Christelijke Belijdenisgeschriften

Ontstaan van de belijdenisgeschriften

De boodschap die het Christendom de wereld voorhoudt is samengevat in de belijdenisgeschriften. In de eerste eeuwen na Christus waren er verschillende interpretaties van de christelijke leer, die soms tot verdeeldheid en zelfs tot vermeende ketterij leidden. Om deze problemen op te lossen en om eenheid binnen de kerk te bevorderen, werden er geloofsbelijdenissen opgesteld. De belijdenisgeschriften zijn ontstaan als reactie op discussies en conflicten binnen de vroege christelijke kerk.

De Apostolische geloofsbelijdenis werd waarschijnlijk in de 2e eeuw na Christus opgesteld als een samenvatting van de belangrijkste christelijke leerstellingen. Het was bedoeld als een beknopte en eenvoudige verklaring van het geloof, die gebruikt kon worden bij de doop en andere liturgische vieringen.

De geloofsbelijdenis van Nicea werd in 325 na Christus opgesteld tijdens het Eerste Concilie van Nicea, als reactie op de leer van Arius, die de goddelijkheid van Jezus Christus ontkende. De belijdenis bevestigde de orthodoxe leer dat Jezus Christus zowel volledig God als volledig mens was.

De geloofsbelijdenis van Athanasius werd in 333 na Christus opgesteld door de bisschop Athanasius van Alexandrië, als reactie op de opkomst van het arianisme en andere zogenoemde ketterijen. De belijdenis benadrukte de orthodoxe leer van de Drie-eenheid en de goddelijkheid van Jezus Christus.

Al deze belijdenissen waren bedoeld om de orthodoxe leer te verduidelijken en te beschermen tegen ketterijen en afwijkende opvattingen. Ze werden erkend als autoritatieve verklaringen van het geloof en werden gebruikt als basis voor theologische discussies en beslissingen binnen de kerk.

Deze belijdenisgeschriften zijn in de Reformatorische kerken verder uitgewerkt in de Drie Formulieren van Enigheid.

De belijdenisgeschriften luiden als volgt.

Apostolische geloofsbelijdenis of de twaalf artikelen van het algemeen ongetwijfeld christelijk geloof.

1. Ik geloof in God de Vader, de almachtige, Schepper van hemel en aarde.
2. En in Jezus Christus, zijn enig geboren Zoon, onze Heere,
3. die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de Maagd Maria;

4. die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven; die nedergedaald is ter helle,

5. de derde dag wederom is opgestaan uit de doden;

6. opgevaren ten hemel, zittende aan de rechterhand van God, de almachtige Vader;

7. vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.

8. Ik geloof in de Heilige Geest;

9. ik geloof één heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen;

10. de vergeving van zonden;

11. de opstanding van het lichaam;

12. en een eeuwig leven. Amen.

De ouderdom van de Apostolische geloofsbelijdenis is niet helemaal duidelijk. Een van de vroegst bekende aanzetten voor het Apostolicum is van 170 na Christus. Het is goed om te weten dat deze apostolische geloofsbelijdenis niet is geschreven door één van de twaalf apostelen, zoals de naam misschien wel doet vermoeden. Maar het zijn 12 artikelen die de kern van het christelijk geloof samenvatten. Deze geloofsbelijdenis wordt vaak hardop uitgesproken in kerkdiensten en de mis.

Geloofsbelijdenis van Nicea

De geloofsbelijdenis van Nicea is opgesteld in de Kerkvergadering van Nicéa, in het jaar 325 na de geboorte van Christus.
In deze tekst werden voor de eerste keer in de christelijke geschiedenis de fundamenten van het christendom vastgesteld door de leiders van verschillende kerken, bijeen in vergadering in Nicea. Daarbij ging het om:
1. de leer van de incarnatie/menswording van God in de persoon van Jezus Christus en
2. de Triniteitsleer (er bestaat maar één God, maar deze bestaat uit drie personen).

De geloofsbelijdenis van Nicea luidt als volgt.

Ik geloof in één God, de almachtige Vader, Schepper des hemels en der aarde, van alle zienlijke en onzienlijke dingen.
En in één Heere Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, geboren uit de Vader, vóór alle eeuwen; God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God; geboren, niet geschapen, van hetzelfde Wezen met den Vader, door Wie alle dingen gemaakt zijn.

Die om ons mensen en om onze zaligheid is nedergekomen uit den hemel, en vlees is geworden van de Heiligen Geest uit de maagd Maria, en mens geworden is; ook voor ons gekruisigd is onder Pontius Pilatus, geleden heeft, en begraven is; en ten derde dage opgestaan is naar de Schriften, en opgevaren is ten hemel; zit ter rechterhand des Vaders, en zal wederkomen met heerlijkheid, om te oordelen de levenden en de doden; wiens rijk geen einde zal hebben.

En in de Heiligen Geest, die Heere is en levend maakt, die van den Vader en de Zoon uitgaat, die te samen met de Vader en de Zoon aangebeden en verheerlijkt wordt, die gesproken heeft door de Profeten.
En één, heilige, algemene en Apostolische Kerk.
Ik belijd één Doop tot vergeving der zonden, verwacht de opstanding der doden en het eeuwige leven.
Amen.

Concilie van Nicea

De geloofsbelijdenis van Athanasius

Het concilie van Nicea was geen eindpunt, maar een tussenstation in het debat over de godsleer tussen Athanasius van Alexandrie en Arius.
Athaniasius was bisschop van Alexandrië; hij schreef deze geloofsbelijdenis het jaar 333 na de geboorte van Christus.
Arius stelde dat God de Vader en God de Zoon niet van goddelijke gelijkheid waren, maar dat de Zoon ondergeschikt is aan de Vader. Athanasius leerde de eeuwige gelijkheid tussen de Vader en de Zoon. Door Arius’ leer over de Zoon viel volgens Athanasius de waarborg voor onze verzoening met God weg. De geloofsbelijdenis van Athanasius was gericht tegen deopvatting van Arius,

De geloofsbelijdenis van Athanasius luidt als volgt.

1. Al wie behouden wil worden, moet voor alles het algemeen geloof vasthouden;
2. als iemand dit niet volledig en ongeschonden bewaart, zal hij ongetwijfeld voor eeuwig verloren gaan.
3. Het algemeen geloof nu is dit, dat wij de ene God in de Drieheid en de Drieheid in de Eenheid vereren,
4. zonder de Personen te vermengen of het wezen te delen.
5. Want de Persoon van de Vader en die van de Zoon en die van de Heilige Geest zijn van elkaar onderscheiden,
6. maar de Vader en de Zoon en de Heilige Geest hebben één goddelijkheid, gelijke heerlijkheid, dezelfde eeuwige majesteit.
7. Zoals de Vader is, zo is de Zoon, zo is ook de Heilige Geest.
8. Ongeschapen is de Vader, ongeschapen de Zoon, ongeschapen de Heilige Geest;
9. eeuwig is de Vader, eeuwig de Zoon, eeuwig de Heilige Geest.
10. En toch zijn Zij niet drie eeuwigen, maar één eeuwige;
11. zoals Zij niet drie ongeschapenen of drie onmetelijken zijn, maar één ongeschapene en één onmetelijke.
12. Evenzo is de Vader almachtig, de Zoon almachtig, de Heilige Geest almachtig;
13. en toch zijn Zij niet drie almachtigen, maar één almachtige.
14. Zo is de Vader God, de Zoon God, de Heilige Geest God;
15. en toch zijn Zij niet drie Goden, maar één God.
16. Zo is de Vader Here, de Zoon Here, de Heilige Geest Here;
17. en toch zijn Zij niet drie Heren, maar één Here.
18. Want zoals de christelijke waarheid ons noodzaakt elke Persoon afzonderlijk als God en als Here te belijden, zo belet het algemeen geloof ons van drie Goden of Heren te spreken.
19. De Vader is door niemand gemaakt of geschapen of voortgebracht.
20. De Zoon is door de Vader alleen, niet gemaakt of geschapen, maar voortgebracht.
21. De Heilige Geest is door de Vader en de Zoon niet gemaakt of geschapen of voortgebracht, maar Hij gaat van hen uit.
22. Eén Vader dus, niet drie Vaders; één Zoon, niet drie Zonen; één Heilige Geest, niet drie Heilige Geesten.
23. En in deze Drieéenheid is geen sprake van eerder of later, noch van meer of minder, maar alle drie Personen zijn aan elkaar gelijk in eeuwigheid en in hoedanigheid.
24. Daarom moet, zoals reeds gezegd werd, in alle opzichten zowel de Eenheid in de Drieheid als de Drieheid in de Eenheid vereerd worden.
25. Wie dus behouden wil worden, moet wat betreft de Drieëenheid deze overtuiging hebben.
26. Maar het is voor zijn eeuwig behoud noodzakelijk dat hij ook de vleeswording van onze Here Jezus Christus oprecht gelooft.
27. Het ware geloof is nu, dat wij geloven en belijden, dat onze Here Jezus Christus, Gods Zoon, God en mens is.
28. God is Hij uit het wezen van de Vader, voortgebracht voor de tijden, en mens is Hij uit het wezen van zijn moeder, geboren in de tijd;
29. volkomen God en volkomen mens, met een menselijke ziel en een menselijk lichaam;
30. gelijk aan de Vader naar zijn goddelijke natuur, minder dan de Vader naar zijn menselijke natuur.
31. En hoewel Hij God en mens is, is Hij toch niet twee, maar één Christus.
32. Eén is Hij, echter niet doordat zijn goddelijke natuur in de menselijke veranderde, maar doordat Hij als God de menselijke natuur aannam.
33. Eén is Hij, volstrekt niet door vermenging van naturen, maar door eenheid van Persoon.
34. Want zoals ziel en lichaam één mens zijn, zo zijn God en mens één Christus.
35. Hij heeft geleden voor ons behoud, is neergedaald in de hel en op de derde dag opgestaan uit de doden.
36. Hij is opgevaren naar de hemel en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader; vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden.
37. Bij zijn komst zullen alle mensen opstaan met hun lichaam en zij zullen rekenschap afleggen van hun daden.
38. En zij die het goede gedaan hebben, zullen het eeuwige leven ingaan, maar zij die het kwade gedaan hebben, het eeuwige vuur.
39. Dit is het algemeen geloof. Wie dit niet oprecht en standvastig gelooft, zal niet behouden kunnen worden.