Ds. Bernardus Smytegelt(1665-1739) uit Middelburg

Smytegelt is een van de meest gelezen stichtelijke auteurs in bevindelijk-gereformeerde kring. Hij was ongebuwd en bewoonde met een dienstbode een pand aan de Singel in Middelburg. Hij is bekend vanwege de serie van 145 preken over ‘Het gekrookte riet’ (verschenen na zijn dood in 1744) waarin hij ongeveer 300 kenmerken gaf waaraan onzekere gemeenteleden (de "gekrookte rietjes") konden toetsen of zij bekeerd waren. Het ging dan om de 'zondekennis', de staat van ellende. Als je die kennis werkelijk doorgrondde, dan was dat een teken van de ommekeer, de bekering ofwel wedergeboorte. Smytegelt is ruim 30 jaar als predikant in Middelburg werkzaam geweest. Hij was zeer geliefd bij het volk en preekte eenvoudig en zonder aanzien des persoons.


Smytegelt besteedde een serie van 145 preken aan ‘Het gekrookte riet’ (verschenen na zijn dood in 1744) waarin hij ongeveer 300 kenmerken gaf waaraan onzekere gemeenteleden (de "gekrookte rietjes") zich konden toetsen.


Geweldige woorden eigenlijk uit de Statenvertaling oude spelling (Mattheus 12:20-21):

Het gekrookte riet en zal hij niet verbreeken, ende het rookende lemmet en zal hy niet uitblusschen,
tot dat hy het oordeel zal uitbrengen tot overwinninge.
Ende in zynen name zullen de heidenen hoopen.

Ofwel in de Online Bijbel:

Een geknakt riet zal hij niet afbreken en een lamp met een smeulende pit zal hij niet doven,
tot hij het recht laat zegevieren.
En op zijn naam zullen de volken hun hoop vestigen.

 

In de voorstelling ‘Tijd zal ons leren’ werden verhalen verteld over 127 verzetsstrijders ten tijde van de slavernij. Romana Vrede maakte voor NRC een selectie in de krant van 10 februari 2021.
Het vierde verhaal betreft Predikant Bernardus Smijtegelt, die voor haar een held werd!

"Op 20 aug 1665 wordt Bernardus geboren in Goes. Veel weet ik niet over hem. Ik weet niet of hij een activist was of dat hij iemand was die zich flink opwond over onrecht. Ik weet ook niet of Bernardus het type was dat altijd op de barricade stond.

Ik weet niet hoe hij als jongen was of als jongeman. Ik weet alleen dat hij een predikant werd van de gereformeerde kerk.

Het jaar is 1732, Bernardus is bijna 60 en omdat de West-Indische Compagnie het monopolie op de Atlantische handel verloor (dat wil zeggen de handel in suiker, rum, katoen, zilver en tabak en het ontvoeren, kidnappen, verschepen – vaak met de dood tot gevolg – van mensen) kreeg de Middelburgse Commercie Compagnie de kans om zich nu volledig te gaan richten op de handel in mensen. De mensen in de Zeeuwse steden werden rijker en machtiger en heel Zeeland floreerde vanwege de handel in zwarte lichamen.

Predikant Bernardus Smijtegelt, deze bijna bejaarde gereformeerde witte predikant in Goes – op papier kunnen hij en ik onmogelijk verder uit elkaar liggen – werd een held.

Het verhaal gaat dat predikant Bernardus Smijtegelt vanaf zijn kansel fulmineerde tegen zijn toehoorders of ze het nou wilden horen of niet:

„De handel in mensen is een grove en vreselijke zonde. Deze verhandelde Afrikaanse mensen zijn diefelijk ontstolen uit hun vaderland. Die een mens steelt, zegt God, zal zeker gedood worden. Dat soort dieverij wordt begaan in de slavenhandel. Is het niet droevig, dat christenen daarvan een handel hebben gemaakt?”

In zijn tijd was Smijtegelt bij het vrome volk een gevierd predikant over wie verschillende volksverhalen de ronde doen.

Het bekendste is ‘De engelenwacht’. Dit is de korte versie:

„Op een avond wachtten twee mannen bij de Herengracht in Middelburg de dominee op om hem eens flink aan te pakken. Toen hij over een brug aan kwam lopen bleek hij echter niet alleen te zijn. Toen de mannen dit later vertelden, bleek dat Smijtegelt toch alleen was geweest. Zijn begeleiders zouden engelen zijn geweest die hem hadden beschermd. Het bruggetje waarover hij gelopen had kreeg hierom in de volksmond de naam ‘het Smietegeltbruggetje’. Dit is helaas jaren geleden gesloopt.”

Door Romana Vrede.

 

Het bruggetje waarover hij gelopen had kreeg in de volksmond de naam "het Smietegeltbruggetje".
Een bekend verhaal is dat over de "engelenwacht”, waarbij hij de ervaring had door engelen beschermd te worden.

Smytegelt was mild voor 'kleingelovigen' die zich het heil nog niet durfden toe te eigenen, hij was 'recht-door-zee' en kwam regelmatig in conflict met de overheid. Hij was een van de zeer weinige predikanten die principieel de slavenhandel afwees, wat hem niet geliefd maakte bij de kooplieden in Middelburg, het centrum van de Nederlandse slavenhandel in de achttiende eeuw. De bekeerde mens kent de ervaring met God, "Gods verborgen omgang vinden zielen waar Zijn vrees in woont" (Psalm 25:7). Dat moet je gegeven worden, dat is genade. Die ervaring werd door de oudvaders van de Nadere Reformatie ook wel 'de bevinding' of 'de bevindelijkheid' genoemd.

Zie hier de volledige titel van het boek HET GEKROOKTE RIET
en een gedeelte uit DE VOORREDE

HET GEKROOKTE RIET
OF HONDERT-VYF-EN-VEERTIG PREDICATIEN
OVER MATTHEUS XII: 20, 21.
Waar in een zwak en kleingelovig Christen opgewekt en bestiert word
om op de Heere Jesus te hopen, mitsgaders verscheiden gevallen en zwarigheden van het gemoed
worden opgelost en beantwoort, tot der zulker vertroosting en aanmoediging,
om met blydschap, al strydende, den weg des geloofs na de hemel te bewandelen,
en aan de eeuwige gelukzaligheit te zyner tyd deel te krygen.
DOOR de ZALIGEN HEERE BERNARDUS SMYTEGELT,
In zyn leven getrouw Bedienaar des Euangeliums te Middelburg.

 

"DE VOORREDE TOT "HET GEKROOKTE RIET"
DOOR DE DRUKKERS VAN ,,HET GEKROOKTE RIET" AAN de LEZER (1744)

De orde, welke Hy, om tot zyn oogmerk te komen, in deze Predicatien gehouden heeft, schynt ons toe deze te zyn: dat Hy in de acht eerste de woorden van de Tekst verklaart, en by die gelegentheit enige gevallen van het gemoed behandelt, zich zo de weg banende om tot het oplossen van deze en gene zwarigheden overtegaan.

Waar op hy dan verscheiden zwarigheden voorstelt en beantwoord in de negende en volgende Predicatien tot de negentiende, in welke hy tien kentekenen van de staat der genade opgeeft, om dezelf in 't vervolg van stuk tot stuk nader te behandelen.

Het eerste raakt de Wedergeboorte met den tyd daar van, waar over hy spreekt van de twintigste tot de drie-entwintigste ingesloten.

In het tweede toont hy aan, hoe dierbaar het den begenadigden is op genade te leven, in de vierentwintigste.

In het derde, hoe zy aan zichzelf ontdekt zyn, in de vyfentwintigste.

Het vierde raakt de overtuigingen, waar over hy onderscheidentlyk handelt, van de zesentwintigste tot de zevenenveertigste ingesloten.

In hetvyfde spreekt hy van de Goddelyke droefheit, van de achtenveertigste tot de zesenvyftigste.

Het zesde behelst de belydenisse der zonden, 137 van de zevenenvyftigste tot de zevenenzestigste.

Het zevende vervat de heilige schaamte, van de achtenzestigste tot de zeventigste.

In het achtste handelt hy over de haat tegen de zonde, van de eenzeventigste tot de vierentachentigste.

In het negende van de armoede des geestes van de vyfentachentigste tot de vierennegentigste.

Het tiende en laatste kenteken is de nederigheit, waar van Hy in het brede spreekt van de vyfennegentigste tot de hondert achtiende Predicatie ingesloten.

Tot hier toe gekomen zynde staat hy als stil, en verhandelt in de negen volgende Predicatien de tien genoemde kentekenen by wyze van een korte herhalinge, zo in 't gemeen als in 't byzonder, te weten van de hondertnegentiende tot de hondertzevenentwintigste ingesloten.

In de achttien overige Predicatien geeft hij 121 verscheiden redenen van deze zyne wyze van doen, in het prediken van kentekenen, met beantwoordinge van deze en gene tegenwerpingen, en aanwyzinge van het regt en verkeerd gebruik der kentekenen.

En zo hangt dit schone Werk aan een, dat met recht voor een vry compleet en treffelyk zamenstel van de bevindelyke en zaligmakende Godgeleertheit mag gehouden worden. En op dat als met een opslag zou kunnen gezien worden, wat stukken in dit ganse werk behandelt worden, hebben wy de korten inhoud der zaken, in ieder Predicatie verhandelt, zo veele er in elk Deel voorkomen, voor aan geplaatst."

"Maar mogelyk zal iemand denken, zo veele Predicatien over een Tekst, waarom niet liever telkens een nieuwe stoffe verkoren? Waar op wy kunnen zeggen, dat ons uit de mond van de overledenen Prediker bericht is, dat Hy, wanneer Hem die vrage gedaan wierd, gewoon was te antwoorden, dat Hy deze manier van Prediken verkoren hadt enkel om zyne Gemeinte te beter te stichten, en by bevinding wist, dat de Heere het niet ongezegent deed zyn; dat Hy anderzins veel gemakkelyker telkens een nieuwe stoffe zou kunnen nemen en verklaren, gelyk hy zulks op de Hoge Schoolen, in de tyt zyner Studien nevens andere van zyne Meesters geleerd had; maar dat het verhandelen van de Goddelyke en zielzaligende waarheden op deze wyze aan de poorte des Hemels al mediterende en biddende moest geleert worden,en dat zulks zo gexnakkelyk niet was als men mogelyk zig verbeelde. En wy twyffelen ook geenzins, of elk Godvruchtige, deze Leerredenen met aandacht en opmerkinge gelezen hebbende,zal hier aan niet weigeren zyn zegel te hangen."

De verzameling preken van Smijtegelt is een van de boeken die de hoofdpersoon in "Knielen op een bed violen" van Jan Siebelink voor veel geld koopt.