De kunst van het leven
&
Morele Evolutie
We kunnen ons impulsief overgeven aan het
leven van alledag zonder er verder al te veel over na te denken. We
kunnen ook besluiten het leven te gaan bestuderen om er lering uit
te trekken, om het leven beter te leren leven. Hazrat Inayat Khan
heeft ons een aantal handvatten gegeven die ons kunnen helpen het
leven beter te begijpen. Hij heeft aanbevelingen gegeven om ons de
kunst van het leven eigen te maken. Ook heeft hij ons inzicht gegeven
in de werking van spirituele wetten op het gebied van de morele evolutie.
In dit document wordt hier verder op ingegaan.
Inhoud:
De
kunst van het leven
Het
leven bestuderen
Het
kwaad niet voeden
Alles
van twee kanten zien
De
spirituele wetten van de Morele Evolutie
Afgescheidenheid en de wet van de wederkerigheid
Het verbindingskoord en de wet van de weldadigheid
Verbondenheid en de wet van de verzaking
De
kunst van het leven
H.I.
Khan geeft ons drie belangrijke
aanbevelingen voor de kunst van het leven. Het is van belang
om:
- Het leven te bestuderen
- Het kwaad niet te voeden
- Alles van twee kanten
te zien, het standpunt van de ander en dat van jezelf.
Ad 1. We
kunnen het leven alleen goed bestuderen als we onze warneming goed
ontwikkelen. D.w.z.: aandacht hebben voor
de werkelijkheid zoals die is, en niet onze denkbeelden op de werkelijkheid
leggen. Niet haastig, vluchtig, oppervlakkig. Maar met aandacht waarnemen,
zoals wanneer we in meditatie letten op onze adem. Mediteren is een
vorm van oefenen in het zuiver waarnemen van wat is.
Als we
zuiver waarnemen kunnen we suggestie en feiten onderscheiden. We staan
voortdurend onder invloed van suggestie: zowel van buitenaf (reclame,
media, meningen van anderen) als van binnenuit (onze eigen gedachtepatronen).
Onze gedachten los laten en waarnemen in het hier-en-nu, daar gaat het om
bij het bestuderen van het leven.
Dus: het
proces van vergeven zuiver proberen war te nemen. Dat kan het beste door een voorbeeld
te nemen waar je niet (meer) emotioneel bij betrokken bent. Anders
ontbreekt de distantie die nodig is voor de zuivere waarneming.
Ad 2. Het
kwaad niet voeden houdt in:
- zelfsuggestie
overwinnen door interne redeneringen los te laten (De redenering
‘Ik ben ziek’ kan die gedachte zo vast doen houden dat je je
ziek blijft voelen).
- Verdriet
onderkennen, erkennen, durven voelen, er doorheen gaan; niet onderdrukken
of koesteren (zelfmedelijden).
- Je
eigen fouten durven erkennen.
- Anderen
open tegemoet treden, zonder direct iets verkeerds te verwachten;
het ene is angst, het andere vertrouwen.
Ad 3. Alles
van twee kanten bekijken:
- Opgave:
het standpunt van een ander proberen te begrijpen zonder je eigen
standpunt of overtuiging los te laten. Oprechte belangstelling voor
de ander helpt ons onze grootste zwakheid te overwinnen, nl. ons
egocentrisme.
- Zodra
men acht begint te slaan op gevoelens van anderen begint men God
te eren.
- Niet
blindelings, impulsief reageren als een ander je iets onaangenaams
aandoet, maar eerst je eigen gedrag overwegen; soms helpt negeren,
soms is verweer nodig.
- Breng
eerst vrede in jezelf; dan pas ben je in stat
vrede tussen jezelf en anderen bewerkstelligen.
- Ieders
geluk hangt samen met het geluk van allen.
In zijn boek Morele
evolutie geeft Hazrat
Inayat Khan praktische aanwijzingen
over hoe we het ideaal van harmonie kunnen realiseren in ons dagelijks
leven. Evolutie duidt op innerlijke groei, het gaat niet om starre
voorschriften. Hierna volgen de fasen die de mens in de morele evolutie
kan doorlopen; vervolgens wordt de strijd die daarbij met het ego
plaatsvindt geanalyseerd; tenslotte volgt
een aanduiding van het hoogtepunt van de morele evolutie.
Fasen
in de morele evolutie
Eerste
fase: het zich afgescheiden voelen
Richtpunt: De
wet der wederkerigheid
De wet der wederkerigheid
toont ons hoe woede
en wraak in zijn werk gaan, welke mechanisme ze in het werk zetten,
nog zonder die mechanismen goed of af te keuren. De wet van de wederkerigheid
is geen wet van menslievendheid, maar een spirituele wet die ons toont
wat er gebeurt als we toegeven aan de haat-
en wraakgevoelens van het ego.
De wet van de wederkerigheid
stelt dat er in principe een symmetrische verhouding tussen mensen,
er is principiële gelijkwaardigheid.
Ons ego neigt er
echter toe om het voordeel aan zichzelf te geven: je bent zelf net
iets meer/beter en/of minder slecht dan een ander. Daardoor beleven
we wat anderen ons aandoen op een vertekende manier! We neigen ertoe
het goede dat anderen ons geven al gauw vanzelfsprekend (‘verdiend’,
‘daar heb ik recht op’) te vinden, en het slechte, negatieve dat anderen
ons aandoen ervaren we al snel als erger dan bedoeld (ons ego voelt
zich bedreigd in zijn functioneren als beschermer/beheerser!). Om
werkelijk wederkerigheid te bereiken moeten we deze asymmetrie
overwinnen. Hoe? Door verder te kijken dan ons beperkende ego-begrip
en als het ware aan het goede dat we ontvangen iets toe te voegen,
en van het slechte dat we ervaren iets af te trekken!
De
kern van deze wet luidt: Met haat en wraak reageren op onrecht dat
je is aangedaan is een natuurlijke reactie
van het ego, maar deze heeft tot gevolg dat woede voedsel krijgt en
zich verspreidt. Wie deze kettingreactie vanuit innerlijke kracht
en begrip (inzicht) weet te voorkomen staat als een rots in de branding.
Het denksysteem van het
ego is gebaseerd op angst, schuld en verwijt. Het ego is op zoek naar
een persoon of situatie die we de schuld kunnen geven als we ons niet
goed voelen. Het ego gelooft niet in vergeving, niet voor onszelf en niet voor
anderen.
Niet-vergeven betekent dat je overgeleverd bent aan de wetten
van wraak en straf. Dat geeft angst. Je voelt je afgescheiden van
de anderen. We denken dat door te vergeven we ons te kwetsbaar opstellen,
zodat we opnieuw gekwetst kunnen worden.
Dan liever een harnas om
en terug vechten.: de wetten van de jungle
die ons in een eeuwenlange evolutie hebben doen overleven. Maar die
wetten werken nu tegen ons. Immers: ons ego zet ons niet alleen aan
tot overleven, maar ook tot zegevieren, de beste willen zijn. Als
we uit een ‘min’-situatie komen wil het ego alleen nog maar meer,
het is onbevredigbaar. Als we wraak hebben genomen wil het alleen
nog maar meer wraak, want de pijn gaat er niet door weg. Pas als we
vele malen onze neus gestoten hebben, als we zien dat het bevredigen
van onze begeerten niet tot geluk leidt maar tot nieuwe begeerten,
begint langzaam het besef te ontluiken dat we het daarin niet moeten
zoeken.
H.I. Khan: Houd het vergif van het verleden niet in gedachten,
want dat is even slecht als het vasthouden van een oude ziekte in
het gestel.
Onze psyche houdt ervan
anderen op grond van ons eigen standpunt te analyseren. Dat geeft
ons het gevoel dat we beter zijn. Maar als we onze psyche op de zwakheden
en tekortkomingen van anderen richten dreigen we in werkelijkheid
deze zwakheden in onszelf in het leven te roepen en aan te moedigen,
en de relatie met degene die we bekritiseren wordt er ongunstig door
beïnvloed. Bovendien: ontactische kritiek jaagt degene die het betreft
tegen ons in het harnas, maakt dat hij zich verdedigt, en versterkt
dus zijn fouten. Christus zegt: ‘Weersta het kwaad niet’. Wat
bedoelt hij hiermee?
Het verzet voedt het kwaad;
het niet bestrijden heeft tot gevolg dat het zichzelf opbrandt. Kenmerkend
voor het kwaad is dat het zijn eigen ondergang bewerkstelligt. Het kwaad is als het vuur, het vernietigt wat
het tegenkomt, maar het houdt geen stand, net zo min als het vuur,
dat zichzelf verteert. (Volumes deel VIII H.I. Khan, pag. 104)
Door in overweging te nemen
dat een vriendelijke daad die ons door een ander wordt betoond meer
betekent dan wanneer wij hetzelfde doen ten opzichte van een vriend;
maar een belediging, iets slechts dat ons wordt aangedaan, een teleurstelling
die een vriend ons berokkent, moeten we als minder afkeurenswaardig
opnemen dan wanneer wij hetzelfde zouden doen.
Zo kunnen we geleidelijk
aan onze sympathie steeds verder uitstrekken. We gaan anderen beter
begrijpen door ons in hun plaats te stellen en ook van hun standpunt
naar de dingen te kijken. Wederkerigheid betekent: ‘Wat u niet wilt
dat u geschiedt, zo doe dat ook een ander niet’!
Richt je er op dat ieder
individu principieel gelijkwaardig is aan de ander; je bent zelf niet
meer of minder dan een ander.
Betekent dit dat we het
negatieve, het kwade dat we van anderen ondervinden dan maar accepteren
vanwege de lieve vrede en het streven naar harmonie en symmetrie?
Nee!
“Een belediging met een
belediging en kwaad met kwaad vergelden is het enige dat evenwicht
bewerkstelligt.” Hiermee moeten we wel voorzichtig zijn: ‘We moeten
de wet van ‘oog om oog, tand om tand’ niet toepassen zolang de mogelijkheid
bestaat de wraak van de vijand met vriendelijkheid tegemoet te treden.’
Waak ervoor dat een vriend
niet in een vijand verandert. Vergeef een vijand wat hij je aandeed
en vergeet zijn vijandschap als hij dat oprecht wil. (Als hij je dat
impliciet laat merken of expliciet vraagt?)
De wet van de wederkerigheid
vraagt ook van ons dat we ons eigen aandeel nagaan. Dat we uit elkaar
halen wat het aandeel van de ander is die ons iets aandeed, maar ook
wat ons eigen deel is. Het kan zijn dat we extra gevoelig zijn juist
op het gebied dat die ander heeft aangeraakt. Dan geldt des te sterker
wan Inayat Khan zegt: voeg als het ware aan het goede dat we ontvangen
iets toe voegen, en trek van het slechte dat we ervaren iets af!
Zo kunnen we overdreven
of ingebeelde vijandigheid ten opzichte van anderen overwinnen en
vergiffenis en sympathie tot ontwikkeling brengen. Dit inzicht brengt
ons tot de tweede fase van de morele evolutie.
Tweede fase: een
verbindingskoord met anderen.
Richtpunt: De
wet der weldadigheid
De mens waar het hier in
dit stadium om gaat ziet in, hoewel hij nog leeft vanuit een gevoel
van gescheidenheid, dat er door hemzelf en
anderen een verbindingskoord loopt, waardoor alle mensen met elkaar
verbonden zijn.
Deze mens is toe aan de
wet der weldadigheid, die richtlijn voor zijn handelen kan worden.
Deze wet houdt in: de
weldadigheid die je aan anderen bewijst ontvang je zelf terug.
Het in praktijk brengen
van de genoemde morele richtlijnen impliceert een voortdurende strijd
met het ego. Wat is dit ego, hoe is het te definiëren? Er is sprake
van ‘ego’ wanneer we ons identificeren met onze psyche (gehechtheid
aan ons denken en voelen) en/of ons lichaam (hechten aan de verlangens
naar bevrediging van onze lichamelijke behoeften; vgl.: freudiaanse
driftbevrediging). Identificatie met onze psyche leidt tot het natuurlijke
gevolg dat we willen dat anderen datgene waarmee we ons identificeren
(datgene wat we voelen/denken, onze persoonlijkheid) goed bevinden;
in wezen wil ons ego niet alleen goed, maar zelfs beter gevonden worden
dan anderen. Ons ego wil de bevestiging van de ander. En als ons iets
aangedaan is, is dat geen bevestiging maar een ontkenning, een devaluatie
van het ego. Dat nemen we niet, daar gaan we mee in gevecht. Maar
dat gevecht is tot mislukken gedoemd.
In dit stadium begrijpt
de mens dat de psyche te vergelijken is met een spiegelpaleis.
Daarom draagt de mens er in dit stadium zorg voor dat hij alleen lieflijke
en vriendelijke gevoelens uitstraalt, zodat die vibraties ook weer
bij hem terugkomen. Het psychologische advies is dan ook om onze psyche
altijd op de goede kant van dingen, mensen en situaties te richten.
De sleutel tot meesterschap
is een houding van ‘zien en niet zien’, van ‘horen en niet horen’
te ontwikkelen; dit leidt tot een zekere ‘wetende onschuld’. Hierdoor
worden we onze gevoelens en gedachten de baas en worden we meester
over ons leven. Want het leven geeft terug (weerspiegelt) wat we via
onze psyche uitstralen!
Het niveau van de zingeving
is tevens het derde en hoogste stadium van de morele evolutie zoals
H.I.Khan die beschrijft.
Derde fase: verbondenheid
van allen, besef van éénheid van al wat is
Richtpunt:
De wet der verzaking
(zelfverloochening)
Deze wet kan niet geleerd
worden uit boeken of door mondelinge overlevering: het leven zelf
onderwijst deze wet. Het houdt in dat alles met alles samenhangt.
Jezus zegt: ‘Als één lid lijdt, lijden alle leden’. Als één onder
ons pijn heeft maakt dat deel uit van de pijn van ons allemaal.
De
kern van deze wet is dat, als je je ego-verlangens verzaakt, je passies
je niet meer beheersen, je alle verlangen los kan laten, dat je dan
in een stadium van onaanraakbare, onaantastbare innerlijke vrede geraakt.
Je denkt dat je alles
verliest, maar juist dan valt je het geluk ten deel. Dit stadium is
het stadium dat de mysticus heeft bereikt, die vanuit een innerlijk
besef van eenheid met de schepping als het ware ‘vanzelf’ de wet der
weldadigheid toepast. Hij is onthecht aan
de wetten van het ego en is in staat zijn begeerten te verzaken. Hij
volgt de impulsen van het ego niet, maar is meester van zichzelf.
Hij begrijpt
de woorden van de Gayan:
Niemand
zal in het leven ervaren wat niet voor hem is bedoeld.
Alle
situaties in het leven zijn proeven die het echte en het onechte aan
de dag leggen.
Bronnen:
Hazrat Inayat Khan, Morele evolutie
H.J. Witteveen, Universeel Soefisme
E. Keesing, Soefisme
in het dagelijks leven