Pasen

In de tijd van Pasen viert de natuur feest! De natuur ontluikt en komt tot leven. De voorjaarsbloemen komen tot bloei, de bladeren en bloemknoppen verschijnen aan de bomen, krokussen, narcissen en hyacinten staan in bloei; de lammetjes verschijnen in de wei. Je ruikt buiten de frisse voorjaarslucht. Groeikracht!
Met Pasen eten we paaseieren, we schilderen ze in vrolijke kleuren. Eieren als teken van vruchtbaarheid, dat is de lente, eieren, lammetjes, voorjaarsbloemen, nieuw leven!

Het Joodse volk vierde het Pesachfeest, waar ook de naam ‘Pasen’ vandaan komt, ter herdenking van de uittocht uit Egypte; het was een bevrijdingsfeest, ze vierden het einde van de slavernij, en een nieuw begin. De Christenen vieren met Pasen de opstanding van Jezus uit de dood.

Hier willen we stilstaan bij de vraag naar de universele betekenis van dit feest: wat is de universele betekenis van ‘opstanding uit de dood’?

Laten we eens kijken naar het paasverhaal uit Johannes 20.

Maria Magdalena liep huilend rond; ze was op zoek naar het lichaam van Jezus en Hij lag niet meer in het graf.
Ze liep rond en keek overal. Er is dan een kleine dialoog; iemand vroeg:

‘Waarom huil je?’ ‘Wie zoek je?’
Maria dacht dat het de tuinman was en zei:
‘Als u Hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u Hem hebt neergelegd.’
Dan hoort ze een bekende stem zeggen: “Maria!”
Ze reageert verrast en roept uit: Rabboeni! (mijn meester!).
Misschien wilde ze hem omhelzen, maar Jezus zei: Raak me niet aan!
Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader.
Dwz: Houd me niet vast, ik ben niet meer van deze aarde.

Ze ging op weg om het grote nieuws aan de discipelen vertellen. Maria Magdalena was een vrouw die in de nabijheid van Jezus verkeerde. Er is in de bijbel niet veel over haar bekend, maar buiten de bijbel om in recent gevonden oude geschriften des te meer. Omstreeks 1896 werd het Evangelie van Maria Magdalena gevonden, een Evangelie dat de bijbel niet heeft gehaald en waarvan fragmenten zijn gevonden. Hele pagina’s ontbreken. In 1945 is in Egypte een verzameling teksten gevonden uit de begintijd van het christendom. De geschriften hebben 1600 jaar onaangeroerd in het woestijnzand gelegen, tot ze in 1945 werden gevonden door drie broers in het plaatsje Nag Hammadi. Ze vonden deze geschriften in een kruik op een oude begraafplaats. De geschriften waren geschreven op papyrus en gebonden in leren kaften. Uit die geschriften blijkt dat Maria Magdalena een prominente plaats had onder de mensen die zich rondom Jezus hadden verzameld. Ze wordt de apostola apostolorum genoemd, de apostel der apostelen, ‘de vrouw die het Al kent’. Ze werd vergeleken met de ziende, terwijl de andere leerlingen (nog) in het duister vertoeven. Ze begreep waar het werkelijk om ging. Zij toont ons de innerlijke weg van het christendom, de kennis van het hart, de gnosis. Het innerlijke Christendom.
Volgens de gnostiek kun je die ‘innerlijke Christus’ als volgt ontdekken:
“Als je geduld hebt en je gaat die weg van zuivering, van groeien, rijpen aan het leven, dan zul je, ieder op je eigen manier iets van die Christusgeest in jezelf gaan ervaren.”

Evangelie van Maria Magdalena zegt: Wanneer de ziel zo al haar zielengewaden achterlaat, zal ze tenslotte met haar naakte wezenskern, voorbij de planeetsferen, verenigd worden met de goddelijke eenheid, als een druppel die terugkeert naar de oceaan.

Het gaat er dus om de ‘zielengewaden’ af te leggen. HIK heeft het over sluiers in “De ziel, vanwaar, waarheen”:

“De ziel is verblind door de sluiers van haar illusie. Zo bedekt het met duizend sluiers zijn eigen waarheid voor zijn eigen ogen.”
Zielengewaden, sluiers waar je door verblind kan zijn.
Wat zijn dan die sluiers? Het is te vergelijken met een masker, de manier waarop je je naar buiten toe voordoet.
Het zijn manieren die je van jong af hebt geleerd om je te handhaven, om je veilig te voelen en angsten te overwinnen. Stoer of onderdanig, charmant of bot, vluchtend of vechtend. Die sluiers lijken bescherming te bieden, maar ze geven slechts schijn-veiligheid.

Roemi schreef daarover het gedicht Spiegel

Maak je hart tot een spiegel,
Schoon, zuiver en rein.
De weerkaatsing zal waarheid heten,
De weerkaatsing zal waarheid zijn.
Geen schroom of schande of schaamtegevoel
Zal tussen jou en de spiegel staan.
Zo’n beeld kan pijn doen,
Kwetsend zijn.
Wie kan er zo’n spiegelbeeld aan?

Kijk in de spiegel! De spiegel van je ziel. Kijk hoe je je voelt. Waar zitten er oneffenheden? Je voelt het als er geen liefde, harmonie en schoonheid is. Waar voel je disharmonie? Onderzoek dat bij jezelf. Kijk in de spiegel! Ga na wat er speelt. Heet alle gevoelens welkom! Het is een manier om te onderzoeken hoe je ‘staat van bewustzijn’ is, als raadgever.

Daarover gaat een ander gedicht van Roemi: De Herberg!

Dit mens-zijn is een soort herberg
Elke ochtend weer nieuw bezoek.
Een vreugde, een depressie, een benauwdheid,
een flits van inzicht komt
als een onverwachte gast.
Verwelkom ze; ontvang ze allemaal gastvrij
zelfs als er een menigte verdriet binnenstormt
die met geweld je hele huisraad kort en klein slaat.
Behandel dan toch elke gast met eerbied.
Misschien komt hij de boel ontruimen
om plaats te maken voor extase…….
De donkere gedachte, schaamte, het venijn,
ontmoet ze bij de voordeur met een brede grijns
en vraag ze om erbij te komen zitten.
Wees blij met iedereen die langskomt
de hemel heeft ze stuk voor stuk gestuurd
om jou als raadgever te dienen.


Kijken in de spiegel van je ziel - Het is ongelooflijk hoe actueel Roemi hiermee is. Het gaat dan om het uitzuiveren: wat is ego en wat je ware zelf.

Kijk ernaar als buitenstaander. Onderzoek dat gevoel, waar komt het vandaan? Het kan inzicht geven en opluchting als je weet hoe iets komt. Of je brengt jezelf tot rust. Geen schroom of schande of schaamtegevoel zal tussen jou en de spiegel staan. Kijk in de spiegel, durf te kijken naar wat er is! Wie kan er zo’n spiegelbeeld aan? Het is het proces van zuivering, waar Zarathoestra het over heeft, de goddelijke zuiverheid. In wezen is ons hart schoon en zuiver en rein; het gaat er om de sluiers weg te halen, zodat het in al zijn schoonheid tevoorschijn kan komen.
De verschillende religies geven verschillende methoden voor dit proces van zuivering.

Zo leert het Joodse geschrift, de psalmen, ons dat het gebed kan helpen.
Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal.
Je legt dan een connectie, een verbinding, met het goddelijke en weet dat daar vandaan, van boven, hulp komt.

In het boeddhisme is er de weg naar de verinnerlijking door het zitten en concentratie op de adem (zen-meditatie) of door een mantra te reciteren, bv
OM MANI PADME HUM (bevrijding van lijden); of GATE PARAGATE PARASAMGATE BODHI SOHA (de mantra van wijsheid; alles is van zichzelf leeg).

In het Soefsime kennen we de aanroep: Tot de Ene, de volmaaktheid van Liefde, Harmonie en Schoonheid, het enige wezen, verenigd met alle verlichte zielen. Je legt dan een innerlijke verbinding met de Ene, en die verbinding geeft een contact, geeft kracht en hulp in nood. Dat kun je verdiepen door meditatie, daarmee kom je weer in verbinding met je bron, met je ware zelf. Je ware kern is puur bewustzijn.

Ook kunnen de wazifa’s ons helpen die het Soefisme leert; dat zijn herhalingen van bepaalde namen van Allah. Zo is er de wazifa: Ya Valiy – om de controle over jezelf (opnieuw) te krijgen; Ya Vakil – voor hulp in nood; Ya Shakur – voor dankbaarheid; Ya Salaam – als je de vredige wil vragen bij onrust. Dit herhaal je rustig zittend bij jezelf en de zendt dit uit naar je omgeving en zo heeft het niet alleen een helende werking op jezelf, maar ook op de algehele toestand in de wereld.

Bij de Soefi’s kennen we de innerlijke school, dat is de esoterische kant. De Universele Eredienst is openbaar, zowel voor ingewijden als niet-ingewijden. Het wijst de weg naar binnen. Het Soefisme is de mystieke dimensie die we in alle religies terugvinden.
“Alle mystiek is één”, zei een Soefi leermeester.

Hazrat Inayat Khan leert ons dat we in wezen op zoek zijn naar de Ene, en hij liet ons zien dat die Ene al aanwezig is, in ons eigen hart. Het gaat om de weg naar binnen, de innerlijke vrede. Dat pad is individueel en persoonlijk; de verschillende profeten en geschriften zijn wegwijzers.

De ware zoeker heeft al zijn grote en kleine onvolkomenheden overwonnen
En vrede in zichzelf gevonden.

We kunnen het ook de Atman noemen, zoals het Hindoeisme zegt:
De manifestatie van het goddelijke principe in de mens is het Atman, de menselijke ziel, het zelf”. Bij Atman kun je denken aan adem: de zuivere, onaanraakbare, geestelijke ziel.

Weet dat Atman ongeboren is en niet zal sterven,
Nooit ophoudend, nooit beginnend,
Wapens wonden Het niet,
Vuur verbrandt Het niet,
De wind droogt Het niet,
Water maakt Het niet nat:
Zo is het Atman.

Pasen, het feest van de opstanding, betekent de opstanding van het goddelijk ‘zelf’, van de Atman. Het is een feest van bevrijding van de ziel, het inzicht dat we in essentie zuiver zijn, dat geloof, hoop en liefde er is wanneer ons ware “IK” geboren wordt. Dat is de opstanding en de wedergeboorte.

Dat kunnen we ten diepste niet vinden buiten ons. “Wie zoek je?”

In de Gayan van Inayat Khan staat:
Ik zocht, maar ik kon u niet vinden;
niet in de kerk, de moskee, de tempel, de Ganges, de Kaaba, de aarde, de hemel,
Maar tenslotte vond ik U verborgen
Als een parel
In de schelp van mijn hart.

Het is de zoektocht naar de Ene, de Geliefde. Moeten we er hard voor werken om de Innerlijke Geliefde te vinden? Nee, we moeten iets laten in plaats van iets doen. Inayat Khan noemt dat: ont-leren, afleren. We kunnen zo ons ware Zijn ontdekken en daarmee ook ons ware geluk.

Zoals deze woorden uit ee Soefi gebed ons voorhouden:
“Trek ons nader tot U
Ieder ogenblik van ons leven,
Totdat zich in ons weerspiegelen moge
Uw genade, uw wijsheid, uw vreugde en uw vrede”.

Het geeft hoop voor de mensheid – hoop dat er altijd weer TOEKOMST is, ook al is er duisternis in de wereld, zoals we nu meemaken in de oorlog in Oekraïne. Pasen is ook de metafoor voor het gegeven dat het niet ophoudt met dit leven. Het gaat steeds door.

Hulp in ons persoonlijk leven, ook hulp in Oekraïne en Rusland. Ik was eens in Zjitomir, Oekraïne, met een groep studenten. We zijn toen onder andere bij Tsjernobyl geweest, op 40 km van de kernreactor.
Het was een totaal verlaten gebied; we mochten er binnen komen met een speciale gids, één dag mocht dat, maar niet binnen de 40 km zone. Je kreeg dan op één dag net zoveel straling naar binnen als anders in een heel jaar. De huizen waren hals-over-kop verlaten; het speelgoed van de kinderen lag er nog.
Één vrouw woonde daar nog, ze woonde er alleen, met haar koe die haar van melk voorzag. Groente en aardappelen kweekte ze op een veldje dichtbij. Anastasia heette ze, ze was daar achtergebleven in een eenvoudig huis, met de traditionele iconen in de hoeken van het huisje. Ze wilde daar niet weg, ze was zo vertrouwd met haar omgeving. We kwamen daar aan met de bus vol studenten - elk jaar gingen ze er naar Tsjernobil. Elk jaar planden ze het zo dat ze op dezelfde dag, op witte donderdag, de dag voor Goede Vrijdag, in dat gebied waren. En elk jaar was er de ontmoeting met Anastasia. Ze kwam naar buiten met een paasbrood, dat de herrezen Christus symboliseert. Ze had het zelf gebakken en in stukken gebroken en deelde het uit. Ze deelde van haar armoede. De studenten zongen haar toe. (“Dat ’s Heeren zegen op U daal, Zijn Gunst uit Sion u Bestraal”)

Ze woonde er alleen, in de omtrek alleen leegstaande huizen. Ze woonde er alleen met haar koe, die haar van melk voorzag. Wie zocht ze daar?
Ze zocht niet!!!
Ze straalde iets uit van rust, van tevredenheid, van vrede. Ze haar geboortegrond niet verlaten, nam de straling op de koop toe. Ze was gehecht aan haar geboortegrond. Ze woonde daar met haar iconen, met zichzelf, en ze had daar innerlijke vrede gevonden.
We namen afscheid met een groet, de groet, die de mensen elkaar geven met Pasen. De één zegt: "Christus is opgestaan”. En het antwoord: “Hij is waarlijk opgestaan”.
Het kan zijn dat ze dan in de letterlijke opstanding geloofden. Maar in wezen gaat het om de opstanding in ons, de opstanding van ons innerlijke Zelf, van de Ene, die in ons woont, in ons aller hart. En als je dan zegt: “Hij/Zij is waarlijk opgestaan” – dan erken je een andere dimensie van waaruit je leeft.
Die woorden drukten hoop uit. Pasen – het verhaal van de hoop, ook voor Oekraïne. Hoop dat al zit je nog zo diep in de put, het leven steeds opnieuw kan beginnen.
Dat is de hoop van de opstanding; het leven gaat altijd weer door, wat er ook gebeurt. Ook na dit leven zal er een voortzetting zijn, in welke vorm dan ook.