Het behaviorismeHet behaviorisme is een Amerikaans-Engelse stroming, waarin de natuurkundig-wetmatige opvatting van de mens is te herkennen. Populair gezegd gaan behavioristen er van uit dat de mens een machine is die onderworpen is aan wetmatigheden. Voor het gemak schakelen zij het onbewuste van de mens uit, daar houden zij geen rekening mee. Zij bestuderen de mens voor zover deze objectief waarneembaar is; m.a.w.: deze opvatting van psychologie beperkt zich tot objectief waarneembaar gedrag, en alles wat daarbuiten valt doet niet mee.
Het behaviorisme gaat terug op de ontdekkingen van Pavlov. ‘Het hondje van Pavlov’ is een bekend fenomeen. Op de afbeelding is de opstelling te zien zoals Pavlov dat in zijn experimenten toepaste om een hond te conditioneren. De hond wordt geleerd om op een hendel te drukken op het moment dat er een licht in het raam verschijnt. De beloning is dan dat er vleespoeder in de voerbak valt. Zo leert de hond dat er voedsel komt wanneer het licht gaat branden. Het behaviorisme staat bekend om de dierexperimenten bekend; experimenten waarin aan ratten, duiven, apen, enz., van alles werd geleerd volgens de principes van het conditioneren. Conditioneren is niets anders dan leren door beloning en straf. Beloning leidt tot het gewenste gedrag, en straf leert het ongewenste gedrag af. Zo kun je een hond leren om pootjes te geven door hem bij elke poging in de goede richting te belonen met een stukje koek. Verkeerde pogingen beloon je niet, en zo gaat de hond steeds meer aan het gewenste gedrag voldoen. Als hij het eenmaal kan moet je niet altijd koekjes blijven geven: dan wordt hij er afhankelijk van, en dat is nu ook weer niet de bedoeling. Niet alleen dieren leren op deze manier, ook mensen leren zo. Denk maar aan gewoontevorming. Bijv. op school: de rij die het eerst netjes zit mag het eerst naar buiten. Beloning is niet alleen materieel (bijv.: een snoepje); sociale beloningen zijn voor mensen waarschijnlijk het belangrijkst; bijv.: een complimentje, persoonlijke aandacht, waardering ontvangen, enz. Het woord 'beloning' gebruiken we meestal alleen voor materiële zaken (snoepje, geld, cadeautje, eerder naar buiten mogen); in de behavioristische psychologie wordt sociale waardering (aandacht, complimentje) ook beloning genoemd. Niet alleen uiterlijk gedrag leren we zo, volgens de behavioristen, ook gevoelens leren we op die manier. Aan gedrag dat een gunstig effect heeft koppelen we prettige gevoelens (blijdschap over iets waar we positieve aandacht door krijgen; bijv.: goede cijfers). Aan gedrag dat een ongunstig effect heeft koppelen we onprettige gevoelens (bijv.: als er steeds ruzie is over afwassen wordt dit een onprettige gebeurtenis). Op die manier leren mensen bepaalde gedragspatronen aan. Bij opvoeding en onderwijs kunnen de principes van het conditioneren uitstekende diensten bewijzen. Leerkrachten leren deze principes tegenwoordig vaak als het gaat om handelingsplannen voor probleemkinderen of probleemklassen. De behavioristen dachten dat ze de sleutel gevonden hadden om al het menselijk gedrag te kunnen beďnvloeden/bepalen. Watson zei: geef me een kind, zeg wat ik er van moet maken, een kunstenaar, een landbouwer, een dominee of een dief, met de principes van het conditioneren zal ik dat er van maken. Dat is dus wel erg optimistisch maar ook wel erg naďef gedacht.
Skinner schreef in 1948 de roman ‘Walden twee’, waarin een experimentele samenleving wordt geschetst. In een landelijke omgeving ergens in het hedendaagse Amerika worden kinderen opgevoed en verzorgd door specialisten, met het oog op een toekomstige vreedzame samenleving als alternatief voor het militair industriële complex. De principes van het behaviorisme kunnen volgens Skinners roman dienst doen om het menselijk gedrag positief te beďnvloeden. Het boek is een sociologische science fiction, waarin de een poging wordt gedaan om te laten zien hoe een betere maatschappij kan worden gecreëerd. Als iemand dit in het werkelijke leven zou willen uitproberen is het punt natuurlijk wel: wie bepaalt wat goed is en wie geeft wie het recht om mensen in de richting van die ‘goede maatschappij’ te conditioneren. Een toepassingsgebied van het behaviorisme is de psychotherapie; deze therapie wordt de gedragstherapie genoemd. In deze therapie wordt ervan uitgegaan dat verkeerd gedrag is aangeleerd. Het gaat er om het verkeerde gedrag weer af te leren en het gewenste gedrag aan te leren. Zo kan roken gezien worden als een vorm van verkeerd gedrag omdat het schadelijk is voor de gezondheid. Er wordt van uit gegaan dat roken kennelijk gekoppeld is aan een plezierig gevoel. Het is af te leren door het te koppelen aan een naar gevoel, bijvoorbeeld misselijkheid. Door een misselijk makend middel in de sigaret te stoppen associeer je roken met een onplezierig gevoel en wil je op een gegeven moment niet meer roken. Dit principe is op diverse ‘genotmiddelen’ toe te passen, bijvoorbeeld: hoe kun je een kind afhelpen van duimzuigen? Smeer de duim in met een vies smakend goedje en het kind leert het wel af! Hoe kom ik van straatangst af? Of van liftangst, of van angst voor slangen, of van andere fobieën? Door bijvoorbeeld thuis, of in een therapiesessie, je eerst helemaal te ontspannen; ga vanuit die ontspannen toestand heel rustig, stap voor stap, in je verbeelding, naar die situatie toe waarin je je naar voelt. Probeer het ontspannen gevoel te houden. Als de angst opkomt die aan die situatie gekoppeld is, ga dan terug in je ontspanning. Probeer zo steeds een stapje verder te komen in je verbeelding van de situatie. Als je dan thuis, in een ontspannen situatie, zonder angst de betreffende situatie kunt voorstellen, is dat het startpunt voor de oefening in de realiteit. Ga stap voor stap de realiteit in, en probeer ontspannen te blijven. Elke keer als er weer angst opkomt ga je een stapje terug, zodat je je weer veilig voelt. Vanuit die veilige situatie ga je weer, nu in nog kleinere stapjes, verder. Een tussenstap tussen verbeelding en realiteit is: naar een film kijken, bijv. over slangen. Vanuit de ontspanning gaan kijken; elke keer als je angst voelt druk je op een knop en zet je de film stil. Zet de film weer terug, ga je weer ontspannen, zet de film weer aan, en ga opnieuw beginnen. Stap voor stap kom je verder. Op die manier zijn mensen afgeholpen van angst voor spinnen, straatangst, enz. De laatste stap is dan om in de realiteit slangen aan te durven raken, te aaien, enz., tot je ze op een gegeven moment zonder dat je angst voelt over je heen laat krioelen. Dit klinkt simpel, maar het blijkt wel te werken. Punt is natuurlijk: als het kind niet meer kan duimzuigen, maar wel die behoefte heeft, wat gaat het kind dan doen? Waarschijnlijk vervangingsmiddelen zoeken; misschien wil het extreem gaan snoepen. Als je dat dan weer wilt gaan afleren voel je wel dat je bezig bent met symptoombestrijding, en niet met de oorzaak. Dat is over het algemeen de kritiek op deze psychologie als die eenzijdig wordt toegepast: het neemt de oorzaak niet weg, het houdt zich bezig met symptoombestrijding. In combinatie met een aanpak die gericht is op het wegnemen van de oorzaak kunnen conditioneringtechnieken met succes aangewend worden. |