Hindoeïsme

Hindoes geloven in de eenheid van een transcendente en immanente God, die de schepper is van het universum. De meeste hindoes geloven ook dat God op bepaalde momenten in de geschiedenis in een menselijke vorm kan verschijnen of in een persoonlijk lichaam kan incarneren (avatarisme). Sommige van die goddelijke persoonlijkheden werden gezien als deelaspecten van de ene ondeelbare God (Brahman) en werden als Hindoe-goden verwerkt in de mythologieën en spirituele filosofieën van het hindoeïsme. Enkele van de belangrijkste aspecten van God maken deel uit van de hindoeïstische Drie-eenheid: Brahma (God als Schepper), Vishnoe (God als Onderhouder), Shiva (God als Vernietiger of Transformerende Entiteit).

Goden en Godinnen

Brahman is voor de Hindoes de Ene, de opperste geest, de naam van God. Het Hindoeïsme kent veel goden, die verschillende kanten van Brahman laten zien. De hindoe-goden worden vaak afgebeeld met vele hoofden of armen die allemaal een heilig voorwerp vasthouden. Dat zijn symbolen van hun speciale krachten en het aspect van Braham dat zij vertegenwoordigen. De meeste Hindoes kiezen één of enkele favoriete goden, waar ze dan afbeeldingen van in hun huis hebben en die ze vereren. Door contact te leggen met hun favoriete god of goden, streeft een hindoe-gelovige ernaar om het aspect, dat die god of goden vertegenwoordigt, in zich te versterken. Vaak betreft het ook het verlangen naar de oplossing van een probleem, naar materiële welvaart of naar een geliefde.

De hindoe-goden vormen met elkaar een vrolijk stel, waar allerlei verhalen over bestaan en prachtige afbeeldingen. Ook worden ze bezongen in allerlei liederen. Hindoe's hebben altijd wel een afbeelding van een of meerdere goden bij zich. Bijvoorbeeld een riksja-rijder heeft in zijn riksja altijd een paar plaatjes van enkele goden, vooral van Ganesha, om hem te beschermen onderweg.

Het uiteindelijke doel van het leven van de Hindoe is moksha of verlossing, loskomen van de cyclus van samsara. Hoe meer je leeft volgens de Veda's, des te 'hoger' zal je volgende geboorte zijn en des te dichter kom je bij moksha. Moksha wordt ook gezien als het moment waarop de individuele ziel, Atman, opgaat in Brahman.

Archetypen

In de vele goden en godinnen en ook in de verhalen van het hindoeïsme kunnen de archetypen zoals Carl Gustav Jung die heeft beschreven herkend worden. De goden en godinnen kunnen gezien worden als een symbolische uitdrukkingsvorm van archetypen, die in het collectieve onbewuste aanwezig zijn. Zij kunnen krachten in mensen wakker maken en kunnen fungeren als 'spiegelbeeld' van de aanschouwer.

De Hindoe-Drie-Eenheid

De belangrijkste drie hindoe-goden zijn Brahma (de schepper), Vishnu (de beschermer) en Shiva (de verwoester). Vishnu en Shiva zijn geliefde goden, veel tempels zijn aan hen gewijd.

Brahma

Brahma, de eerste van de Hindoe-drie-eenheid, is de schepper van het heelal. Hij wordt afgebeeld met vier hoofden die naar de vier windrichtingen kijken. Hij rijdt op zwanen of zit op een heilige lotusbloem. Zijn vrouw is de godin van kunst en onderwijs Saraswati. Brahma heeft vier handen, waarvan hij er altijd een zegenend opheft.

Vishnu

Vishnu is de beschermer van het heelal. Hij wordt vaak afgebeeld op een adelaar of slapend op een reuzenslang. Zijn vrouw is Lakshmi, de godin van de schoonheid en rijkdom.

Shiva

Shiva is de vernietiger van het kwaad in het heelal. Hij heeft een drietand als symbool van de vernietiging. Op zijn voorhoofd draagt hij het derde oog van de kennis. Shiva rijdt op een grote stier, Nandi geheten. Shiva zou drie vrouwen gehad hebben, een Arische (blanke) vrouw genaamd Gaorii of Parvati, een vrouw van Mongoolse etniciteit genaamd Gaungá en Kálii, een donkere vrouw van gemengde etniciteit.

Brahma, Vishnu, Shiva

In de teksten van de Veda's en de Tantra's en andere bronnen komen drie betekenissen van de term shiva naar voren. De eerste en belangrijkste betekenis van shiva is welzijn. Shiva wordt wel gezien als iemand die op allerlei manieren (door allerlei rollen aan te nemen) het welzijn bevordert. Om al die manieren of rollen vorm te geven wordt Shiva wel met vijf verschillende gezichten afgebeeld, twee aan de linkerzijde, twee aan de rechterzijde en een in het midden. De tweede betekenis van shiva is allerhoogste kennis of kennis van het Hoogste Wezen (zonder attributen) voorbij iedere existentiële gebondenheid". De derde betekenis is de persoon Sadáshiva die ongeveer zevenduizend jaar geleden werd geboren in India. Sadá betekent "altijd" en shiva betekent "welzijn". Sadáshiva betekent "iemand wiens enige bestaansopdracht is om het algehele welzijn van alle wezens te bevorderen".

Shiva, Vishnu, Devi

Soms wordt ook een andere drie-eenheid genoemd, namelijk Shiva, Vishnu en Devi (zie de Engelse tekst hieronder). Shiva is daarbij zowel creator als vernietiger: hij vernietigt het oude en creëert het nieuwe. Vishnu is de onderhouder; zijn belangrijkste twee incarnaties zijn Krishna en Rama; hij vertegenwoordigt stabiliteit en orde. Devi is de verzamelnaam van de godinnen en staat voor 'de beschermende moeder'.

Rama, Krishna en Radha

Rama en Krishna worden in heel India als goden vereerd. Rama (Râma), ook wel Ramachandra of kortweg Ram genoemd, is de held uit het Ramayana, het grote religieuze heldenepos uit India. Hij vertegenwoordigt moed en deugd.

Rama: moed en deugd

Krishna is de sleutelfiguur uit de Bhagavad Gita, een onderdeel van het gedicht Mahabharata. Krishna (Sanskriet voor 'zwart'; ook wel 'een entiteit die anderen naar vervulling leidt') is een van de meest aanbeden goddelijke persoonlijkheden in het hindoeïsme. Als zodanig is Krishna onder meer de hoofdpersoon in de Mahabharata en de Srimad Bhagavatam. In veel hindoeïstische stromingen wordt Krishna beschouwd als een incarnatie van Vishnu (het allesdoordringende aspect van God), in andere als de allerhoogste persoonlijkheid of manifestatie van God.

Krishna en Radha

Radha is een godin die vaak als een koeherderin wordt voorgesteld. Krishna en Radha staan hier afgebeeld als verliefd stel. Zij zijn een inspiratiebron voor verhalen, dansen, kunstvoorwerpen en film. Krishna bespeelt daarbij vaak zijn fluit. Radha wordt gezien als de belichaming van "Hladini-Shakti" of goddelijke liefde. In de verhalen is zij de reïncarnatie van Lakshmi, Krishna's gemalin, die hem in iedere reïncarnatie ter zijde staat.

Shiva met zijn vrouw Parvati en hun zoon Ganesh

Ganesha

`Ganesha` of `Ganesh` is de godheid met het olifantenhoofd. 'Ganesha' betekent `intelligentie, goddelijke kennis`. Ganesha is dan ook de god van kennis en wijsheid. Een Ganesha in huis helpt, zo zeggen de Indiërs, om hindernissen weg te nemen, hij ruimt problemen op en hij beschermt als je op reis gaat. Hindoes bidden tot Ganesha voor ze aan iets nieuws beginnen, zoals een nieuwe baan of wanneer ze verhuizen of op reis gaan. Hij rijdt op een muis.

Hanuman

Hanuman symboliseert de bhakti (devotie) en is vooral populair in het noorden van India. Hanuman hielp Rama bij de redding van zijn vrouw Sita uit de handen van de demonenkoning Ravana. In De legende van de Lawu wordt verteld hoe een ster van de hemel werd geplukt en veranderde in de aap Hanuman.

Devi

Devi staat voor het actieve, vrouwelijke principe binnen het Hindoeïsme. Het woord Devi betekent 'godin'. De Devi evolueerde uit het oude concept van moeder en vegetatiegodinnen. Zij wordt meer als een abstract wezen gezien, boven de aarde en de godinnen verheven, maar zij geeft desalniettemin antwoord op de beden van smekelingen. Devi is de som van alle manifestaties van de God-moeder. Zij kan de verschijning aannemen van Lakshmi, Sarasvati, Durga of Kali. Als Jaganmata, of Moeder van het Universum, neemt ze kosmische proporties aan. Ze is één en velen tegelijk. In sommige verschijningsvormen is ze zacht en vriendelijk, in andere vormen is ze dynamisch en wreed. Hierna is een aantal verschijningsvormen van Devi afgebeeld en is hun betekenis weergegeven.

Lakshmi

Shri Lakshmi is de godin van licht, rijkdom en geluk, en ook van moed, vruchtbaarheid, schoonheid en liefde.
Ze is de echtgenote van Vishnu en wordt vereerd tijdens het jaarlijkse lichtfeest Diwali.

Sarasvati

Sarasvati is de echtgenote van Brahma. Haar naam betekent zachte, sierlijke wateren. Zij wordt in de Vedas beschouwd als moedergodin van de oeroceaan, het vrouwelijk aspect van schepping, de vruchtbaarheid. Zij is te beschouwen als de godin van de creativiteit, van alles dat opborrelt uit de creatieve bron van de scheppende mens. Daarom is zij de godin van muziek en dichtkunst, wijsheid, schrift en literatuur. De godin Saraswati wordt meestal op de woensdag vereerd. Jonge Vrome Hindoes zetten hun muziekinstrumenten, schrijfgerei en studieboeken voor haar beeld om zegeningen te ontvangen voor het komende leerjaar.

Durga

Durga (of Doerga) is de grote hindoe-moedergodin, die de strijd aanbindt met het kwade om het goede te laten zegevieren. Haar naam betekent "zij die moeilijk benaderbaar is" of de "ontoegankelijke". Ze staat symbool voor deugdzaamheid, rechtvaardigheid, ze is beschermster van het goede tegenover het kwade. Hindoes geloven in de kracht van moeder Durga, zij is de godin die de morele orde en rechtvaardigheid in het universum handhaaft, ze is beschermvrouwe van politie en justitie, ze probeert het lijden uit te bannen en rechtvaardigheid en recht te laten zegevieren.
Durga is schoon van aangezicht, om haar lippen speelt een meditatieve glimlach, ze heeft wel vier, acht, tien of twintig armen, in haar handen houdt ze de vele wapens die de goden haar hebben gegeven (waaronder de lotusbloem, een discus, een bliksemflits en een drietand) en heeft een derde oog op haar voorhoofd. Ze rijdt op de tijgerin (of leeuwin) Dawon en beeldt mudras uit met haar handen. Durga kent geen angst en is geduldig, ze behoudt zelfs in het zwaarste (spirituele) gevecht haar gevoel voor humor. Durga is een onoverwinnelijke krijgsgodin.

Kali

Een incarnatie van Durga is Kali, de verschrikkelijke dochter die uit haar voorhoofd ontsproot tijdens oorlog. Kali is de godin van de Dood, van de verandering van het tijdelijke in het eeuwige en daarom is ze ook de godin van de Tijd. Ze ziet er afschrikwekkend uit met opengesperde ogen, uithangende tong die druipt van het bloed en ze heeft vier armen waarin ze wapens vasthoudt en een afgehakt hoofd. Ze draagt een halssnoer waaraan 51 mensenhoofden hangen. Ze is in een danspose afgebeeld en staat met één voet staande op haar neergevallen echtgenoot Shiva. Zij wordt ook wel Kalikamata (zwarte aardmoeder) of Kalaratri (zwarte nacht) genoemd. Kali wordt door onwetenden gezien als een bloeddorstige Godin, een personificatie van het boze. Alles aan haar straalt vernietiging en wreedheid uit. Toch is wordt Kali Mata (Mata=moeder) gezien als een van de Devi Mati, een goddelijke moeder. Dat komt omdat zij, die haar begrijpen, weten dat zij de angst voor de dood wegneemt. Kali betekent zowel verleden als toekomst. De tijd overwint alles, laat alles weer terugkeren tot hun oorsprong. En die oorsprong is God. Kali brengt je terug naar God. Kali symboliseert niet alleen dood, Kali helpt je de angst voor de dood overwinnen. Daarom is Kali voor haar aanbidders geen afschrikwekkende maar liefdevolle verschijning. Zij helpt om de gelovige te verlossen uit de cyclus van wedergeboorten die hem steeds dwingen opnieuw te leven en te moeten lijden. Alleen door zich volledig van de bindingen aan het materiele te onthechten, het leven te verzaken, kan men een toestand van gelukzaligheid bereiken. Om God te realiseren moeten wij de hechting aan dit bestaan verzaken. Om de toestand van het onbepaalde te bereiken moeten wij het bepaalde met zijn inherente beperkingen durven loslaten. Kali is een van de drie vrouwen van Shiva. De manier waarop Shiva, Durga, Kali vernietigen is niet die van destructie die veel mensen denken. Zij vernietigen hun vijanden door ze terug te laten keren tot de baarmoeder. Dat is wat dood is, een omgekeerde geboorte. Uit het Goddelijke zijn wij ontstaan en naar het Goddelijke moeten wij terugkeren. Dat is wat Shiva, Kali en ook Durga doen, zij laten de mens terugkeren naar het Goddelijke, niet door vernietiging maar door realisatie, bewustmaking.

Heilige boeken en verhalen

De Hindoes hebben veel verschillende heilige teksten. Voordat deze werden opgeschreven, werden ze lange tijd mondeling doorgegeven. De taal die de mensen gebruikten was Sanskriet, de taal van het Arische volk. Sanskriet is de heilige taal van India, en wordt vandaag nog bestudeerd, al wordt het niet meer gesproken. De oudste heilige teksten zijn vier verzamelingen lofzangen, gebeden, regels voor rituelen en offers en spreuken: de Veda’s. Deze werden door de Ariërs ongeveer 3500 jaar geleden verzameld. Het oudst en bekendst is de Rig Veda. Het is nog steeds een belangrijk heilig boek van de Hindoes. Het bevat meer dan duizend lofzangen over de oude goden en godinnen.

Feesten

Het hindoe-jaar
De religieuze hindoe-kalender telt twaalf maanden, gebaseerd op de stand van de maan. Iedere maand loopt van volle maan tot volle maan, en wordt verdeeld in een lichte helft en een donkere helft. In het dagelijks leven gebruiken de Hindoes dezelfde kalender als iedereen.

Shiva feest, Maha Shivratri (Februari)
Mahashivaratri (Grote Nacht van Shiva) of Shiva Ratri is een Hindoeïstisch feest ter ere van Shrii Shiva. Over de gehele wereld gedenken de Hindoes op deze nacht (meestal in februari) de Almachtige Shiva, de gever van de gelukzaligheid (zuiverheid en reinheid van de natuur of de schepping) en de verdrijver van alle demonische krachten (milieuverontreinigde krachten of processen). Het feest wordt gevierd op de dertiende of veertiende dag (en nacht) na de volle maan van de hindoe maand Phalguna of Magh (Feb/Maart). De toegewijden van Heer Shiva (Shaivieten) vasten op deze dag (soms wordt er wel gedronken of fruit gegeten), maar het feest wordt door vrijwel alle hindoes gevierd. De dag wordt doorgebracht met meditatie op Shiva en het zingen van devotionele liederen (bhajans) ter ere van Shiva. Veel mensen gaan deze dag naar de tempel om aan Shiva te offeren. Vooral het offeren van Bilva bladeren wordt op deze dag als gelukbrengend beschouwd, maar ook kokosnoten, fruit en speciaal bereide heilig voedsel worden aan Shiva en zijn vrouw Parvati aangeboden.

De toegewijden zingen hymnes en chanten mantra's, vooral Ohm Namah Shivaya. Zij brengen de nacht door (meestal in mandirs) met het verrichten van offers (puja hawan) en met het reciteren van de Shiva Mantra "Aum Namah Shivaya". Sommigen zitten rond een heilig vuur en werpen als offergave graankorrels in het vuur terwijl ze zingen voor Shiva. Na de hele dag te hebben gevast en gemediteerd houdt men een nachtwake met doorgaande gebeden en meditatie tot de opkomst van de zon.

Holi (maart)
Het Holi - Phaguafeest wordt jaarlijks gevierd op de laatste dag van de maand Phagun, de laatste maand volgens Hindoe jaartelling (meestal in de maand maart volgens de christelijke jaartelling). Het Hindoeisme kent een eigen jaartelling. Omdat de viering samenvalt met het begin van de jaartelling van de Hindoes, wordt het Holifeest beschouwd als een nieuwjaarsfeest.
Alle Hindoes, zonder onderscheid van rangen en standen, vieren gezamenlijk het Holifeest door zingend en tjauwtaal (muziek) spelend elkaar te besprenkelen met kleurstoffen (rood en groen) en welriekende stoffen ( poeder en parfum). Door elkaar met gekleurd poeder te besmeuren kun je met een schone lei het nieuwe jaar in. Op de avond voor Holi worden brandstapels gebouwd om poppen van de heks Holika te verbranden. De Holika is een rieten pop die het kwade symboliseert. Door de Holika te verbranden worden alle frustraties achtergelaten en kan een nieuw begin worden gemaakt. Daarbij wordt rijst in het vuur gegooid, ten teken dat men zijn fouten kwijt wil. Er wordt gezongen en muziek gemaakt.

Met de verbranding van de Holika luiden Hindoestanen het jaar uit en verwelkomen het nieuwe jaar. Dit feest valt meestal in maart. Op de dag van Holi zelf trekkende mensen oude kleren aan, en overgieten elkaar met gekleurd poeder en water. ’s Avonds bezoeken mensen hun familie, en geven lekkernijen cadeau. Holi is ook een bijzonder feest voor boeren. Zij vieren de eerste lente-oogst.

Het Holifeest staat in het teken van het begin van een nieuw jaarsseizoen ( de lente), en daarom spreekt men ook wel van lentefeest of oogstfeest (omdat het in India samenvalt met de graanoogst). Het Holifeest wordt ook beschouwd als een overwinningsfeest: de overwinning van het goede op het kwade.

Men wenst elkaar bij dit feest "Subh Holi!" toe, wat zoveel wil zeggen als 'Gelukkig Nieuwjaar!'. Met het inluiden van Holi op 3 en 4 maart 2007 viert de hindoe het begin van het hindoe jaar 2064.

Het holifeest wordt feestelijk beëindigd op de dinsdag na de vollemaan (phaaguna poernima), en dit heet 'Boerhwamangel'of 'Boerhwamangar', vrij vertaald ouwden dinsdag. Hierbij kunnen de nieuwelingen uit de familie kennis en zegen van hun ouderen (opa en oma) halen.

Data van het Holi-Phagwa feest: 3/4 maart 2007; 21/22 maart 2008.

Guru Purnima (2 juli )
Op deze dag wordt de verbinding tussen leraar en leerling gevierd en bekrachtigd. In een feestelijke sfeer wordt de Guru gedankt voor haar niet aflatende beschikbaarheid het licht in de mensen te doen ontwaken. Guru purnima is een gebeurtenis die sinds onheuglijke tijden wereldwijd in vele tradities gevierd wordt.

Raksha Bandhan (12 augustus)
De laatste tijd zien wij in Nederland Hindoes steeds vaker aandacht besteden aan Raksha Bandhan. Op deze dag wordt met enig ceremonieel een beschermingskoord gebonden om de pols van degene op wiens bescherming men rekent. Het is gebruikelijk dat de Raksha (koordje / Rakhi) door een zus wordt gebonden om de rechterpols van aar broer. De broer geeft daarbij een geschenk of iets zoets aan de zus.

Divali (12 november )
Het Divalifeest is een religieus feest. Het wordt gevierd in de nacht van de nieuwe maand Kartika (oktober/november). Divali is een feest ter ere van Laksmi. Daarom wordt er op die avond overal Maha Laksmi Puja gehouden, een gebedsdienst ter ere van Laksmi, die de Vrouw, de Moeder der Aarde, het licht en het geluk symboliseert. In de huizen worden veel lichtjes en lampjes aangemaakt ten teken van de overwinning van het licht op de duisternis, van het goede op het kwade, van waarheid op onwaarheid, van rijkdom op armoede. Het is een lichtfeest, een bezinningsfeest door middel van meditatie en gebed. De mens tracht door te bidden in het goede en reine te komen. Licht is een bestaansvoorwaarde voor de mens. Het Licht of Agni is de machtige verschijning van God, het symbool voor kennis, bevrijding en geestelijke verlichting.

Bhajans

Bhajans zijn liederen die Hindoes zingen ter ere van god en het verheerlijken van god. Het samenzingen van bhajans wordt ook Kirtan' of Satsang genoemd. Bhajans kunnen eeuwenoud zijn, maar dat hoeft niet altijd het geval te zijn. De heiligegeschriften worden bezongen, sloka's, katha's of mantra's. Met name binnen de Bhakti-beweging wordt veel belang gehecht aan het zingen van bhajans.

Bhajans zijn diepgeworteld in de Indiase traditie en hindoegeloof. Het zijn eenvoudige, meestal korte, liederen die in gloedvolle taal getuigen van de gevoelens van liefde, devotie en overgave. Door het ritme en de melodie is een kirtan vaak een collectief gebeuren. Dit is dan ook het doel van het samenzingen, dat elk individu harmonisch gefocused is op de naam van god door middel van de zang en de ritme, waarbij de gezamenlijke vibrtatie één gedachte is, god.

Over heel India worden er bhajans gezongen, elk stam, dorp, volksgemeenschap of taal groep hanteert zijn eigen melodie en muziekinstrument. Moderne bhajans stamt af van Indiase klassieke muziek en melodie. Die is gebaseerd op raga's en tala (ritmische trommelpatronen). Traditioneel werden voor dit soort muziek het harmonium en de tabla gebruikt.

Het zingen van bhajans is ook een van de pijlers van de religie van de Sikhs. Zij zingen hymnen uit het heilige boek Goeroe Granth Sahib. De Sikhs kennen hier groot spiritueel belang aan toe. Een Sikh heeft de religieuze plicht dit zoveel als mogelijk is zelf te doen of ernaar te luisteren.

Hinduism in India

(voorlopig is deze tekst in het Engels)

What are the basic beliefs of Hinduism?

Most Hindus believe in an immense unifying force that governs all existence and cannot be completely known by humanity. Individual gods and goddesses are personifications of this cosmic force. In practice, each Hindu worships those few deities that he or she believes directly influence his or her life. By selecting one or more of these deities to worship, and by conducting the rituals designed to facilitate contact with them, a Hindu devotee is striving to experience his or her unity with that cosmic force.

Worshipers call upon familiar gods to help with their everyday hopes and problems. There are three primary Hindu deities:

Shiva

Shiva (the Creator and Destroyer), who destroys the old while creating the new. His consorts include the loving Parvati and the ferocious Durga, who represent the feminine aspects of his complex nature. The god Shiva, the Creator and Destroyer, is often shown with a cobra, the Naga, symbol of fertility and strength, wrapped around his neck. The god often has four arms, signifying his superhuman power.

Vishnu

Vishnu (the Preserver) and his two most popular incarnations, Krishna and Rama. Vishnu, the Preserver, represents stability and order. Vishnu is recognized by the four symbols he carries: discus, conch, club, and lotus. In paintings and prints, Vishnu is often shown with blue skin, a device to accentuate his otherworldliness.

Devi

Devi (the Protecting Mother) is a widely used name for the multiple forms of the Hindu Goddess, sometimes known simply as the Goddess, who appears in some form in every region of India. She is often identified as the creative energy of the universe, and is considered by her followers the equal of Vishnu and Shiva. In India the Great Goddess in general is often referred to as Devi. Devi is the sum of all manifestations or forms of the Mother. All forms be they Lakshmi, Kali, or Durga are forms of Devi. As Jaganmata, or Mother of the universe, she assumes cosmic proportions, destroying evil and ever creating and dissolving universes. She is One and she is many. In some forms she is benign and gentle and in other forms she is dynamic and ferocious.

There are many ways we can view the goddess Devi: chronological, religious, or by function. There are six basic categories. Devi is first seen as cosmic force (e.g. Durga, Kali), where she destroys demonic forces that threaten world equilibrium, and creates, annihilates, and recreates the universe. Next, in her gentle, radiant dayini form (e.g. Lakshmi, Sarasvati), she is the gracious donor of boons, wealth, fortune, and success. As heroine (e.g. Sita, Draupadi, Radha) and beloved, Devi comes down to earth and provides inspiring models for earthly women. In this aspect, Devi is then seen as a local protector of villages , towns, and individual tribal peoples, where she is concerned only with local affairs. In her fifth aspect, Devi appears as semi-divine (e.g. Nagini, Sundari) force, manifesting herself through fertility spirits, and other supernatural forms. Finally, she is also represented in women saints and yoginis, who are born on earth but endowed with deep spirituality and other-worldly powers.

This is a picture of Shiva and Parvati as the divine couple, embracing each other. Married goddesses such as Parvati are auspicious, but are usually seen as subordinate to their husbands (thus reflecting on the divine plane the hierarchy that is prescribed as ideal on the human plane).

Expression of Hindu devotion

"Puja is the act of showing reverence to a god, a spirit, or another aspect of the divine through invocations, prayers, songs, and rituals. An essential part of puja for the Hindu devotee is making a spiritual connection with the divine. Most often that contact is facilitated through an object: an element of nature, a sculpture, a vessel, a painting, or a print. During puja an image or other symbol of the god serves as a means of gaining access to the divine. This icon is not the deity itself; rather, it is believed to be filled with the deity's cosmic energy. It is a focal point for honoring and communicating with the god. For the devout Hindu, the icon's artistic merit is important, but is secondary to its spiritual content. The objects are created as receptacles for spiritual energy that allow the devotee to experience direct communication with his or her gods. Wherever puja is performed it includes three important components: the seeing of the deity; puja, or worship, which includes offering flowers, fruits, and foods; and retrieving the blessed food and consuming it. By performing these sacred acts the worshiper creates a relationship with the divine through his or her emotions and senses."

 

 

Bali

Balinese hindoes geloven in één oppermachtige god: Sanghyang (=god) Widhi Wasa. Deze god is zo groot en machtig dat hij niet te bevatten is voor een normaal menselijk wezen daarom heeft deze god zichzelf opgedeeld in 3 verschillende aspecten.

Deze goden (als manifestatie van Sanghyang Widhi Wasa) worden ook wel trimurti genoemd en zijn:
Brahma, Wishnu en Shiva

Iedere god heeft zijn eigen kleur en rijdier


Shiva: kleur wit, een witte stier Nanda genaamd


Brahma: kleur rood, een gans Hamsa genoemd


Wishnu: kleur zwart, een adelaar Garuda genoemd

 

Uitvaartrituelen en -gebruiken bij Hindoes

( Lokale gebruiken, maar ook als gevolg van stromingen, richtingen binnen de religie kunnen bepaalde gebruiken afwijken van het hier beschrevene. )

Achtergrond
De 'moksha' is voor Hindoes het moment in het bestaan van de mens. Het is het moment van bevrijding uit de cyclus van geboorte, dood en wedergeboorte. Maar voor die fase is bereikt kan het lichaam keer op keer sterven, maar blijft de 'atman' (ziel) reïncarneren in opeenvolgende levens.

De gebruiken beginnen reeds bij het sterfproces
De familie komt bijeen en door de ontboden priester zal eerst met behulp van gebed getracht worden de stervende te genezen. Tijdens het gebed wordt allereerst een druppel Gangeswater toegediend. Het water symboliseert het leven en de vergankelijkheid. Vervolgens wordt een blad van de tulsaboom (een basilicumsoort) in de mond gelegd. Het blad houdt de ziektekiemen op een afstand.

De Pandit (geestelijk leider) leest voor uit de Bhagavad Gita, het lied des heren, waarna de familie meebidt.

Na het sterven wordt de overledene thuis opgebaard of overgebracht naar het rouwcentrum.

Voor de familie breekt nu een periode van 10 dagen rouw aan. Allereerst geeft de familie bekendheid aan het heengaan via rouwcirculaires in het land en indien mogelijk de radio voor verre verwanten. Tijdens de bezoekuren komt de familie bijeen met de Pandit en worden een aantal rituelen afgewerkt, waarbij de teksten veelal voor de jongeren vertaalt wordt. Het wassen en afleggen wordt meestal door familieleden uit andere huishoudens gedaan, maar altijd in aanwezigheid van familieleden uit het huishouden van de overledene.

Voorbereiding uitvaart
De overledene wordt na de wassing veelal in traditionele dracht aangekleed. De vrouw in een sari en de man in dhoti en pagri. Binnenshuis of in het uitvaartcentrum wordt rondom de kist gezeten en gebeden voor de zielerust. De kist is dan veelal niet gesloten. De plechtigheden worden besloten met rijstballetjes. Deze balletjes symboliseren de elementen waaruit het lichaam is opgebouwd nl. ether, vuur, water, aarde en lucht. Daarnaast wordt door de familie bloemen, reukwerk en rijstkorrels als offer in de kist gelegd, waarna deze wordt gesloten. Dan kan de tocht naar het crematorium beginnen.

De uitvaart in het crematorium
De crematie is voor de Hindoes de basis van het uitvaartritueel, immers hoe sneller het lichaam vergaat des te sneller kan de ziel vrijkomen, en kan het lichaam terugkeren naar de elementen waaruit het is opgebouwd. De rituelen in het crematorium zijn veelal een symbolische afgeleide van de 'gewone' rituelen bij de lijkverbranding. De kist wordt indien mogelijk door 4 mannen op de schouders gedragen. Tijdens het dragen naar de aula van het crematorium wordt de kist 5 maal neergezet en gaat de familie (symbolisch) 5 maal zitten Dan wordt de kist in de aula geopend en versierd met bloemenkransen. De Pandit houdt de voorgeschreven preek uit de Veda. De oudste zoon loopt 5 maal rond de kist en raakt met een aangestoken diya(lampje) wat gevuld is met ghee evenzoveel keren de lippen van de dode aan, hetgeen een symbolisch aansteken van het vuur voorstelt. Dan loopt de familie langs de kist en neemt afscheid door rijstkorrels of bloemblaadjes in de kist te leggen, tot de kist zakt of wegglijdt. Een aantal familieleden is met de Pandit ter overtuiging van de verbranding bij de invoer van de kist in de crematieoven aanwezig. De familie volgt hierna nog een bepaalde rouwprocedure die meestal 10 dagen duurt.

Ceremoniele gebruiken bij het overlijden en de uitvaart
Als de vader is overleden, maar het gebeurt veelal ook als de moeder is overleden, scheren de zonen (en vader indien moeder is overleden) het hoofdhaar (soms op een kort staartje na), snor en baard af.

Op de twaalfde of dertiende dag wordt een vuuroffer gehouden. Na de dertiende dag vangt het gewone leven weer aan.

Indien mogelijk wordt de as overgebracht naar India en verstrooid in de Ganges. De verstrooiing van de as gebeurt in Nederland echter veelal op zee (deze staat wereldwijd gezien immers in contact met de Ganges) in aanwezigheid van de familie.

Meer informatie over hindoestaanse uitvaartrituelen zijn verkrijgbaar bij:
De stichting Lalla Rookh
Postbus 416
3500 AK UTRECHT
Tel.: 030-2315552

Bron: gedenkboek.nl/info/religie