wedergeboorten (samsara) en het ingaan in een andere bestaandsdimensie. Het begrip nirvana leidt gemakkelijk tot misverstanden. Zo wordt het vaak gelijkgesteld aan het westerse begrip 'hemel'. De kernbetekenis van nirvana is: vrij zijn van het bepalende gevolg van karma, vrij zijn van gehechtheid aan illusies, gemoedsaandoeingen en verlangens. Het is dus niet in de eerste plaats een oord waar je verblijft na je dood, maar het is een persoonlijke toestand, een staat van geest. Die toestand kan in dit leven worden gerealiseerd. Nirvana en de wereld om ons heen zijn niet twee verschillende werkelijkheden of twee verschillende toestanden van de werkelijkheid. Nirvana is de werkelijkheid ontdaan van al onze denkbeelden.

De laatste stap naar het Nirvana is de inkeer van het denken tot zichzelf. "In diepe verzonkenheid, die het tegengestelde is van vage mijmering, wordt de aandacht scherp gericht op het onderwerp van overpeinzing. Dan dringt het verder door tot in de diepten van zichzelf. Innerlijk brengt het alles tot stilte en in deze stilte schouwt het tot in de eeuwige grond. In een koele, zonnige vrede, boven geluk en smart uit, beseft het de zaligheid van een onuitsprekelijk leven. Het is dicht bij zijn einddoel gekomen, bij Nirwána, het hoogste geluk." ('Woorden van Boeddha', pag. 25)

Nirvana is het hoogste goed in het boeddhisme. Het is de bevrijding uit samsara, de eeuwige cyclus van wedergeboorten, en de ervaring van een radicale verandering in het bestaan. Nirvana is een staat waarin de vlam van de levensdorst geheel gedoofd is. Door het ego los te laten wordt de werkelijkheid in haar onverhulde volheid gezien. Het is een verzoening met het bestaan zoals het in werkelijkheid is, voorbij onze eigen beperkte en vooringenomen beleving ervan.

Wat Nirvana inhoudt is moeilijk in woorden te omschrijven. "Woorden zouden een poging zijn dit Nirvana te omgrenzen en zo de hoogheid aantasten van dit ongemetene. Hier sterft hopeloos alle poging tot begrip, tot enige omlijning." "Dat de Volkomene aan gene zijde des doods bestaat, is niet juist. Dat de Volkomene niet aan gene zijde des doods bestaat is niet juist. Dat de Volkomene zowel aan gene zijde des doods bestaat als niet bestaat, is niet juist. Dat de Volkomene noch aan gene zijde des doods bestaat noch niet bestaat, is niet juist." (Woorden van de Boeddha, pag.27)

De Boeddhistische Catechismus van H. S. Olcott, behalve door kerkelijke vertegenwoordigers uit Burma, Tsjittagong en Japan, ook goedgekeurd (1891) door autoriteiten uit Ceylon, onder meer door de hogepriester Soemangala, zegt:
"Nirwána is één met onzelfzuchtigheid, met gehele overgave van zichzelf aan de waarheid. De onwetende verlangt naar de zaligheid van het Nirwána zonder het minste begrip van den aard daarvan. Afwezigheid van zelfzucht is Nirwána. Goed te doen om iets te verkrijgen, of een heilig leven te leiden om hemels geluk te erlangen, is niet het edele leven, dat Boeddha gebood. Zonder hoop op beloning moet het edele leven worden geleefd en dat is het hoogste leven. De nirwanische toestand kan nog worden bereikt, terwijl men op aarde is." Zo leefde de Boeddha ook nog vele jaren, nadat hij Nirwána had bereikt. Toen hij op tachtigjarige leeftijd stierf en het lichaam verliet om nimmer weder tot geboorte terug te keren, werd gezegd, dat hij het Paranirwána inging.

Parinirvana is het uiteindelijke nirvana. Iemand die in dit leven het nirvana heeft gerealiseerd komt na de dood in het parinirvana. Het is de staat van volledige uitdoving, waarbij het rad van samsara definitief is doorbroken. Het was ook de verblijfplaats van de Boeddha voordat hij ter wereld kwam. Het levensverhaal van de Boeddha zegt dat hij vanuit de 'hemel der gelukzaligen' neerdaalde op de aarde, omdat deze rijp was om de Dharma te ontvangen. De Boeddha incarneerde in Siddharta Gautama, de prins die in 563 vóór Christus werd geboren in het rijk van de Shakya's aan de voet van de Himalaya. Aan het eind van zijn leven, toen zijn taak was volbracht, keerde de Boeddha tot het parinirvana terug.

 

De ingang van de Boeddha in het parinirvana
(Nationaal museum Bangkok, brons, lengte 25,5 cm, 17e-18e eeuw)

Op deze afbeelding zien we de Boeddha het parinirvana ingaan. Geheel in overeenstemming met het in de heilige teksten gegeven verslag zien we hoe de Boeddha op zijn rechterzij op een rustbank ligt, met de rechterhand het hoofd ondersteunend. Zijn oudste leerling Mahakasyapa, die op het moment van zijn intrede in het parinirvana afwezig was, kwam kort daarna terug en vereerde de voeten van zijn gestorven meester.

Terug naar de inhoudsopgave

De leer van de zelfloosheid

De concepten (begrippen) die wij mensen hanteren zijn namen die de werkelijkheid representeren en niet de werkelijkheid zelf. Zo is het begrip ‘stoel’ een verzamelnaam voor allerlei soorten stoelen. Maar ook het begrip ‘keukenstoel’ is een verzamelnaam. Voor boeddhisten is het begrip 'stoel' niet meer dan een woord, een naam, een predikaat zonder dat er een realiteit is die ermee overeenkomt. Deze stoel waar ik hier en nu op zit is uniek en niet in woorden te vatten. Wat wij onder een 'stoel' verstaan, is welbeschouwd een samenstel van verschillende onderdelen: houten poten, een zitgedeelte, een rugleuning e.d.

Volgens de 'leer van de zelfloosheid' gaat deze vergelijking ook op met de mens. Een persoon is opgebouwd uit vijf afzonderlijke delen of khandha's:

vorm: het menselijk lichaam,

gevoel: lichamelijke of mentale gevoelens, die plezierig, onplezierig of neutraal kunnen zijn en veroorzaakt worden door contact van de zintuigen met andere objecten,

de waarnemingen van de zes zintuigen (vijf externe en het interne, dat manas wordt genoemd),

impulsen, zoals hebzucht, haat, neigingen, wilsuitingen,

het bewustzijn, als resultaat van waarnemingen van de zintuigen.

 Het geheel van deze vijf onderdelen is wat we de menselijke persoon noemen. Wat we gewoonlijk een 'persoon' noemen, is echter volgens de leer van het voorwaardelijk ontstaan niet meer dan een proces van continu ontstaan en verdwijnen, zonder dat er een onvergankelijk en substantieel zelf of ziel achter zit. Met andere woorden: de constante factor in deze menselijke persoon bestaat niet, ons ego is niet meer dan een illusie. Er bestaan slechts dharma's die elkaar opvolgen. Er zijn fysieke en mentale processen of gebeurtenissen, er zijn daden en ervaringen, maar er is geen onvergankelijke dader van de daden of een subject dat de vruchten van die daden ervaart. De mens die verlicht is ziet hoe de vijf onderdelen van de menselijke persoon in hem functioneren maar hij wordt er niet meer door bepaald. Hij is onthecht aan de strevingen in hem en is meester van zichzelf. De kern van zijn bestaan wordt niet meer gevormd door zijn passies maar door zijn ware zelf die het Achtvoudige Pad bewandelt.  

Rituelen

De monniken zijn voor hun voedsel afhankelijk van de bevolking. 's Ochtends vroeg lopen ze zwijgend met hun bedelnap door de straten. De gelovige die het eten schenkt, dankt de monnik dat hij het eten in ontvangst heeft willen nemen, omdat op deze wijze goede daden verricht kunnen worden.

Op de dag dat een Thaise jongen wordt toegelaten tot een monniksorde krijgt hij geschenken van zijn familie. Zo’n geschenkenpakket bevat bijna altijd een monnikspij, een bedelnap, etenspannetjes, een waaier, kussens, een scheermes voor baard- en hoofdhaar, zeep en tandpasta, een boekje met Boeddhistische teksten en kaarsen en wierook.

Soberheid is een belangrijk Zen-ideaal. Op veel plaatsen in de Japanse samenleving komt dit tot uiting, zoals bijv. in het bloemschikken (ikebana) en in de woninginrichting.

Een veel gebruikt voorwerp in het Vajrayana-Boeddhisme is de gebedsmolen. De ‘bus’ van de gebedsmolen bevat strookjes rijstpapier. Meestal is dit bedrukt met honderden malen hetzelfde gebed (mantra). Wanneer de pols regelmatig wordt bewogen, gaat de ‘bus’ draaien.  Iedere omwenteling van de molen versterkt het gebed.

De Tipitaka

De Boeddha heeft geen geschriften nagelaten. Alles wat wij van en over hem weten berust op mondelinge overleveringen, die pas eeuwen na zijn dood op schrift zijn gesteld. De Tipitaka, de drie manden of korven, is de naam van de Boeddhistische canon: deze bevat de Predikingen die door de Boeddha zijn gehouden. De Tipitaka bestaat uit de volgende drie delen:

Vinaya Pitaka
Deze verzameling bevat de winaya, d.i. de Discipline voor de Orde van Discipelen (de Sangha). Het woord vinaya betekent datgene wat het slechte verdrijft.

Soetta Pitaka
De verzameling van predikingen, bestaande uit:

1. Digha Nikaya - de verzameling lange predikingen
2. Maddjhima Nikaya - de verzameling middellange predikingen
3. Samyoetta Nikaya - predikingen die geordend zijn naar soort
4. Angoettara Nikaya - predikingen die geordend zijn naar getal
5. Khoeddaka Nikaya - verzameling van kleinere boekwerken:
a.   Khoeddaka Patha
b.   Dhammapada
c.   Oedana
d. Itiwoettaka
e.   Soettanipata
f.    Wimanawatthoe
g.   Petawatthoe
h.   Theragatha
i.    Theragatha
j.    Djataka
k.   Niddesa
l.    Patisambhidamagga
m. Apadana
n.   Boeddhawamsa
o.   Cariyapitaka

Abhidhamma Pitaka
De verzameling van analytische beschouwingen, waarin de psychologische en filosofische aspecten van de leer verklaard worden in overeenstemming met de werkelijkheid:

  Dhammasangani

  Wibhanga

  Dhatoekatha

  Poeggalapannatti

  Kathawatthoe

  Yamaka

  Patthana

De tipitaka is voor het eerst opgetekend (op palmbladeren - Aloe) in 101-77 voor de westerse jaartelling. De tipitaka en de commentaren zijn opgetekend in het Pali, de taal waarin de Boeddha sprak, maar ook in het Sanskriet, het Tibetaans en het Chinees. Belangrijke predikingen (soetta's) zijn: die van het `in beweging zetten van het wiel van de waarheid' (de eerste prediking), over de grondslagen van achtzaamheid (Satipatthanasoetta), de prediking over het geleidelijke pad tot verlichting ofwel `de goede tekenen in het leven' (Mangalasoetta), over `liefdevolle vriendelijkheid' (Mettasoetta), over `terugval' (Parabhawasoetta), over `wereldse vooruitgang' (Wyaggapaddjasoetta) en over `juiste omgang' (Sigalowadasoetta). Deze predikingen en andere kunt u in de reeks Boeddhayana Publikaties bestuderen.

Het Theravada-archief op het internet is een prachtige verzameling van documenten van de Tipitaka. Een studie waard!

Terug naar de inhoudsopgave

Kernbegrippen


Bardo            = de tussentoestand tussen de dood en de volgende geboorte
Boeddha       = ontwaakte
Bodhisattva  = verlicht wezen, iemand die streeft om de verlichting van alle wezens te realiseren, oa door het voorbeeld van mededogen
Bhikshu, Bhikshuni  = monnik / non; volldig ingewijde, behorend tot de sangha
Dukkha         = lijden, onbevredigdheid, pijn, frustratie
Kinhin           = loopmeditatie
Nirodha        = het niet meer gevangen zijn
Nirvana         = niet (meer) branden=de staat van verlichting
Samatha       =  kalmtemeditatie
Samsara        = kringloop van geboorte en wedergeboorte
Sangha          = gemeenschap van monniken, nonnen en leken volgelingen
Tanha            = verlangen, hunkering, begeerte
Tipitaka        = de nagelaten geschriften; drie ‘manden’
Vipassana     = inzichtmeditatie
Zen                = meditatie met concentratie op de adem

 

Literatuur

Boeken dicht bij de bron

P. Carus                                Het evangelie van Boeddha
T. Byrom                              De Dhammapada
J.A. Blok                               Woorden van Boeddha
Diverse bundels, zoals      Boeddhistische wijsheden; 365 Boeddhistische wijsheden.

Beschouwende boeken               

Han F. De Wit                      De verborgen bloei
                                               De lotus en de roos
Chögyam Trungpa             Shambhala, het pad van de krijger
                                               Spiritueel materialisme doorsnijden
                                               Het Tibetaans Dodenboek
Frits Koster                          Bevrijdend inzicht (verkrijgbaar met de CD 'Inzichtmeditatie')
S. Bercholtz/S.Kohn           De stroom ingaan
S. Chödzin Kohn                 De Boeddha - het verhaal van zijn leven
Trevor Ling                          Het Boeddhisme
F.W. Rawding                     Boeddha's leven
J. Terwiel                              Boeddhisme in de praktijk
0. Tendzin                            Boeddha in de palm van je hand
D.T. Suzuki                          Inleiding tot het Zen-Boeddhisme
R. Ritskes                             Zen en de kunst van het studeren

Verhalen

J.W. van de Wetering         De lege spiegel
Robert R. Pirsig                   Zen en de kunst van het motoronderhoud

Websites

Boeddhismepagina
Het Theravada-archief
Tibetaans boeddhisme
Zen-boeddhisme

De volgende documenten over het Boeddhisme zijn op deze site te vinden:

De Vier Edele Waarheden
Meditatie
Hartsutra
Boeddhistische kunst
Boeddhistische psychologie
Stromingen in het boeddhisme