Terugblik op Tsjernobil

Bron: Trouw, 26-04-2006

2006, zondagmiddag in Narodichi, op een paar kilometer van het verboden gebied rond de ontplofte kerncentrale. De grond rond het dorp is zwaar vervuild, toch wonen er nog steeds mensen.| © Copyright: Robert Knoth

De reacties in Nederland

"Het besef dat de ramp met de kernreactor in Tsjernobil, vandaag twintig jaar geleden, ook gevolgen had voor Nederland, drong destijds moeizaam door. „Niemand was voorbereid.”
Vier dagen na de explosie, 2000 kilometer verderop, sijpelde de eerste bevestiging pas door: het is goed mis en wolken radioactieve straling bedreigen West-Europa. Terwijl het sovjetregime die middag nog steeds doet of zijn neus bloedt, deelt toenmalig milieuminister Pieter Winsemius op Koninginnedag lintjes uit. Maar in het kabinet én in de samenleving neemt de onrust toe.

Op die bewuste Koninginnedag in 1986 krijgt Marius Enthoven, destijds hoofdinspecteur milieuhygiëne op Winsemius’ departement, als coördinator carte blanche. De minister zelf moest veel het land in, op campagne voor Tweede-Kamerverkiezingen. „Niemand was voorbereid. We hadden gewoonweg geen rekening gehouden met een dergelijk scenario”, zegt Enthoven.

Een rampenplan was er niet. Goed, er lag iets voor Borssele, maar dat hield rekening met een straal van hooguit tien kilometer rond de centrale. „Daar woonden enkele duizenden mensen. Het plan ging over evacuatie en ’wat te doen met de koeien’. Maar dit was van een andere orde. In Zweden was al sterk verhoogde radioactiviteit gemeten, maar de bevolking hier wist niet wat ze moest doen. Dat was wel griezelig. Het zorgde voor onrust.”

Ministers als Winsemius bluften zich letterlijk door persconferenties heen, waarschijnlijk gered door een even groot kennisgat aan de kant van de journalistiek.

Er werd een zaal ingericht, met tweehonderd telefonisten. Maar wat vertel je de bevolking? Het was volgens Enthoven een voortdurende balanceeract, die soms verkeerd uitpakte. „Zo was op 4 mei het eerste advies: was uw groenten goed. Een dag later bleek dat het radioactieve jodium helemaal niet afwasbaar was.”

„Maar niemand wist toen dat bijvoorbeeld spinazie behoorlijk hoge doses opnam. En ook niet hoeveel consumptie nu eigenlijk schadelijk was.” Dat betekende dat er telkens opnieuw normen moesten worden opgesteld: over de bovengrens van neerslag, het opstallen van koeien of de consumptie van groenten.

De afhandeling van de ramp was voor een flink deel ’meer geluk dan wijsheid’. Omdat werkelijk levensgevaarlijke blootstelling uitbleef, allereerst. „ Er was een ongeluk in een reactortype dat we niet kenden, veroorzaakt door een bewust experiment waarbij juist alle veiligheidswaarborgen waren uitgeschakeld. Hoe kun je je daar nu 2000 kilometer verder op voorbereiden?”

Tsjernobil is ook in Nederland ijkpunt geweest voor grootschalige crisisbeheersing. Het heeft, zo stelt de nu gepensioneerde Enthoven, Nederland één van de beste Europese plannen voor kernongevallenbestrijding opgeleverd. „Maar de belangrijkste les is dat je zorgt voor goede voorlichting. En geloofwaardig blijven, te allen tijde.” "

De gevolgen van de ramp met de kerncentrale

De mens heeft zich uit het gebied rondom Tsjernobil teruggetrokken. Dat heeft de natuur goed gedaan. Elanden, wolven en otters komen in groten getale voor in het afgesloten gebied rond Tsjernobil. (Foto: Reuters; bron: Trouw)

"De ramp met de kerncentrale in Tsjernobil is nooit goed onderzocht. Woensdag is het precies twintig jaar geleden dat de centrale ontplofte. Door gebrek aan echte cijfers kan elke groep naar believen het uiteindelijke dodental overdrijven dan wel bagatelliseren.
Officieel heeft het ongeluk met de kerncentrale in Tsjernobil aan 64 mensen het leven gekost. Twee personen kwamen tijdens de explosie om, 28 operatoren en reddingswerkers overleden binnen een halfjaar aan de hoge stralingsdosis en 19 mensen uit deze groep overleden naderhand. Van de vierduizend kinderen die schildklierkanker kregen door besmetting met radioactief jodium uit de centrale, overleefden er 15 hun ziekte niet. Daarnaast zijn er volgens ooggetuigen tientallen arbeiders omgekomen bij ongelukken tijdens de bouw van de sarcofaag waarin de centrale is gehuld, maar deze laatste aantallen komen niet voor in de officiële statistieken.

Al deze sterfgevallen spelen geen rol in de discussie over de erfenis van Tsjernobil. De controverse richt zich op de ’onzichtbare’ slachtoffers. Op de mensen die door de radioactieve besmetting kanker hebben gekregen of nog zullen krijgen. Hun dood zal nooit direct te relateren zijn aan het ongeluk. We zullen het moeten doen met schattingen en die lopen, zacht uitgedrukt, nogal uiteen.

In het jaar van het ongeluk hielden de sovjet-autoriteiten vast aan de eerder genoemde 30 doden (2 plus 28) terwijl de (westerse) milieubewegingen hun schattingen lieten oplopen tot enkele miljoenen. Daar is niet echt verandering in gekomen. In september 2005 bracht het ’Tsjernobil-forum’, een samenwerkingsverband onder de vlag van de Verenigde Naties, een rapport uit waarin het aantal extra doden door kanker ten gevolge van Tsjernobil op 4.000 werd geschat. De Groenen in het Europees Parlement meldden vorige week dat hun studie op 18.000 tot 66.000 doden uitkwam. Volgens Greenpeace zouden het er zelfs 200.000 worden –waarvan 107.000 niet-kankergerelateerde doden.

De Wereldgezondheidsorganisatie, die ook in dat Tsjernobil forum zat, corrigeerde vorige week de schatting van 4.000. Dat cijfer was in de samenvatting voor de pers terechtgekomen maar betrof alleen de slachtoffers van directe straling. Volgens het rapport zelf kwamen daar nog 5.000 doden bij: mensen uit de nabije omgeving van de centrale (het noorden van Oekraïne en het zuiden van Wit-Rusland) die radioactief besmet voedsel of drinkwater hebben binnengekregen.

Een blamerende fout van de VN-organisaties, maar ook na correctie blijven er gigantische verschillen tussen de schattingen over. Die verschillen hebben een relatief eenvoudige verklaring. Het forum beperkt zich tot de 7,4 miljoen mensen in het ergste rampgebied. De meesten van hen kregen een stralingsdosis die vergelijkbaar is met de jaarlijkse natuurlijke dosis in sommige delen van de wereld. Het is volgens het forum niet zinnig om ook naar bevolkingsgroepen te kijken met nog lagere doses.

Daar denken de Europese Groenen en Greenpeace dus anders over. Zij hebben alle 570 miljoen Europeanen in hun analyses betrokken en komen zo tot veel hogere schattingen. „Dat krijg je ervan”, schreven commentatoren vorige week in het wetenschappelijk tijdschrift Nature. „Omdat ’Tsjernobil’ nooit goed is onderzocht, hoeft geen enkele schatting rekening te houden met harde bewijzen en kan elke groep de gevolgen overdrijven dan wel bagatelliseren.”

Bijna alle kennis over de risico’s van radioactiviteit is gebaseerd op de studies onder de slachtoffers van Hiroshima en Nagasaki. Dat waren, in termen van onderzoek, overzichtelijke rampen: een hoge, homogene stralingsdosis voor iedereen. Toch verrasten die rampen de wetenschap regelmatig. In 1965, twintig jaar na dato, werden onderzoekers geconfronteerd met een onverwachte stijging van gevallen van schildklierkanker en leukemie. Tien jaar later kwamen andere kankers ineens opzetten. Sommige kankers beleefden meerdere ’topperiodes’. En sinds 1990 stegen de grafieken van andere ziektes zoals hartklachten.

Nog steeds weten onderzoekers niet goed hoe ze de Japanse gegevens moeten vertalen naar lage en zeer lage stralingsdoses. Is die relatie lineair –dat wil zeggen, een tienmaal zo hoge dosis geeft een tienmaal zo hoge kans op kanker– of zijn lage doses naar verhouding gevaarlijker of juist minder gevaarlijk? Als de relatie lineair is en als het cijfer van de Verenigde Naties klopt dat het ongeluk een totale stralingsdosis van 600.000 mens-Sievert heeft afgegeven, dan zal Tsjernobil uiteindelijk aan 24.000 mensen het leven kosten.

Maar ja, zo eenvoudig ligt het in elk geval niet. Er is naar schatting 600 ton radioactief materiaal bij het ongeval vrijgekomen: uranium en afvalproducten zoals jodium en cesium. De hoeveelheid radioactiviteit was ongeveer 200 keer zo groot als in Hiroshima en Nagasaki. Maar het is onduidelijk hoeveel daarvan in de voedselketen is terechtgekomen.

Tsjernobil heeft ook levens veranderd. Mensen zijn gedwongen te verhuizen, hebben hun middelen van bestaan verloren, zijn van ellende gaan roken en drinken en hebben in grote onzekerheid moeten leven. Wat moet je als burger denken van een overheid die een 30 kilometer zone rond de sarcofaag tot absoluut verboden gebied verklaart, maar het leven op één meter buiten die zone volkomen veilig acht? Ook dat soort zaken eisen hun tol en die zit niet in die kille dosis-effect-relaties verwerkt.

We weten het niet en we zullen het nooit weten, concluderen de commentatoren in Nature dan ook. Eén op de vier Europeanen overlijdt aan kanker. Dat zijn er miljoenen per jaar. Tienduizend, of zelfs honderdduizend slachtoffers van Tsjernobil, uitgesmeerd over enkele decennia, vind je niet meer terug in de overlijdensstatistieken.

Zolang die onzekerheid blijft bestaan, zal de nucleaire industrie zijn belast met de erfenis van Tsjernobil. En dat heeft ze aan zichzelf te wijten, schrijft Nature. In 2005 had het fonds voor stralingsonderzoek 40 miljoen dollar te besteden. Europa en de VS hebben een miljard dollar beschikbaar gesteld om de sarcofaag veilig te maken. Een allesomvattend onderzoek naar de gevolgen van Tsjernobil zou de nucleaire industrie een fractie van haar jaarlijkse budget kosten. Zolang ze dat onderzoek niet financieren, moeten ze niet verbaasd zijn dat het publiek wantrouwig ten opzichte van kernenergie blijft."