Gestalt

Dr. Frederick (Fritz) Perls

Ik doe wat ik moet doen en jij doet wat jij moet doen,
Ik ben niet in de wereld om aan jouw verwachtingen te voldoen
en jij bent niet op de wereld voor de mijne.
Jij bent jij en ik ben ik
En als we elkaar bij toeval ontmoeten is dat goed
En als dat niet gebeurt ... dan is er niets aan te doen.

(Het Gestalt-gebed, Fritz Perls)

Gestalt

Gestalt is een Duits woord waar geen exacte Nederlandse vertaling voor is; het betekent ongeveer het vormen van een georganiseerd, betekenisvol geheel. Perls ziet veel persoonlijkheden waar het 'geheel' aan ontbreekt, alsof ze versplinterd zijn. Hij stelt dat mensen vaak maar van een gedeelte van zichzelf bewust zijn, in plaats van het geheel. Bijvoorbeeld: een vrouw weet misschien niet, of wil het niet erkennen, dat ze vaak als haar moeder handelt; een man weet misschien niet, of wil het niet erkennen, dat hij soms als een baby wil huilen. De bedoeling van gestalttherapie is om de persoon te helpen een 'geheel' te worden om de persoon bewust te maken, te doen toegeven, bijeen te brengen en alle delen tot één geheel te verenigen. Integratie helpt iemand bij dit proces van afhanke­lijkheid naar zelfstandigheid; bijv. van een autoritair persoon zonder innerlijke zekerheid tot een echte persoonlijkheid. In het kort betekent het hebben van innerlijke zekerheid: het kunnen staan op eigen benen. Hij is niet langer gedwongen op zekerheden van buitenaf te steunen, op zijn echtgenote, academische titel, functie, bankrekening etc. om hem overeind te houden. In de plaats daarvan ontdekt hij, dat hij de capaciteiten die hij nodig heeft, al in zich heeft en dat hij daarop rekenen kan.

De psychiater van de vuilnisbak…

Fritz Perls in Berlijn, 1923

De gestaltpsychologie heeft vele vaders en peetooms en is bovendien gedeeltelijk terug te vinden in allerlei concepten, maar als het erop aankomt is er maar één echte verwekker: dr. Frederick (Fritz) Perls. Deze Duitse, in Berlijn (1893) gebo­ren en in Vancouver (1970) gestorven psy­chiater, was de grondlegger van de ge­stalttherapie. Hij schreef samen met  Hefferline en Goodman het standaardwerk ‘Gestalt Therapy, Excitement and Growth in the Human Personality’. De therapie is een medisch­psychologisch‑sociale begeleidingstech­niek op basis van de psychologie, verrijkt met allerlei inzichten uit de psychoanalyse van Freud en anderen. Sinds 1970 heeft de gestalttherapie ook in Nederland opgang gemaakt.

 

 Perls vluchtte na de machtsgreep van Hitler uit nazi‑Duitsland en trok via Amsterdam en Johannesburg naar New York. Daar richtte hij het Instituut voor ‘Gestalt Therapy’ op. Er kwamen soortgelijke instellingen in Los Angeles, Cleveland, San Francisco en Big Sur (het be­roemde Esalen Institute). Tenslotte richtte Perls in Vancouver het Gestalt Institute of Canada op. Perls was een echte nabloeier. Zijn eerste belangrijke boek ‘Ego, hunger and agression’ schreef hij pas in 1947. Perls was een intuïtieve, geniale en controversiële persoon. De ‘Guru of Gestalt’ werd vergeleken met een engel en een duivel.

 Fritz Perls in het uniform van het Zuidafrikaanse leger, 1944

Fritz Perls in New York City, 1955

Hij was sarcastisch, arrogant, en be­schreef zichzelf eens in de volgende ter­men: ‘... een onbekende lagere midden­stands jodenjongen, die een middelmatig psychoanalyst werd en uitgroeide tot de waarschijnlijke schepper van een nieuwe behandelmethode en de exponent van een levensvatbare filosofie die iets voor de mens zou kunnen doen.’

 

Het eerste bezoek aan het Esalen instituut, 1964

Perls was grof, sensueel, egocentrisch en eerlijk. Zijn wetenschappelijke faam was fantastisch, maar zijn leven leek op dat van een charlatan. Er zijn twee biografieën van hem verschenen: Het eerste boek was van hemzelf en heet ‘In en uit de vuilnisbak’. De vuilnisbak is daarin zowel de psychiatrie als de hele wereld. Het boek is chaotisch, poëtisch en briljant. Hij noemde zichzelf een bombastische patser, maar niet ijdeler dan wie ook.

Enkele citaten van Friz Perls

Over het kind:
Je leert lopen en niet gedragen worden,
je speelt met klanken,
dan leer je met woorden communiceren,
woorden drukken uit wat in je leeft.

Over de puber:
Jij plundert de koelkast als je honger hebt,
Jij kiest je vrienden als de liefde verdwijnt,
Jij verdient je brood,
vormt je eigen ideeënen
neemt je plaats in tussen je gelijken.

Over de gezonde volwassene:
Nu ben je groot
en jij reageert op het bestaan
je bent geen last voor anderen
en geen neuroot die eist
dat hij van buitenaf geholpen wordt.

Over de neuroticus:
Ik noem iedereen neurotisch
die wat hij heeft gebruikt om
anderen te manipuleren
in plaats van zelf groot te worden....’

 

‘Last Fritz’:
Perls met zijn ‘little Fritz’-pop tijdens zijn laatste workshop in Massachusetts, februari 1970

Gestaltpsychologie en gestalttherapie

De basis van de gestalttherapie is naast de Freudiaanse psychologie de gestaltpsychologie. Het woord 'Gestalt' (onvertaalbaar) betekent: aanschouwelijke, in de waarneming gegeven eenheid. De gestaltpsychologie is als waarnemingsleer begonnen. Haar werkterrein is gaandeweg steeds uitgebreider geworden en strekt zich ook uit tot de psychotherapie. Volgens de gestaltpsychologie is de waarneming het resultaat van de werking van een aantal principes (wetten, krachten) in het 'waarnemingsveld', we kunnen ook zeggen: in de waarnemingssituatie. Met andere woorden: de benadering van de gestaltpsychologie is situationeel en niet genetisch; het actuele gebeuren in het hier-en-nu en niet het verleden  of  de ontstaansgeschiedenis staat bij haar centraal. De gestaltpsychologie gaat er van uit dat het geheel meer is dan de som van de delen, en dat het geheel er eerder is dan de delen. Oorspronkelijk werden deze stellingen toegepast op het waarnemen. In de gestalttherapie  worden de concepten van de Gestaltpsychologie toegepast op emoties, gedachteprocessen, motiveringen enz. binnen onze psyche. Gestaltvorming heeft voortdurend, ononderbroken plaats in ons psychisch leven. Gestalten zijn dan de het meest aan de oppervlakte liggende complexen van gedachten, sensorische waarnemingen, emoties enz., waar we hier en nu mee bezig zijn. Aangezien onze interesse en aandacht voortdurend wisselen bestaat ons denken uit een constant formeren en vernietigen van telkens weer andere perceptuele motorische Gestalten. De ene Gestalt verdwijnt en de andere wordt opgebouwd. Aldus is er een Gestalthiërarchie: één Gestalt is op dit moment de belangrijkste (de meest ontwikkelde) tot hij door een andere verdrongen en zelf vernietigd wordt.

De ‘vinder’ van de gestalttherapie, Fritz Perls (1893-1970)

Fritz Perls is volgens zijn zeggen niet de grondlegger van de gestalttherapie (‘Gestalt is zo oud als de wereld zelf’), maar wel de vinder of her-vinder ervan.

Na zijn medische opleiding voelde Perls zich aangetrokken tot de psychoanalyse; hij onderging de opleiding tot analyticus en kreeg supervisie van bekende pioniers, waaronder Wilhelm Reich. Zijn studie en vroege beroepservaringen brachten hem in contact met Kurt Goldstein en met de opvattingen van de gestaltpsychologie en het existentialisme. Andere invloeden die hem hebben gevormd zijn ervaringen  met de onmenselijke omstandigheden van de eerste wereldoorlog, afwijzing van andere psychoanalytici omdat hij de libido-theorie aanviel, zijn emigratie uit Nazi-Duitsland naar Zuid-Afrika, zijn behoefte aldaar om als legerpsychiater efficiëntere behandelingsmethoden te ontwikkelen en door bijdragen van zijn vrouw Laura. De combinatie van persoonlijkheidskenmerken van Perls kom je bij andere mensen nauwelijks tegen: slim, ijdel, rokkenjager tot op hoge leeftijd, theatraal, recht door zee, poseur, charmeur, en op sommige ogenblikken behoorlijk paranoïde. Een recensent (K.A. Soudijn): "Je moet eigenlijk een Fritz Perls zijn om een goed gestalttherapeut te worden.”

Grondbeginselen

Gestalttherapie bestaat niet uit theoretiseren maar betekent praktisch bezig zijn, voornamelijk met het helpen van mensen op weg naar emotionele volwassenheid. Het gaat niet om be­schouwingen, maar om persoonlijke groei. Daarom is er betrekkelijk weinig geschreven over theoretische grondslagen. De belangrijkste be­ginselen, waarmee men in de therapie werkt of die er de directe ach­tergrond van vormen, zijn hier weergegeven.

1. Organische zelfregulatie

Elk organisme streeft naar het handhaven van evenwicht tussen de actuele behoeften en de bevrediging daarvan. Het bereikte evenwicht wordt steeds weer verstoord door tekort dat voortdurend ontstaat en de behoefte aan het tekort te voldoen. Het evenwicht wordt herkregen door de bevre­diging of uitschakeling van de behoeften. Een voorbeeld. De mens heeft een zekere hoeveelheid vocht nodig om goed te kunnen functioneren; door zweten, urineren e.d. verliezen we vocht (verstoring van het evenwicht). Gevolg: we krijgen dorst. We zoeken dan een manier om onze waterhuishouding weer op peil te brengen. Als dit lukt is de Gestalt gesloten. Met het begrip organische zelfregulering doelt de gestalttherapie op dit complexe proces van het bereiken, verliezen en herwinnen van de biologische ba­lans. Het betekent dat organismen hun best zullen doen zich zelf te reguleren, gegeven hun eigen capaciteiten en de hulpbronnen in de om­geving. Elk organisme heeft een ondersteunende omgeving nodig om in ruil daarvoor es­sentiële zelfstandigheden te krijgen. Wij hebben de fysieke omgeving nodig in ruil voor zuurstof, voedsel, enz.Wij hebben de sociale omgeving nodig om daarvoor in ruil vriendschap, liefde, boosheid te krijgen. Het organisme werkt altijd als één geheel; we zijn geen optelsom van onderdelen, maar een  coördinatie van de fysisch‑psychische eenheid die bestaat uit de verschillende stukjes die het organisme draaiende houden. Nu komen we tot de definitie van gezondheid: gezondheid is een passend evenwicht van de coördinatie van alles wat we zij. Elke onevenwichtigheid wordt ervaren als een noodzaak om deze onbalans te corrigeren; dit laatste noemt men ook wel 'creatieve aanpassing'. Organische zelfregulering is het proces waardoor het or­ganisme binnen zijn veld creatieve aanpassingen maakt. Hiervoor is steun van de omgeving nodig.

Als je dorst hebt of naar liefde verlangt bevindt je je in een situatie die niet "af" is; er is een  niet‑voltooide Gestalt. Als we ons in een dergelijke onevenwichtige toestand bevinden zal ons organisme, zonder dat we ons bewust in een bepaalde richting sturen, zelf het evenwicht trachten te herstellen, m.b.v. eigen capaciteiten en hulpbronnen van de omge­ving. Je gaat op zoek naar drinken of liefde nog voor je het bewust bent.

Je organisme stelt steeds prioriteiten in de behoeften die bevredigd moeten worden. De meest dringende behoefte komt naar voren en je realiseert je dat deze voorrang boven elke andere activiteit heeft. Als er hier plotseling brand ontstond, dan was die brand belangrijker dan het lezen van dit verhaal. Als je voor het vuur op de loop gaat en rent en rent, zul je plotseling buiten adem zijn en is je behoefte aan zuurstof belangrijker dan de brand. Je blijft staan en haalt diep adem, want dat is op dat moment het allerbelang­rijkste.

Essentieel is nu dat we ons organisme niet 'extern' moeten gaan regu­leren. m.a.w. bewust gaan controleren. Het organisme is zelfregulerend: het heeft de moederschoot verlaten om voor zichzelf te zorgen, zonder bemoeienis van buiten­af. We kunnen vertrouwen op de wijsheid van het organisme.

Het tegengestelde van die wijsheid is de neiging tot zelfcontrole of de controle van de omgeving; daardoor wordt de subtiele organische zelfcontrole gemanipuleerd en functioneert het niet meer authentiek.

2. Egogrens

De grens tussen een organisme en zijn omgeving wordt min of meer door ons er­varen als hetgeen binnen de huid is en hetgeen buiten de huid is, al­dus Perls. De egogrens is de differentiatie tussen het zelf en het andere. Identificatie en vervreemding zijn twee componenten van de egogrens. Datgene waarmee je je identificeert ervaar je als ‘eigen’, als tot je­zelf behorend. Zo kunnen we ons identificeren met ons beroep, met onze familie, ons gezin. Binnen de egobegrenzing is over het algemeen samenhang, liefde, samenwerking,  veiligheid, vertrouwdheid, eenheid. Maar over de grens is de vreemdeling, de vijand. Buiten de egogrens is wantrouwen, niet vertrouwd zijn. Er treedt altijd polariteit op, en binnen de grenzen hebben we het ge­voel van vertrouwdheid, van juistheid. Buiten is alles vreemd en on­juist. Binnen is het goed, buiten is het slecht. De eigen God is de juiste God. De andere  God is de vreemde God. Mijn politieke overtui­ging is heilig, is de mijne; de andere politieke overtuigingen zijn slecht, deugen niet.

In de pathologie gebeurt nu het volgende. Wanneer sommige van onze ge­dachten en gevoelens onaanvaardbaar voor ons zijn, willen we ze ontdek­ken en buiten onze egogrens plaatsen. Bijvoorbeeld de gedachte ‘ik wil jou doden’ flitst door je heen. We zeggen dan:  ‘Nee, dat wil ik niet, dat is een dwanggedachte’. Op deze manier blijven we intact door iets van onszelf (namelijk die gedachteflits) als vreemd te beschouwen. Beter zou het zijn om jezelf toe te staan volledig jezelf te zijn en die opkomende gedachteflits te zien en te accepteren dat die er is. Dit toestaan kan leiden tot integratie van datgene wat eerst als vreemd werd ervaren. Zo kun je je afvragen in de context van welke Gestalt die gedachte in je opkwam.

(NB: Dit proces van gevoelens en gedachten ‘plaatsen’ wordt bij de techniek van het  focussen verder uitgewerkt. Voor de duidelijkheid: deze techniek werd niet als zodanig door Perls toegepast.)

3. Top‑dog en Under‑dog

Bij de organische zelfregulatie kwam reeds de externe controle ter sprake: het bewust willen reguleren van het organisme door de ‘mind’. De controle op ons organisme noemen we het geweten, bij Freud: het Über-ich, het super­ego. Volgens Perls is Freud niet verder dan halverwege gekomen: hij heeft het nooit over het tegendeel van het superego gehad. Perls noemt het superego de "topdog" en zijn tegendeel de "underdog". De topdog is meestal rechtvaardig en autoritair; hij denkt het het beste te weten. Soms heeft hij gelijk, maar hij is altijd rechtvaardig. De underdog manipuleert door in de verdediging te gaan, verontschuldi­gend, flikflooiend, het huilende kind te spelen, enz. De underdog heeft geen macht. "Ik kan er niets aan doen dat het mislukte, ik deed mijn best'. De persoon is versplinterd in controleur en gecontroleerde. "Zodra we de structuur van ons gedrag herkennen, hetgeen in het geval van zelfverbetering de breuk is tussen de topdog en underdog en als we, door te luisteren, begrijpen hoe we een verzoening tot stand kunnen brengen tussen deze twee vechtende clowns, dan realiseren we ons dat we niet opzettelijk veranderingen tot stand kunnen brengen in onszelf of in anderen. Dit is een zeer beslissend punt: vele mensen wijden er hun hele leven aan om liever te worden zoals zij moeten zijn dan ge­woon zichzelf te zijn(...) Dit is weer de vloek van het ideaal. De vloek dat je niet zult zijn wat je bent.'

4. Het bewustzijn in het ‘hier-en-nu’

‘Er bestaat niets behalve het hier en nu. Of je je iets herinnert of op de dingen vooruitloopt, je doet dat nu, op dit moment. Het verleden is weg. De toekomst is er nog niet. Nu impliceert het evenwicht van het hier zijn, is ervaring, betrokkenheid, fenomeen, bewustzijn. We hebben twee niveaus van bestaan: het niveau van de realiteit en het niveau van de ‘maya’. Realiteit is bewustzijn van optredende er­varing, feitelijke aanraking, zien, bewegen, doen. Het betreft het contact met onze gevoelens, onze zintuigen.

Maya betekent illusie, fantasie; het is een soort droom, een soort trance. Deze fantasieactiviteit is op de toekomst gericht; we zijn voor de toekomst aan het repeteren, aan het herhalen. (Bijv.: ‘Wat zal ik moeten doen?’, als mij gevraagd wordt voor een groep te verschijnen). Angst is het spanningsveld van het nu naar het dan. Het bewustzijn strekt zich uit tot drie zones: bewustzijn van het zelf, bewustzijn van de wereld en bewustzijn van wat daar tussen ligt. De tussenliggende zone is de zone van fantasie die iemand er van weerhoudt met zich­zelf of met de wereld in aanraking te komen. Deze tussenliggende zone, het grote gebied van maya eist zoveel van onze opwinding. energie en levenskracht, dat er weinig contact met de realiteit overblijft. Het doel van de therapie, het groeidoel, is om steeds meer in contact met jezelf en de wereld te komen, in plaats van alleen contact te heb­ben met je fantasieën, vooroordelen, angsten, enz.

Hoe kunnen we dit contact met de wereld en jezelf tot stand brengen? Hiervoor is uiterste discipline nodig. Het gaat er om de woor­den nu en hoe te begrijpen en om alles wat niet met deze twee woorden heeft te maken opzij te zetten. In gestalttherapie wordt de techniek van het tot stand brengen van een onafge­broken bewustzijn toegepast. Het gaat er om dat je je van minuut tot minuut bewust bent van wat er in jezelf en de wereld gaande is. Dit constante bewustzijn wordt vereist opdat het organisme kan werken aan het gezonde gestaltprincipe, namelijk dat de belangrijkste onafgemaakte situaties, die dus met prioriteit aandacht nodig hebben, altijd boven zullen komen zodat je er iets mee kunt doen. De techniek van het 'voortdurend bewustzijn' is niet eenvoudig: zodra het bewustzijn onaangenaam wordt willen de meeste mensen het onder­breken. "Dan gaan ze plotseling intellectueel doen, bijzondere lul­koek weggeven, de vlucht in het verleden, de vlucht in verwachtingen, goede intenties.  Als je je onbehaaglijk begint te voelen, neem je je aandacht weg. De therapie, het ontwikkelingsmiddel, is er dan op gericht om aandacht en bewustzijn te integreren. Aandacht is een opzettelijke manier om naar de op de voorgrond opduikende situatie te luisteren, hetgeen in dit geval iets onaangenaams is. "Als therapeut moet ik dus als katalysator werken van beide manieren: ik moet voor situaties zorgen waarin iemand dit vastgelopen zijn kan ervaren en ik ga verder met het frustreren van zijn vermijdingen tot hij bereid is zijn eigen hulpbronnen aan te spreken".

5. Emotionele groei

Het doel van de gestalttherapie is emotioneel volwassen te worden, zodat je uitgroeit boven de hulp van anderen om zelfstandig te worden. De essentie is dat de belemmeringen worden weggenomen die onze groei, ons volwassen worden, in de weg staan. Hier stuiten we op de groeiversto­ring, de neurose. Neurotici, en in mindere mate alle mensen,  hebben leemten in hun bestaan. Ze missen iets, er is iets nooit tot ontwikkeling gebracht, waardoor ze niet in alle situaties voldoende voor zichzelf kunnen zorgen. Door middel van therapie kan men trachten de neuroticus tot bewustzijn te brengen van de niet afgemaakte situaties (Gestalten) in zijn psy­chisch functioneren. Hij wordt dan in de gelegenheid gesteld deze situaties alsnog voor zichzelf "af te ronden", zodat ze hem niet meer achter­volgen.

Perls onderscheidt een aantal lagen in ons psychisch functioneren. Door middel van de gestalttherapie wordt getracht uiteindelijk de laatste laag te bereiken.

‑De cliché‑laag is onze buitenkant. Het betreft het gebied van de sociale codes en rituelen, het is het beleefdheidsniveau. Bijv. iemand een hand geven bij de begroeting, of ‘goedemorgen’ zeggen. We proberen aan de idealen van de topdog te voldoen en de underdog tracht zich in deze laag zwakjes te verdedigen.

- De synthetische laag is de laag, waarin we spelletjes spelen, rollen vervullen, proberen te zijn wat we niet echt zijn, maar wat we geacht wor­den te zijn. We proberen ons op een bepaalde manier voor te doen om succes te hebben. We doen alsof we beter, sterker, slimmer, onderdaniger, beleefder zijn dan we werkelijk zijn.

‑De fobische laag is de laag die we bereiken als we onder de eerste twee lagen ko­men. Als we het onechte van ons streven, ons constant gevecht tussen topdog en underdog gaan realiseren, dan treedt er angst op, pijn, wanhoop. De fobie bestaat er uit dat we bang zijn voor het lijden; we proberen het lijden te vermijden. We blijven liever onvolwassen dan dat we leren dat pijn, wreedheid, angst te accepteren als onvervreemdbaar bij het leven horend. Dat is er volgens Perls de oorzaak van dat zelftherapie niet erg succesvol is: we blijven de pijn vermijden en gaan daardoor niet door de pijn heen, iets dat noodzakelijk is om te groeien.

- De impasse. De fobische laag loopt uit op de impasse; dit is de laag waarin we vastgelopen zijn. De neuroticus probeert dan anderen voor hem te laten zorgen. In de therapie probeert hij de therapeut een oplossing te laten geven voor zijn problemen. Dit wordt geweigerd: je moet zelf verder.

‑ Achter de impasse ligt de implosieve laag. Daarin ben je alle zekerheid van de eerste lagen kwijt, maar ben je nog niet toe aan de steun die ‘werkelijk voor jezelf kunnen zorgen’ je kan geven. In deze laag doet zich de angst voor de dood voor. Er is een verlammend gevoel, we verkrampen en verstijven onszelf, we imploderen. Het geeft het gevoel dat er iets wil doorbreken, maar je wilt dit tegenhouden. We houden onszelf in en controleren onszelf. Wanneer we echt contact hebben met het dode van de implosieve laag wordt de spong naar de volgende laag gemaakt.

‑ In de explosieve laag komt de ingehouden energie tot een uitbarsting. Er is sprake van een catharsis, een innerlijke reiniging, omdat de blokkades worden doorbroken. De explosies kunnen de vorm van vreugde, verdriet, orgasme en woede aannemen. De kracht der explosie hangt af van de hoeveelheid ener­gie die in de implosieve laag was geïnvesteerd, want voor het verdrin­gen van Gestalten is veel energie nodig. Alle spierspanningen voort­durend onderhouden kost veel energie en als die spierspanning opeens niet meer hoeft komt er zeer veel energie vrij.

6. Schuldgevoelens transformeren

Het verleden is nog steeds aanwezig in onafgemaakte situaties. Wrok is de onafgemaakte situatie bij uitstek. Als je je schuldig voelt is het van belang om na te gaan waar je precies boos over bent. In de gestalttherapie wordt schuld gezien als geprojecteerde wrok.

Je kunt je boosheid dan niet tot uitdrukking brengen waardoor je de wereld niet kan veranderen zoals je zou willen; evenmin kun je loslaten en vergeten wat je hindert. Gevolg is dat je in een impasse verkeert. Ressentimenten, gevoelens van haat en boosheid, behoren tot de ergste onafgemaakte situaties. Ressentiment is het meest belangrijke kenmerkt van een impasse. Een niet tot uitdrukking gebracht gevoel van ressentiment wordt vaak ervaren of veranderd in gevoelens van schuld. Als je je schuldig voelt, probeer er dan achter te komen waardoor je boos bent en breng dit tot uitdrukking en stel duidelijk je eisen. Dat kan opluchten.

Een oefening. Neem je een persoon voor die je iets kwalijk neemt. Zeg duidelijk, met de gevoelens die in je zijn: ‘Clara, ik neem je kwalijk dat ….’. Leg er je wrok en boosheid in, zodat je tot expressie van je gevoelens komt. Ga dan terug in jezelf en herinner je exact wat het ressentiment is dat je tegen die persoon hebt. Streep het woord ressentiment door en zeg waardering. Heb waardering voor wat eerst je boosheid opriep. Zeg deze persoon vervolgens wat je nog meer in hem of haar waardeert. Probeer weer het gevoel te krijgen dat je werkelijk met hem of haar communiceert.

Bedenk dat als je gevoelens van ressentiment tegenover iemand voelt, diegene je iets doet, anders zou je hem of haar gewoon vergeten. Gevoelens van ressentiment zijn de ene kant van de medaille; je wilt eigenlijk die mooie andere kant zien, maar de schuldgevoelens die het gevolg zijn van boosheid en wrok blokkeren je die andere kant te zien. Je kunt er voor kiezen die andere, positieve kant weer te zien. Dan is het wel nodig je wrok los te kunnen laten. Dat kan pas als je je boosheid tot uitdrukking hebt gebracht. Als je communicatiemoeilijkheden met iemand hebt, kijk dan naar je ressentimenten en probeer deze te transformeren door de andere kant van de medaille te zien.

7. Therapeutische technieken

In de gestalttherapie kan men eigenlijk niet spreken van bepaalde tech­nieken. Dit komt, omdat de therapie op even zoveel manieren bedreven wordt als er gestalttherapeuten zijn.

Perls maakte veel gebruik van dromen, waarbij aan degene die de droom vertelt wordt gevraagd de personen en de voorwerpen uit de droom te spelen. Door zich te identificeren met (delen van) de droom zegt de dromer dingen over zichzelf die hij anders niet zou zeggen.

Aangezien vele anderen veel eerder zien waar je jezelf vast­zet werkt de Gestalttherapeut met individuele therapie in aan­wezigheid van vele anderen (Workshops); die anderen kunnen door de indirecte participatie bovendien ook zelf veel leren, al zijn zij dan niet zelf degene die 'werkt'.

Perls zelf had een heel bijzondere, onnavolgbare wijze van werken. Zo was hij als therapeut demonstratief bezig in het openbaar, omringd door soms een paar honderd mensen. In de stoel van het ‘werkende’ indi­vidu nam een vrijwilliger plaats die aan zichzelf wilde werken.  Perls ging in zijn eigen stoel (de stoel van Fritz) zitten. De derde stoel bleef leeg; die was bedoeld voor fictieve elementen uit het verhaal van de werker, bijv. personages uit een droom of andere onderdelen daaruit. De toehoorders en kijkers konden door indirecte partici­patie zelf veel leren, al is dat nooit zoveel als degene die ‘werkte’. (Vandaar de naam work‑shops)

Het ging Perls er om dat we zelf de verantwoording op ons nemen van de gevoelens, gedachten en impulsen die we onderdrukken. Perls zette de ‘werker’ ertoe aan zich gewaar te zijn van alle spierspanningen, gevoelens, gedachten en impulsen die in hem leven. 

Hij hanteerde daarvoor onder meer de volgende strategieën:

*    De ik-vorm gebruiken i.p.v. algemene termen. Dit maakt je bewust van je eigen verantwoordelijkheid. Heb het dus niet over ‘De ander (‘men’; ‘mijn echtgenoot’) zou zich veel opener moeten opstellen’, maar over ‘Ik zou me veel opener moeten opstellen’, of: ‘Ik voel me in die situatie niet prettig omdat ik het gevoel heb dat (hij/zij, de ander) zich niet open opstelt tegenover mij.’ Het gaat dan over je eigen gevoel en niet over dat van een ander.

*    Je emoties voelen in het hier en nu. (‘Hoe voel je je kwaadheid?’) De gebeurtenis had weliswaar plaats in het verleden, maar je emoties voel je nu. Daarom is het van belang om de beschrijving van de gebeurtenis in de tegenwoordige tijd uit te spreken, dan is het of je de ervaring nu hebt.

*    De woorden ‘nu’ en ‘hoe’ worden bewust gebruikt en het woord ‘waarom’ wordt vermeden. Het ‘waarom’ leidt tot rationalisering en niet tot een werkelijk begrijpen. Het ‘nu’ en ‘hoe’ zijn gericht op het ervaren van het heden. Bijv. ‘Hoe praat je nu?’ nodigt uit tot het bewust waarnemen van de eigen verbale en nonverbale expressie.

*    De werker wordt uitgenodigd conflicten te uiten en deze uit te spelen door de aanwezige gevoelens te ervaren en af te reageren. Het uitspelen bevordert het contact met de rollen die we spelen en laat tevens de omvang van de opwinding zien die we beschikbaar hebben. Alleen zo kunnen we beginnen verantwoording op ons te nemen van impulsen die we onderdrukken en voor ons hele gedrag. En vervolgens krijgen we voeling met ons actuele bestaan en ligt de weg tot een nieuwe fase open.

*    Het spelen van het verleden in het heden. Dromen, fantasieën en onafgemaakte situaties uit het verleden worden op deze wijze aangepakt. Ze zijn in ons aanwezig en vragen aandacht als onvervulde behoeften. Door ze zo volledig mogelijk in het heden te ervaren bespoedigen we hun integratie in ons totale functioneren.

*    Veel gewaarzijnstechnieken zijn ontworpen om onderscheidingsprocessen te verfijnen. Aan een cliënt wordt bijv. gevraagd om zijn voorstelling van hoe de ander over hem denkt te verwoorden door de rol van de afwezige te spelen. De werker wordt uitgenodigd zich in de ‘lege stoel’ iemand voor te stellen. Zo kan de werker zijn eigen verwachtingen ervaren en dan, als contrast, met de ander contact maken en zijn perspectief ervaren.

*    Uitnodiging om i.p.v. ‘Ik kan het niet’ te zeggen: ‘Ik wil het niet’. Hierdoor breek het besef door dat de werker gevangen zit in zijn eigen vrees.

Er zijn dus drie centrale principes: het gewaarzijn, het nemen van de eigen verantwoordelijkheid en het hier-en-nu.

Een voorbeeld; het begin van een sessie met Jane

Jane: Ah, in mijn droom ga ik naar huis om mijn moeder en mijn familie te bezoeken... en ik - ik rijd van Big Sur naar - naar het huis van mijn moeder...

Fritz: Wat gebeurt er nu, op dit moment?

J: Het is werkelijk angstaanjagend. Ik wist niet dat het zo angstig zou zijn. [Deze werkplaats-sessie werd gehouden in een grote kamer, met nog een andere studiegroep van dertig toekijkende mensen]

F: Doe je ogen dicht... en blijf bij je angst... Hoe ervaar je je angst?

J: Trillingen boven in mijn borst, [zucht] een bevende ademhaling. Ah, mijn - mijn rechterbeen beeft. Mijn linkerbeen - nu trilt mijn linkerbeen. Als ik mijn ogen lang genoeg dicht hou, beginnen ook mijn armen te trillen.

F: Op welk moment kwam die angst naar boven?

J: Ik kijk daarheen. [gelach]

F: Kijk dan nog eens. Praat tegen die mensen daar. 'Jullie maken me bang' of wat ook.

J: Het is nu niet zo akelig. Ik zit met zorg te kiezen.

F: Wie kies je dan met zorg?

J: 0, Mary Ellen, en Alison. John. Ik huppelde over een hele berg gezichten heen.

F: Laten we nu je vader en moeder in het gehoor roepen.

J: Ik zou niet naar ze kijken.

F: Zeg dat tegen ze.

J: Als jullie daar zouden zitten, zou ik niet naar jullie kijken... omdat ik niet - Wou je een verklaring? 0, nee. [gelach] Goed. Ik zal niet naar je kijken, pappa en mamma.

F: Wat ervaar je als je niet naar ze kijkt?

J: Grotere angst. Als ik je mijn droom vertel - die is net - die is precies hetzelfde.

F: Goed. Vertel me je droom.

(enz.)

(Uit: Gestalttherapie verbatim, pag. 187)

                                                                                                                                     

Literatuur:

F.S. Perls: Gestalttherapie verbatim; In en uit het vuilnisvat

Perls, Stevens en Stevens: Gestalt is

Perls, Hefferline, Goodman: Gestalt therapy, excitement and growth in the human personality

J. Latner: Toegang tot Gestalttherapie