Ken Wilber: The Spectrum of Consciousness

Wilber schreef het boek ‘The Spectrum of Consciousness’ op 23-jarige leeftijd in drie maanden tijd. In dit boek stelt hij dat de menselijke ontwikkeling verloopt langs bepaalde stadia die verder gaan dan de stadia die gewoonlijk door de westerse psychologen worden erkend. Alleen door met succes ieder ontwikkelingsstadium te doorlopen is het volgens hem mogelijk een gezond identiteitsbesef te ontwikkelen. Vervolgens kan een ruimere vorm van identiteit worden ervaren die het persoonlijke 'zelf' tegelijk omvat en overstijgt. Daarmee sloeg Wilber een brug tussen Freud en de Boeddha, die tot op dat moment van elkaar gescheiden leken door onverzoenlijke tegenstellingen. Wilber beschreef aldus een integrerend model van het menselijk ontwikkelingspotentieel. Hierin koppelt hij de 6 fasen of niveaus uit de Westerse ontwikkelingspsychologie aan een model van drie niveaus van spirituele ontwikkeling uit de Boeddhistische psychologie, zoals dat in navolging van Sri Aurobindo is ontwikkeld.
Wilber noemt hierbij de drie onderste niveaus, die mensen op kinderleeftijd doorlopen, de pre-persoonlijke niveaus; de middelste drie zijn de persoonlijkheidsniveaus en de bovenste drie de transpersoonlijke niveaus. De overgang van de ene naar de volgende fase verloopt via een scharnierpunt. Op elk scharnierpunt komen nieuwe ontplooiingsmogelijkheden binnen bereik, maar kunnen ook pathologieën ontwikkeld worden.

De negen scharnierpunten van de persoonlijkheidsontwikkeling

*   De pre-persoonlijke niveaus

De eerste fase vangt aan bij de geboorte van het kind. Bij die gebeurtenis ondervindt het kind een maximale lichamelijke stress (lichamelijk gebeurt er van alles, er moet bv. geademd worden, de omgeving is licht, koud en lawaaiig). Na de symbiose tijdens de baarmoederfase is het uitermate belangrijk voor het kind om weer in de veilige moederarmen te komen, haar stem te horen en de harteklop te voelen. In de loop van het eerste jaar maakt het kind een rouwproces door over het feit dat zijn eigen lichaam en dat van moeder twee verschillende grootheden zijn die los staan van elkaar. Dit roept in eerste instantie angst, woede en verdriet op. Tijdens dit proces leert het kind het onderscheid tussen het subject van zijn eigen lichaam en het objekt van moeders lichaam te maken.
Dit is het eerst scharnierpunt van de menselijke ontwikkeling: rouwen over de verloren gegane lichamelijke symbiose én de progressieve ontwikkeling van: dit is mijn lijf en dat is het lijf van moeder, en als ik roep of huil dan komt ze naar mij toe. Als dit proces niet goed doorlopen wordt ontstaat hieruit de mogelijke wortel van een latere psychose.

Het tweede scharnierpunt rond het tweede jaar behelst de bewustwording van het kind dat zijn gevoelens en emoties niet dezelfde zijn als die van de moeder. Dit roept net als bij het eerste scharnierpunt angst, woede en verdriet op. Hierna kan het kind onderscheiden maken tussen zijn eigen gevoel en dat van moeder. Als dat niet goed lukt ligt hier de kern voor een latere persoonlijkheidsstoornis. Een dergelijk probleem ontstaat als de omgeving voortdurend het gevoel van een kind afkeurt of ontkent, belachelijk maakt of bagatelliseert.

Op het derde scharnierpunt gaat het kind beseffen dat niet iedereen hetzelfde denkt als hijzelf: Het merkt dat niet iedereen hetzelfde denkt over “mijn papa is de grootste en sterkste man van de wereld”. Opnieuw: woede, angst, verdriet bij deze ontdekking. Daarna vindt integratie plaats op een hoger niveau: het kunnen onderscheiden dat niet iedereen hetzelfde denkt en dat dit OK is. Als dit niet gebeurt ontstaat hier de wortel van een neurose.
Tot zover de pre-persoonlijke niveaus.

*   De persoonlijkheidsniveaus

Het vierde scharnierpunt behelst de ontwikkeling van het bewustzijn van regels, rollen en normen. Ook dit roept weer heftige emoties op, waarna het kind leert zich verschillende rollen met bijbehorende regels en taken eigen te maken. Als het goed is zijn die aan ontwikkeling onderhevig en merkt het kind dat ook. Als twee jarige mag het niet aan lucifers komen, als 6 jarige wel als mamma erbij is om een kaars aan te steken en als 10 jarige weet het kind wat het alleen kan doen. Als deze fase niet goed wordt afgesloten ontstaan de problemen waar Eric Berne het over heeft: “games that people play” .

Het vijfde scharnierpunt gaat over de ontwikkeling van abstrakt denken in de pubertijd: de ontwikkeling van een eigen persoonlijkheid. Alles wordt ter discussie gesteld, elk dogma, elke regel, elke vorm. Hoe reageert de omgeving hierop? Met repressie, angst, ontzetting, of helpt de omgeving nieuwe regels te ontwikkelen en normen bij te stellen? Hieruit kan de ‘rijpe persoonlijkheid’ ontstaan, die in staat is vanuit een eigen referentiekader normen en waarden te ontwikkelen. Wie deze fase niet goed afsluit blijft hangen in dogma’s en onwrikbare meningen.

Het zesde scharnierpunt, het visioen-logische, behelst de kernvraag: “waartoe ben ik hier, wat is de zin van mijn leven, wat is hiervoor en wat is hierna?” Wordt op het vorige niveau vooral gebruikt gemaakt van het denken, op dit nieuwe niveau vindt integratie plaats van denken, voelen. De waarneming gebeurt vanuit alles wat de mens ter beschikking staat, dus ook de intuïtie. Wie hier niet goed doorkomt ziet alleen maar een gapend gat van zinloosheid.
Tot zover de persoonlijkheidsniveaus.

*   De transpersoonlijke niveaus

Het zevende scharnierpunt leidt tot het eerste van de transpersoonlijke niveaus. Een toegang hiertoe is de beoefening van meditatie wat kan leiden tot vormen van natuurmystiek. Hierin wordt een volledige eenheid met de natuur ervaren, die de lichaamsgrenzen overstijgt. Alle verworvenheden van de vorige fasen blijven beschikbaar, dus ook het denken. Tegelijkertijd wordt het bewustzijn steeds groter.

Op het achtste scharnierpunt opent zich de mogelijkheid door middel van een bewuste afstemming een eenheidsgevoel te ervaren, dat voorbij alle vormen gaat. Dit kan gebeuren via meditatie, een gezang, gebed of herhaling van een mantra. Mystici van alle tijden hebben dit ieder op hun eigen wijze beschreven.

Het negende niveau is dat van de meesters die verlichting hebben bereikt zoals Boeddha, Jezus, en huidige spirituele meesters. Mensen als Ph. Atwater zien dit als een bewustzijn, dat vergelijkbaar is met dat van mensen die een bijna dood ervaring (klasse IV) hebben gehad (zie Ph. Atwater: “Terugkeer naar het Leven” en “Naar het licht”).

Elk scharnierpunt kent ook op dit transpersoonlijke niveau z’n eigen problemen. Eén daarvan is de terugkeer uit de mystieke ervaring, die vaak gepaard gaat met gevoelens van een enorm verlies. Op het achtste scharnierpunt kan dat bijvoorbeeld leiden tot extreme vormen van wereldverzaking en ascese.

De interpretatie van de ontwikkelingsniveaus

Het is van belang op de juiste wijze te interpreteren op welk niveau een bepaald verschijnsel plaats vindt.
In het dagelijks leven is het heel goed om te beseffen op welk bewustzijnsniveau we zelf actief zijn: gevangen in een emotie (niveau 2) en op dat niveau blijven hangen; een bonkende gedachte hebben (3); aan een dogma (4) blijven hangen; of ons identificeren met ons heldere verstand en dat niet durven loslaten (5); open staan voor subtiele gevoelens en intuïtie (6); eenheid met de natuur (7). En vervolgens: wat is het niveau van mijn gesprekspartner? Hoe kan ik de ander op zijn niveau aanspreken opdat er een optimaal kontakt ontstaat? Als iemand heel geëmotioneerd is zullen we aan moeten sluiten op die emoties en er niet overheen moeten redeneren of met regels aan moeten komen. Wordt iemand rustiger dan kun je weer verder. Als iemand op niveau 2 zit is een gedachte in eerste instantie al te hoog gegrepen, laat staan een filosofische opmerking. Iemand op niveau 4 over transpersoonlijke zaken aanspreken werkt ook niet om die reden: we worden weer als zwever geboekstaafd. Je moet dus gaan aanvoelen of informatie uit die hogere niveaus komt of niet. Omgekeerd als iemand op die 'hogere' niveaus zit en je praat alleen over niveau 1 (materiële zaken en dingen) of vraagt naar zijn emoties dan zal hij zich niet gezien voelen in de dingen waar hij werkelijk belangstelling voor heeft op dat moment.

Het is overigens wel zaak om op een natuurlijke manier te blijven communiceren; wanneer je in gesprek met anderen steeds moet nadenken op welk bewustzijnsniveau jij en de ander zitten is de kans groot dat je onecht reageert! Bovendien is het risico aanwezig dat je al snel zelf denkt op een hoger bewustzijnsniveau te zitten dan de ander….

Enneagram

Er is een relatie te leggen tussen de negen bewustzijnsniveaus die Wilber onderscheidt en het enneagram. Het enneagram is een tweeduizend jaar oud systeem van persoonlijkheidstypering. Er zijn negen typen, gegroepeerd op een cirkel (ennea = negen, gram = symbool). Deze typen zijn verbonden met lijnen die de natuurlijke integratie en desintegratielijnen voorstellen. De typen zijn de Gever, de Succesvolle werker, de Kunstenaar, (d.w.z. de drie hart-types), de Waarnemer, de Loyalist en de Levensgenieter, zijnde de drie hoofd-types en de Leider, de Vredestichter en de Perfectionist (de drie buik-types). 

De door Wilber beschreven ontwikkelingsstadia geven een verheldering van de niveaus waarop de in het enneagram aangeduide typen kunnen functioneren. Bij elk type zijn er drie niveaus te onderscheiden: het onvrije (aan de passies gebonden) niveau, het 'gewone' niveau van de gemiddelde mens en het vrije niveau van de mens die zich ontworsteld heeft aan de passies die hem drijven. De parallel met de bewustzijnsniveaus van Wilber is dat de door hem aangegeven onderste drie niveaus de onvrije, voor de volwassen mens ongezonde niveaus aanduiden, de middelste drie zijn de gewone en de bovenste drie de vrije, c.q. gezonde niveaus van menselijk functioneren. 

Meer informatie:

Over het enneagram:

*   Lezing Helen Palmer, met achtergronden en theoretische verdieping

*   De negen typen nader toegelicht

*   Máxima en het enneagram


Naar een ander Ken Wilber - document: Zonder grenzen