Waarom in de Biblebelt de leer van de uitverkiezing een plek kreeg

Waarom koos "de Biblebelt" de kant van de contra-remonstranten?

De gebieden die tegenwoordig bekendstaan als de Biblebelt – Zeeland, de Veluwe, delen van Zuid-Holland en Overijssel – stonden destijds en staan veelal nog steeds bekend als bolwerken van de strenge gereformeerde leer. Er zijn meerdere redenen waarom deze regio’s trouw bleven aan de contra-remonstrantse, gomaristische visie:

1. Historische en culturele achtergrond
De Biblebelt ontstond grotendeels in regio’s waar de Reformatie diep geworteld was en waar een strenge calvinistische interpretatie van het geloof werd doorgegeven van generatie op generatie. Hier was al een sterke traditie van gehoorzaamheid aan Gods soevereiniteit en de overtuiging dat de mens volledig afhankelijk was van Gods genade.

2. Politieke invloed en de steun van Maurits
De contra-remonstranten kregen de steun van stadhouder Prins Maurits van Nassau, die de remonstrantse kant als politiek gevaarlijk beschouwde. Veel calvinistische gemeenten, vooral in de Biblebelt-regio, volgden Maurits en verbonden zich met de gomaristische leer.

3. Strenge Schriftopvatting
In de Biblebelt werd en wordt de Bijbel vaak gelezen met een nadruk op Gods absolute soevereiniteit. De leer van Gomarus sloot perfect aan bij deze visie: de mens is totaal verdorven en kan niets bijdragen aan zijn redding. Dit paste bij de traditionele gereformeerde visie op genade en predestinatie.

4. Wantrouwen tegen de leer van de ‘vrije wil’
De gomaristische visie sloot beter aan bij het idee dat de mens geen enkele invloed had op zijn eigen heil. De arminiaanse gedachte van een vrije wil werd vaak gezien als een verzwakking van Gods almacht en een gevaarlijke neiging richting katholieke of humanistische ideeën.

5. Onderscheid met de ‘wereld’
De streng gereformeerde gemeenschappen in de Biblebelt ontwikkelden een sterke identiteit waarin ze zich onderscheidden van de rest van Nederland. De gomaristische predestinatieleer hielp om deze afscheiding te versterken: de ware kerk was de kerk die Gods verkiezing erkende en zich niet liet verleiden door ‘menselijke’ invloeden zoals de vrije wil.

Gevolgen op lange termijn

Doordat de Synode van Dordrecht de gomaristische leer als norm stelde, bleef deze in de gereformeerde traditie dominant. De Biblebelt bleef een bastion van orthodox calvinisme, en tot op de dag van vandaag wordt in veel bevindelijk gereformeerde kerken de leer van Gomarus aangehangen. De spanning tussen calvinistische en arminiaanse opvattingen bleef echter voortbestaan, zowel binnen de Protestantse Kerk als in bredere theologische discussies.

De Biblebelt is vandaag de dag nog steeds een gebied waar de strenge calvinistische leer, met haar nadruk op Gods soevereiniteit en de absolute uitverkiezing, diep geworteld is. Dit heeft invloed op kerkelijke tradities, politieke voorkeuren (SGP-stemmers), en de manier waarop geloof en leven worden beleefd.

Er is een relatie te leggen tussen de agrarische achtergrond in de Biblebelt en de religieuze beleving. De manier waarop het geloof in deze regio’s werd en wordt beleefd, hangt nauw samen met de traditionele plattelandsstructuur en de afhankelijkheid van de natuur.

1. Afhankelijkheid van God in het agrarische bestaan

In een agrarische samenleving is men direct afhankelijk van factoren die buiten de menselijke controle liggen, zoals het weer, de vruchtbaarheid van de grond en de gezondheid van vee. Dit versterkt een besef van afhankelijkheid van God, een kernwaarde in de calvinistische predestinatieleer.
• Droogte, misoogsten of dierziektes konden rampzalig zijn en werden vaak gezien als beproevingen of zelfs als tekenen van Gods voorzienigheid.
• Een goede oogst werd beschouwd als een zegen van God, iets waarvoor men dankbaar moest zijn en wat men niet als vanzelfsprekend mocht beschouwen.

Dit sloot naadloos aan bij de gomaristische theologie, waarin de mens geen controle heeft over zijn eigen redding, net zoals een boer geen controle heeft over het weer.

2. Conservatisme en behoud van tradities

Plattelandsgebieden, en met name de Biblebelt, kenmerken zich door een sterk behoud van tradities. In tegenstelling tot de stedelijke gebieden, waar modernisering en secularisatie sneller doorzetten, bleven veel dorpen in de Biblebelt trouw aan de orthodoxe gereformeerde leer. Dit heeft verschillende oorzaken:
• Sociale controle: In kleine agrarische gemeenschappen is de sociale samenhang sterk, en men hield elkaar nauwlettend in de gaten. Afwijken van de heersende religieuze normen kon leiden tot sociale uitsluiting.
• Weinig externe invloeden: In steden kwamen mensen eerder in aanraking met nieuwe ideeën en stromingen (zoals arminianisme of vrijzinnigheid). Op het platteland bleef men vaker vasthouden aan de ‘oude waarheid’.
• Familiebanden: Boerderijen gingen vaak van generatie op generatie over, net zoals geloofsovertuigingen. Het geloof was niet alleen een persoonlijke keuze, maar ook een familietraditie.

3. Het arbeidsethos en de calvinistische prediking

De agrarische cultuur in de Biblebelt werd gekenmerkt door een sterk arbeidsethos: hard werken, sober leven en plichtsgetrouw zijn. Dit sloot goed aan bij de calvinistische leer:
• Werken werd gezien als een goddelijke opdracht, een manier om God te eren.
• Soberheid en eenvoud werden als deugden beschouwd; overdaad en luxe konden leiden tot moreel verval.
• Er was een diep besef van plicht en verantwoordelijkheid, zowel tegenover God als tegenover de gemeenschap.

Boerengezinnen groeiden vaak op met de gedachte dat hun werk niet alleen een economische noodzaak was, maar ook een vorm van gehoorzaamheid aan God. Dit zie je bijvoorbeeld terug in het gebruik van de zondagsrust: op zondag mocht er niet gewerkt worden, uit respect voor Gods geboden.

4. Weerstand tegen modernisering en secularisatie

Agrarische gemeenschappen in de Biblebelt hadden vaak een natuurlijke weerstand tegen modernisering, en daarmee ook tegen de ontkerkelijking en secularisatie die in de 19e en 20e eeuw steeds meer opkwamen.
• De opkomst van industrialisatie en wetenschap werd soms met wantrouwen bekeken, omdat deze de traditionele afhankelijkheid van God leken te vervangen door menselijke autonomie en rationalisme.
• Socialistische en liberale ideeën, die in de steden groeiden, botsten met de conservatieve waarden van het platteland. In de Biblebelt bleef men vasthouden aan de overtuiging dat Gods wetten onveranderlijk zijn.
• Technologische vooruitgang werd niet per se afgewezen, maar moest in overeenstemming zijn met Bijbelse principes. Bijvoorbeeld: de komst van de televisie werd lang gezien als een bedreiging voor de christelijke opvoeding, terwijl mechanisatie in de landbouw vaak wel werd geaccepteerd.

Leven in afhankelijkheid

 

De pre-christelijke heidense beleving, de leer van de uitverkiezing en het karakter van de agrarische samenleving

Er zijn interessante verbanden te leggen tussen de pre-christelijke heidense beleving, de leer van de uitverkiezing, en het karakter van de agrarische samenleving. Hoewel de gereformeerde theologie zich fel keerde tegen heidendom, zijn er onmiskenbare structurele overeenkomsten in de manier waarop mensen in verschillende tijdperken hun relatie tot de natuur, het lot en het goddelijke hebben beleefd.

1. Het lot en de goddelijke voorbeschikking

In veel pre-christelijke, Germaanse en Keltische religies speelde het idee van een voorbestemd lot een grote rol.
• De Germanen geloofden in wyrd, een onontkoombaar lot dat door hogere machten werd bepaald. Dit was geen puur fatalistisch concept; men kon zich ertegen verzetten, maar uiteindelijk was de uitkomst onvermijdelijk.

"Wyrd is a concept in Anglo-Saxon culture roughly corresponding to fate or personal destiny. The word is ancestral to Modern English weird, whose meaning has drifted towards an adjectival use with a more general sense of "supernatural" or "uncanny", or simply "unexpected".
The cognate term to wyrd in Old Norse is urðr, with a similar meaning, but also personified as a deity: Urðr (anglicized as Urd), one of the Norns in Norse mythology. The word also appears in the name of the well where the Norns meet, Urðarbrunnr." (Samenvatting in Wikipedia)

"For the pagan Norse and other Germanic peoples, fate (Old Norse Urðr or Örlög, Old English Wyrd, Old Saxon Wurd, Old High German Wurt, Proto-Germanic *Wurðiz[1]) was the main force that determined the course of events in the universe. Much of what happened – from the overarching trajectory of time down to many particular occurrences in the lives of particular people – didn’t happen because of random chance or the consciously chosen intentions of the person who performed a causal action, but instead because it was fated to happen. Almost all beings were subject to fate – even the gods themselves. For all the fearsome power they had, the power of fate was greater still."
(Website over de Noorse mythologie)

• De Noorse mythologie kende de Nornir, drie vrouwelijke wezens die het lot van mensen en goden sponnen.
• In de Keltische traditie werd het lot vaak verbonden met de wil van de goden en de cycli van de natuur, iets waar men zich naar moest voegen.

Deze gedachtegang vertoont een opvallende overeenkomst met de leer van de uitverkiezing in het calvinisme, waarin het heil van de mens van tevoren is bepaald door God. Net als bij het Germaanse idee van wyrd is er een zekere spanning tussen lot en menselijke verantwoordelijkheid: men kon zich inspannen om een vroom leven te leiden, maar uiteindelijk lag de beslissing bij een hogere macht.

2. De natuur als teken van goddelijke wil

Zowel in de heidense beleving als in de calvinistische agrarische samenleving speelde de natuur een grote rol als uitdrukking van het goddelijke.
• In de Germaanse en Keltische religies was de natuur heilig; natuurrampen of goede oogsten werden gezien als signalen van de goden.
• In de agrarische samenleving van de Biblebelt werd de natuur op een soortgelijke manier geïnterpreteerd, maar dan binnen een christelijk kader: droogte, stormen of mislukte oogsten konden worden gezien als Gods kastijding of als tekenen van Zijn voorzienigheid.

Waar heidense volken rituelen uitvoerden om de goden gunstig te stemmen, zochten gereformeerde boeren hun toevlucht in gebed, vasten en kerkdiensten. Maar de kern van de beleving bleef hetzelfde: de natuur was niet neutraal, maar doordrongen van goddelijke betekenis.

Zie ook het boek van Karen Armstrong: De heilige natuur

3. De sociale structuur: stamverband en gemeenschap

Pre-christelijke Germaanse en Keltische samenlevingen waren sterk agrarisch en georganiseerd in familie- en stamverbanden, waar loyaliteit en traditie centraal stonden. Dit weerspiegelt zich in de traditionele gemeenschappen van de Biblebelt:
• Zowel in de heidense als in de gereformeerde samenleving gold een sterke sociale controle: het individu stond niet op zichzelf, maar maakte deel uit van een gemeenschap waarin strikte normen golden.
• De overdracht van geloof en gebruiken gebeurde binnen de familie, net zoals de stamoudsten vroeger verantwoordelijk waren voor de religieuze tradities van hun gemeenschap.
• Net als bij de heidense volkeren had de agrarische samenleving van de Biblebelt een sterk hiërarchisch karakter, waarin mannen meestal het gezag droegen en tradities heilig waren.

4. Strijd tegen de ‘moderne’ wereld

• Veel Germaanse en Keltische volken verzetten zich tegen de Romeinse invloed, die een ‘modernere’ en universelere kijk op religie en cultuur met zich meebracht. In veel opzichten weerspiegelt dit de weerstand van orthodoxe gereformeerde gemeenschappen tegen modernisering en secularisatie.
• Waar de heidense stammen zich verzetten tegen de Romeinse en later de christelijke beschaving, verzetten de gereformeerde agrariërs zich tegen de ‘moderne’ wereld die religie relativiseerde en de rol van de mens boven die van God stelde.
• Dit uit zich in de strikte naleving van religieuze tradities en het wantrouwen tegenover maatschappelijke veranderingen.

5. Cyclisch versus lineair wereldbeeld

Een groot verschil tussen de heidense en christelijke beleving is het wereldbeeld:
• Heidense volken hadden meestal een cyclisch wereldbeeld, waarin de natuur zich herhaalde in seizoenen, en waarin ook reïncarnatie of wedergeboorte een rol speelde.
• De christelijke leer is echter lineair, met een begin (schepping), een verlossing (door Christus) en een einddoel (het Laatste Oordeel en de wederkomst).

Toch zien we in de agrarische samenleving een soort hybride model ontstaan: het christendom bracht weliswaar een lineair perspectief, maar in het dagelijks leven bleef de cyclus van de natuur en seizoenen bepalend voor de manier waarop mensen hun geloof beleefden. Dit verklaart waarom agrarische samenlevingen vaak vasthouden aan traditionele rituelen, zelfs als ze theologisch gezien overbodig zouden zijn.

Conclusies

De agrarische achtergrond in de Biblebelt heeft een diepe invloed gehad op de religieuze beleving. Het besef van afhankelijkheid van God, het behoud van tradities, de nadruk op arbeidsethos en de weerstand tegen modernisering sloten perfect aan bij de strenge calvinistische leer van Gomarus en de gereformeerde gezindte. Hierdoor kon de orthodox-gereformeerde traditie in deze regio’s lang standhouden en heeft zij tot op de dag van vandaag een sterke invloed op de lokale cultuur.

Hoewel de inhoud van de pre-christelijke heidense religie en het calvinisme sterk verschilt, zien we duidelijke parallellen in de manier waarop mensen hun lot, de natuur en sociale structuren beleven. De agrarische samenleving heeft deze verbanden in stand gehouden, omdat het boerenbestaan van nature gericht is op afhankelijkheid van hogere machten, cyclische structuren en sterke gemeenschapsbinding.

De leer van de uitverkiezing past binnen deze structuur omdat zij een gevoel van kosmische orde biedt: net zoals de seizoenen en het weer niet door de mens beheerst kunnen worden, zo kan de mens zijn eigen redding niet beïnvloeden. Dit diepgewortelde geloof in hogere machten, gecombineerd met een sterke sociale cohesie, verklaart waarom de Biblebelt in Nederland zo lang een bolwerk van orthodox calvinisme is gebleven en nog steeds is.