Toelichting van Pir Zia bij de gouden regels uit de Vadan

Gouden regel 1

Mijn nauwgezet zelf: wees je beginselen trouw in voorspoed en in tegenspoed.

Neem een moment de tijd om jezelf een plicht in gedachte te brengen die je als heilig beschouwt, een verplichting jegens een persoon of een gemeenschap. Deze verplichting is misschien niet altijd gemakkelijk te vervullen; misschien zijn er offers nodig. Toch besef je de waarde van die verplichting zo volledig dat je graag voordelen en voorrechten wilt opgeven om hem te vervullen. Je bent bereid jezelf moeite en inspanning te getroosten om die verplichting te vervullen, want je weet dat dit jouw nalatenschap zal zijn, wanneer je jouw laatste adem op aarde zult ademen en de geest in de richting van de schepper zal snellen. In de wetenschap van de vervulling van deze taak, in het handhaven van jouw heilige verantwoordelijkheid, ligt tevredenheid, een voldoening dat niemand van jou af kan nemen.
Het is gemakkelijk beleefd te zijn tegen iemand die beleefd is tegen jou. Dat doe je vanzelf. Het is niet zo gemakkelijk beleefd te zijn tegen iemand die niet beleefd is tegen jou. In zo’n confrontatie worden we getest. Als we onze principes ook in tegenspoed handhaven, dan zijn die principes krachtig, echt, waar en zinvol.
Op dezelfde manier kunnen we dit overwegen als we geconfronteerd worden met gedrag van anderen dat moeilijk te verdragen is. We vergeten vaak dat anderen waarschijnlijk onder bepaalde spanning staan. Het helpt ons om begrip en mededogen te oefenen als we ons kunnen herinneren dat tegenspoed ons allen uitdaagt in onze idealen.
Als het om jezelf gaat, dan kun je je voornemen om op te merken wanneer je onder druk staat: ‘Zal ik de uitdaging aankunnen, wetende dat ik onder druk sta? Kan ik de verlei- ding weerstaan om mijn idealen in gevaar te brengen?’ Als je weet wanneer je in tegen- spoed verkeert, dan kun je precies da´n ernaar streven je toewijding aan je idealen te verdubbelen.
We zijn hier op aarde om getest te worden, omdat deugden in de hemel niet zo echt zijn. Daar is het allemaal te gemakkelijk. Deugden worden pas echt als ze getest en beproefd worden, als we uitgedaagd worden. En dus is het hier op aarde dat we beperkingen, tegenstand en alle beproevingen van de wereld tegenkomen, om hoog te houden wat waar is, en goed, en mooi, zodat het echt kan worden gemaakt. We moeten onszelf aan de hoogste standaard van verantwoording houden. We moeten de uitdagingen zien als een door God gegeven kans: ‘Maak God een realiteit, en God zal u de waarheid maken.’

 

 

Gouden regel 2

Mijn nauwgezet zelf: wees sterk in je geloof, te midden van de verzoekingen en beproevingen van het leven.

De eerste gouden regel ging over consequent zijn in onze principes, te midden van verzoekingen en beproevingen. In aanvulling daarop vraagt deze tweede regel van ons dat wij geloof hebben. De regel vraagt ons om niet aan wanhoop toe te geven, omdat ieder nieuw moment nieuwe mogelijkheden brengt.
De dichter Tulsidas zei dat Ravana, de demonenkoning die Sita ontvoerde, Rama’s grootste toegewijde was. Net als Rama krijgen wij allen in ons leven te maken met allerlei soorten beproevingen. Gewoonlijk treden wij deze uitdagingen met frustratie tegemoet. We zouden willen dat de problemen maar gewoon weg zouden gaan. Maar wat als we onze problemen beschouwen als een test, als een proeve? Dan zien we dat wij uitgedaagd worden, zodat wij respons kunnen geven aan deze uitdagingen op een ma- nier die aspecten van ons eigen wezen oproept die eerder niet werden geopenbaard. Als er alleen gemak en comfort waren, dan zouden geen van deze kwaliteiten zich ooit manifesteren. Als er nooit fouten of verkeerde inschattingen werden gemaakt, dan kon er nooit vergeving en mededogen worden getoond. Zoals als onze beperkingen de weg voorbereiden voor de goddelijke vergeving, zo ook bieden de beproevingen die we in het leven het hoofd moeten bieden een kans voor de uitdrukking van zijnskwaliteiten die anders alleen in zaadvorm zouden zijn blijven bestaan.
Als je uitgedaagd wordt, wat zou het dan betekenen als je aan de persoon of situatie die jouw uitdaagt, denkt als ware die jouw grootste toegewijde, in plaats van een vijand? Als iemand jou provoceert, kun je dan denken: hier heb ik een persoon voor mij, die mij vraagt om te leren van wat ik zeg of doe? Als we uitgelokt worden, dan verwacht degene die ons provoceert over het algemeen dat we hem met gelijke munt zullen terugbetalen. Namelijk met woede en wrok. Maar stel nu dat we hem in deze verwachting teleur- stellen? Dat wij in plaats daarvan wij onze tegenstander verrassen met kwaliteiten die de hele aard van de ontmoeting transformeren? Dan wordt jouw tegenstander werkelijk de leerling van de situatie.
En misschien heb je weleens meegemaakt dat je met iemand in conflict was, waarbij die ander vanuit zo’n integriteit handelde dat je het niet kon helpen om respect voor hem te hebben, hoewel jouw belangen anders waren dan de zijne. Mogelijk zag je hem of haar zelfs in zekere zin als een vriend. Bedenk dan dat we ook zelf ernaar kunnen streven om zo iemand te zijn. Kunnen we iemand zijn waarvan degenen die met ons in conflict zijn, ook als zij de onenigheid willen voortzetten, genoodzaakt zijn de integriteit van reage- ren te erkennen?
Wat maakt het mogelijk dat deze integriteit zich toont? Je vindt een hint in de formulering van deze gouden regel: wees standvastig in jouw geloof.
Geloof is hoop. Je hebt geen medelijden met jezelf, want je voelt de hand van de goddelijke bescherming en begeleiding altijd boven jouw hoofd, zelfs als de omstandigheden op hun donkerst zijn. Geloof geeft je vastberadenheid, sterkte en veerkracht, hoe moeilijk de situatie ook is. Geloof geeft je helderheid over jouw doel, zodat je niet bezwijkt voor verleidingen. Geloof zorgt dat je weet dat ook dit voorbij zal gaan en dat het belangrijkste is dat je jouw problemen met integriteit, eerlijkheid, mededogen en goede wil onder ogen ziet. Geloof verzekert je dat je de kwaliteiten zult beheersen en belichamen die in jou worden opgeroepen, en dat je een kanaal zult zijn waardoor de Goddelijke Namen zich meer en meer kunnen onthullen in deze wereld.
Wat zou je talen naar roem en fortuin? Laat jezelf gewoon een transparant wezen zijn, waardoor het Goddelijk Leven zich meer en meer kan realiseren op aarde.

 

 

Gouden regel 3

Mijn nauwgezet zelf: bewaar het geheim van vrienden als je heiligste pand.

Hazrat Inayat Khan verbindt vaak deze twee woorden: secret en sacred. Geheim en heilig. Bij de initiatie in de Soefi Orde wordt aan je gevraagd: ‘Wil je de spirituele begeleiding die jou wordt aangeboden, aannemen als jouw heilige en geheime verantwoordelijkheid?’ Hiermee wordt jou opgelegd om niet in het openbaar over de innerlijke processen van ons pad te spreken. Houd je ervaringen gesluierd, want dat is de juiste context voor deze zeer fijne, delicate, transcendentale ervaringen. Als je daar achteloos over zou spreken, dan zouden ze teruggebracht worden tot iets gewoons.
Dat principe gaat ook op voor onze relaties met anderen. Een van de schoonheden van vriendschap is dat je er op kunt rekenen dat je elkaar kunt vertrouwen. Je weet over en weer dat je in vertrouwen je hart bij de ander kunt luchten, en dat er wederzijds respect is voor de heiligheid van deze uitwisseling. Het ene hart spreekt tot het andere. Het is een fluisterend uitwisselen van geheimen. Het is de openbaarmaking van dat innerlijke verhaal van het hart dat elk van ons gewoonlijk strikt verborgen houdt, omdat blootstelling aan de openbare mening schade zou veroorzaken.
Als er sprake is van enige diepte in ons leven, dan is dat omdat er binnenin ons iets is waarover moeilijk te spreken valt, iets wat verschrompelt wanneer het aan de buitenwereld wordt blootgesteld. Het heeft de rust en de intimiteit nodig van die subtiele momenten van verbinding waarin het hart vol en open is. Het kan niet bekend worden gemaakt, omdat het dan beroofd zou worden van zijn paradox, lyriek en waarheid. Het vermogen om te kunnen communiceren op een ongebruikelijk niveau is onderdeel van diepe vriendschap. Als we verwachten dat we op het vertrouwen van anderen kunnen rekenen, dan moeten we zelf ook betrouwbaar zijn. Dat betekent dat we altijd de verleiding moe- ten weerstaan om dat vertrouwen te schenden, om te onthullen wat niet mag worden besproken.?
We hebben de neiging om onze relaties door elkaar te halen, met elkaar te verwarren. Dat is de oorzaak van veel moeilijkheden. Wat doen we bijvoorbeeld als we een conflict met iemand hebben? Maar al te vaak werkt zo’n conflict door in onze contacten met andere mensen. We beklagen ons bijvoorbeeld bij anderen over de persoon met wie we het conflict hebben. Of we zijn teleurgesteld in of geïrriteerd door persoon A en reageren ons af op persoon B. En soms worden we zelf verrast, als iemand ons op een totaal on- verwachte manier behandelt. Het kan dan zijn dat die persoon een probleem heeft met iemand anders en dat hij op een of andere irrationele manier die andere persoon met jou verbindt.
Wat te doen als we helderheid willen cree¨ren? Dan moeten we elke relatie als uniek beschouwen, en ook daarnaar handelen. Het principe van deze gouden regel helpt ons om ons in die richting te bewegen. Als iemand ons iets in vertrouwen heeft gezegd, dan vraagt dat aan ons om dat vertrouwen te respecteren. Bovendien heeft het spreken over mensen die niet aanwezig zijn, nog een ander gevolg. Het stuurt het gesprek weg van wat er op deze plaats, op dit moment gaande is. Kortom, als we in een werkelijk levend contact tot elkaar willen staan, dan vraagt dat een zekere zorgvuldigheid waar het gaat om het spreken over degenen die niet aanwezig zijn.

 

Gouden regel 4

Mijn nauwgezet zelf: wees standvastig in je liefde.

Moge deze regel ons eraan herinneren om trouw te zijn aan liefde, om niet te bezwijken voor afleiding en apathie, maar om keer op keer terug te keren naar dat diepe gevoel in het hart dat ons verenigt met alles wat waar is, en goed, en mooi, dat wil zeggen: met alles wat bestaat.

 

Gouden regel 5

Mijn nauwgezet zelf: breek je erewoord niet, wat er ook gebeuren moge.

Deze woorden gaan over onze eer, over onze bewuste inzet voor ons ideaal. We worden eraan herinnerd dat we, als we een belofte hebben gegeven, die belofte ook moeten eren, zelfs als dat betekent dat we een offer moeten brengen. Als we verantwoordelijk en betrouwbaar wensen te zijn, iemand op wie kunt vertrouwen, dan is ons woord onze verbintenis – en het is noodzakelijk om het te vervullen.

 

Gouden regel 6

Mijn nauwgezet zelf: ga onder alle omstandigheden de wereld met een glimlach tegemoet.

In gunstige omstandigheden is het normaal om te glimlachen. De uitdaging van deze regel is echter: leren om zelfs te midden van ontberingen te glimlachen – om nog steeds te glimlachen als we moe zijn, als we gespannen zijn, als we uitgeput zijn. Om ook onder die condities te glimlachen – zo niet met de mond, dan wel met wat Murshid noemt: een glimlachend voorhoofd, een gezicht dat straalt.
Wat wordt hier bedoeld met een glimlach? Een glimlach om de mond is iets prachtigs. Moershid spreekt van het glimlachende voorhoofd, van het uitstralen van liefde, begrip, vergeving en zegeningen. Dat doe je met een gezicht dat zich wijd uitstrekt, open naar de wereld. De laatste woorden van Noor zijn in essentie als een glimlach in het aangezicht van de verschrikkingen van geweld en duisternis. Zij heeft ervoor gekozen om niet terug te slaan met vijandige woorden. Te midden van dergelijk geweld in staat zijn om de vrijheid te verklaren... dat kan alleen een glimlach zijn. En zo kunnen we onszelf in alle omstandigheden afvragen: ‘Wat voor glimlach is het meest geschikt als respons op dit moment?’ Is het een glimlach om de mond of op het voorhoofd? Is het een woord? Want in alle omstandigheden is er een mogelijkheid tot een glimlach. Noor bewijst dit punt ten zeerste.
Er was eens een dorp, met net daarbuiten een grote muur. De dorpelingen vroegen zich altijd af wat er toch achter die muur zou liggen. Het was onbekend terrein; een plaats van mysterie. Van tijd tot tijd was er een onverschrokken ziel die het waagde om over de muur te klimmen. Maar steevast keerde de verkenner nooit meer terug. En zo bleven de dorpelingen in het ongewisse. Uiteindelijk had een van hen een ingeving. Hij bedacht het volgende: ‘Als ik mezelf aan een touw vastmaakt en dan over de muur klim, dan kan mijn vriend me terugtrekken – en zo zal het mysterie worden opgelost!’ Zo gezegd, zo gedaan. De man klom over de muur, bereikte de andere kant en werd daarna weer terug over de muur gehesen. Maar toen bleek er een probleem te zijn. Iedereen was vreselijk benieuwd wat hij zou zeggen over dat vreemde land voorbij de muur. Ze stelden hem eindeloze vragen, maar hij reageerde er niet op. Om precies te zijn: hij sprak helemaal niet. Vanaf die dag was hij sprakeloos. Wel bemerkten de dorpelingen dat er een verandering over hem was gekomen. Hij had altijd een brede, stralende glimlach op het gezicht. Daarom stond de muur sindsdien bekend als de Muur van de Glimlach.
De glimlach is een natuurlijke uitdrukking van een staat van innerlijke rust. Een glimlach geeft ook rust aan anderen. Bovendien is het zo dat we, wanneer we onze innerlijke vrede verliezen, deze kunnen hervinden door het beoefenen van glimlachen. De glimlach is niet alleen een uitdrukking van vrede, maar stimuleert die ook binnenin ons.

 

 

Gouden regel 7

Mijn nauwgezet zelf: wanneer jij iets bezit, denk dan aan hem, die het ontbeert.

Als we onszelf een moment bewust kunnen zijn van de geschenken om ons heen – de overvloed aan voedsel, een veilige en rustige plaats om te verblijven, de vrijheid om onze traditie te volgen, en allerlei andere aspecten van de vrijheid – dan kunnen we ook een moment nemen om ons bewust te zijn van degenen die de geschenken die wij in ons leven hebben, niet bezitten. Die gedachte kan ons er ook toe zetten ons te herinneren dat deze zaken niet vanzelfsprekend zijn.
We hebben het vaak zo druk met onze eigen uitdagingen en ontberingen, dat we niet opmerken hoe gering deze uitdagingen werkelijk zijn in vergelijking met de zeer grote nood van veel mensen over de gehele wereld, die worstelen om alleen al te overleven. Als we op de manier denken zoals in deze regel is weergegeven, dan neemt dat onze angst voor ons eigen welzijn weg. Bovendien wekt het een natuurlijke geest van solidariteit en vrijgevigheid in ons op. Vreemd genoeg zijn degenen die het meest in beslag genomen worden door het brengen van geluk aan anderen, het gelukkigst. Je zou kunnen denken dat de sleutel tot het geluk is gelegen in proberen jezelf gelukkig te maken. Dat is echter een kortzichtige manier van denken.
We kunnen bidden voor degenen die niet hebben wat wij hebben. We kunnen hun het beste toewensen. We kunnen ook ontdekken dat zij bronnen van betekenis en zegen in hun leven hebben, die wij niet bezitten. Laten we het goede dat we hebben met anderen delen, laten we ander in onze gebeden opnemen, en laten we zien hoe ieder van ons an- dere zegeningen heeft. Laten we die vruchtbare overvloed vieren.
Dan nog een gedachte over hoe deze regel verbonden is met de Boodschap. Er zijn veel dolende zielen, die ergens naar op zoek zijn, maar het niet kunnen vinden. Als we ons realiseren hoe gezegend wij in ons innerlijk leven zijn geweest, hoe veel er aan ons is getoond op ons pad, dan zien we hoe veel mensen er nog dorsten naar wat wij hebben gedronken. Dan kunnen we ons geroepen voelen om ons pad niet alleen als het onze te zien. Dan kunnen we zien dat we in het gezelschap zijn van vele medereizigers, die wij misschien op hun weg kunnen helpen.
Dit is een ontwaken waarvan Murshid spreekt, wanneer een mureed niet langer alleen de eigen perfectie nastreeft, maar in plaats daarvan het pad ontdekt van het dienen van de Boodschap, door deze te delen met anderen.



Gouden regel 8

Mijn nauwgezet zelf, houd je eer op tot elke prijs.

Kun je binnenin jezelf, voorbij alle concepten, de subtiele essentie van eer voelen? Sta er eens bij stil hoe tragisch het is dat zo velen naar werelds voordeel zoeken, terwijl dat niets is, vergeleken met deze pure, heilige kwaliteit van zijn.
Onze denkbeelden over eer zijn niet altijd even goed doordacht. Zo denken we, als we beledigd worden, dat de beledigingen ons onteren. En zo worden schadelijke handelingen gerechtvaardigd vanuit het denkbeeld van ‘het verdedigen van de eigen eer’: als iemand een ander beledigt, dan beroept die ander zich op zijn eer en neemt wraak. Der- gelijke gedachten en handelingen berusten echter op een misverstand. Niemand kan een ander onteren. Een persoon kan alleen zichzelf onteren. Dus een persoon die ons zou willen onteren, onteert alleen zichzelf maar.
Niemand kan werkelijk jouw eer beledigen, want jouw eer bestaat niet uit datgene wat jou wordt aangedaan. Het bestaat daarentegen uit het vasthouden aan je eigen hoogste begrip van het goede, het ware en het schone. Jouw eigen geweten is jouw eer. Wij onte- ren onszelf als we ons niet aan ons eigen ideaal houden.
Uiteraard kost het een heel leven om aan je eigen ideaal te voldoen. In de Gayan zegt Murshid dat hij zich vaak voelt alsof hij samen met zijn ideaal op een wip zit. Als zijn ideaal omhoog gaat, gaat hij zelf naar beneden, en als hij zelf naar boven gaat, dan gaat zijn ideaal naar beneden. Het ideaal is dat beeld van perfectie dat in elk van ons in de ziel is geplant. De bekrachtiging van dat beeld hier op aarde, vraagt om de totale optelsom van alle mogelijke integriteit, eer en perfectie. En toch is het een strijd. We zijn geschapen met het potentieel voor perfectie, maar we zijn ook geschapen om te leven in een onvolmaakte wereld. We worden zowel intern als extern onderworpen aan de wisselvalligheden van onvolmaaktheid.
Een van de kwaliteiten van volmaaktheid is mededogen. En mededogen kan alleen bestaan in relatie tot onvolmaaktheid. En zo bestaat een deel van de voltooiing van de ei- gen perfectie uit het met mededogen in het reine komen met de beperkingen die men ontmoet in zichzelf en in anderen.
Telkens als we bij een kruispunt aankomen, ontstaat er een vraag. Het is namelijk op elk keuzemoment de vraag welke weg het pad van eer is. Sommige keuzes lijken erg aantrekkelijk. Ze bieden ons de kans om vooruit te komen in het leven, om prestige, rijkdom, macht, comfort en gemak te verkrijgen. Maar het bereiken van deze luxes is niet altijd in overeenstemming met het pad van eer. Eigenlijk is het vaak net het omgekeerde. Het pad van eer vereist dat we bepaalde offers brengen. Die offers brengen wij om- dat dat in de geest van de integriteit van ons ideaal is. Het ideaal dat wij koesteren, dat een aantrekkingskracht voor ons heeft, en dat een bevrediging geeft die uiteindelijk al deze afleidende verleidingen overstijgt.
Eer is integriteit tegen elke prijs. Het zou beter zijn om comfort, privileges en bezittingen te verliezen, dan om ook maar een deeltje van je integriteit op te offeren. Die integriteit is je werkelijke schat. Al het andere kan van je worden weggenomen. Materie¨le zaken, voorwerpen, je positie in de wereld, al zulke dingen komen en gaan, soms met een drastische omwenteling. Maar jouw integriteit kan niemand van jou wegnemen. Wanneer we heengaan, dan is het de vervulling van ons ideaal dat we met ons meenemen, en niets anders. Houd je bij wat je weet dat waar is.

 

Gouden regel 9

Mijn nauwgezet zelf, houd je ideaal hoog onder alle omstandigheden.

Deze regel roept ons op om ons ideaal hoog te houden. Als je over deze regel nadenkt, dan kun je tot het inzicht komen dat de inhoud van dat ideaal eigenlijk is: de latente perfectie binnenin jezelf, de aanwezigheid van het Goddelijke.
Mijn vader zei altijd dat bidden de creatiefste van alle handelingen is. Hoe zit dat? Op het eerste gezicht lijkt bidden een weinig creatieve handeling. Iedereen in de wereld is bezig met dingen doen en dingen maken. In contrast daarmee lijkt iemand die aan het bidden is juist onproductief. Maar als je de goddelijke namen aanroept, dan ben je bezig met het openen van jouw hart om een aftreksel van de Goddelijke Kwaliteiten te ontvangen. Daarmee word je opnieuw geschapen – naar het beeld van God. En als je da´n handelt, dan werkt de Goddelijke Handeling door jou heen. Dan is het de bloeiende persoonlijkheid van God zelf, die zich onthult door het verruimen en verdiepen van jouw persoonlijkheid.
Deze regel herinnert ons er ook aan dat een wijziging van de omstandigheden om ons heen geen verandering in ons ideaal rechtvaardigen. Vrijgevigheid en vriendelijkheid moeten blijven bestaan, ook in het zicht van moeilijkheden. Anders zijn we gewoon aan spiegelen wat er komt. Dan staan we niet vastberaden in voor die hogere visie van het leven, die ons ideaal is. Let op. De verleiding is groot om te bezwijken onder de invloeden die op je worden uitgeoefend. Die invloeden kunnen maken dat je afdwaalt, dat je je niet meer helder laat leiden door je eigen geweten. Dat kan in een handomdraai gebeuren als je geen reflectie betracht. Plotseling glijdt je af naar louter reactief gedrag.
Als je daarentegen wel pauzeert om na te denken, dan kun je de verleiding wellicht weerstaan, door je duidelijk aan je ideaal te houden. Je kunt jezelf dan aan de waarde van het handhaven van je idealen herinneren. Die waarde is onvergelijkbaar met de on- beduidende voordelen die je kunt behalen door je idealen te ontkennen. Dergelijke voordelen kunnen soms aantrekkelijk lijken. En het hooghouden van je ideaal kan dan betekenen dat je deze voordelen misloopt of opgeeft. In de ogen van de wereld ben je slecht af door jouw beslissing. Maar jijzelf, en God, zouden de werkelijk waarde kennen.
In de stilte van oprechte contemplatie is dat waar het om gaat. Wanneer we deze wereld verlaten, vertrekken we met de idealen die we intact hebben gehouden.

 


Gouden regel 10

Mijn nauwgezet zelf, veronachtzaam hen niet, die van jou afhankelijk zijn.

Toen wij als hulpeloze baby’s ter aarde kwamen, waren wij het toonbeeld van behoeftigheid, de belichaming van afhankelijkheid. Ons leven hing af van onze vader en moeder – vooral van onze moeder.
Gaandeweg hebben we het vermogen ontwikkeld om niet alleen voor onszelf te zorgen, maar ook voor anderen. Toch zijn we nooit volledig onafhankelijk geworden. Voor de basisbenodigdheden van ons fysieke bestaan zijn en blijven we afhankelijk van de hulp en bijstand van vele wezens. Sommige van die wezens zien we elke dag. Andere zijn onzichtbaar voor ons. Er is een groot netwerk van onderlinge afhankelijkheid. Daarin zijn we allen verenigt in onze gemeenschappelijke doelstellingen van leven, vrijheid en geluk. Het leven is goed als deze verbindingen sterk zijn, als we op elkaar kunnen rekenen, als we voldoen aan het in ons gestelde vertrouwen. Als deze verbindingen wegvallen en we niet op elkaar kunnen vertrouwen, dan kan het leven hard en soms tragisch zijn. Dus dit essentiële vertrouwen, de plichten die wij naar elkaar hebben, dat is wat de wereld heel maakt.
Als iemand iets van een ander nodig heeft, dan is het zonder twijfel een zegen voor hem als de ander hem dat kan geven. Maar als je nodig bent, als je iets kunt geven aan ie- mand die iets van jou nodig heeft, dan berust ook daarin een zegen. Hoewel we soms klagen over de verplichtingen die in dit leven op ons rusten, is het een geschenk aan ons als wij wordt gevraagd om iets aan een ander te geven. Soms zien we dat niet meteen in. Maar we zullen het zeker ooit, op een dag, met dankbaarheid herkennen.
De zorg voor een ander, het vervullen van een plicht, het betrouwbaar zijn, vraagt om het opofferen van bepaalde vrijheden. Toch ligt er ook een voldoening in. Deze voldoening kan niet kan worden gevonden in de bevrediging van wat dan ook voor begeerte. En dat alleen al is een soort vrijheid, in zekere zin zelfs de ultieme vrijheid. Murshid zei: “Het pad van de vrijheid leidt tot slavernij, terwijl het pad van de discipline tot leidt.” Plicht is hard, droog en breekbaar als je hart er niet in ligt, maar wordt vreugdevol als jouw offer echt in het belang van de ander is, en je het geluk voelt dat het de ander brengt. Dan is het allemaal de moeite waard.
Deze regel vraagt ons om rekening te houden met degenen die van ons afhankelijk zijn. We kijken terug op de momenten dat we zelf afhankelijk zijn geweest van anderen. We voelen ons dankbaar ten opzichte van degenen die aan hun verantwoordelijkheden jegens ons hebben voldaan. Daarna kijken we naar ons eigen leven. We zien dat er men- sen om ons heen zijn die ons nodig hebben, in welke mate dan ook. Sommige hebben acute hulp nodig, sommige staan meer op afstand. Er zijn talloze banden van verantwoordelijkheid en plicht in ons leven.
Ongetwijfeld kunnen we niet tegemoetkomen aan alle verzoeken en eisen die zich aan ons voordoen. Soms kunnen eisen echt onmogelijk zijn. Deze regel betekent ook niet dat we aan elke vraag moeten voldoen. De regel vraagt enkel van ons dat we degenen die van ons afhankelijk zijn niet verwaarlozen, dat we ons sympathieke begrip uitbrei- den en dat we doen wat we kunnen.
Als je hiermee bezig bent, dan zal je ervaren dat de kring van degenen met wie je in plicht bent gebonden, zich geleidelijk uitbreidt, totdat hij de gehele wereld omvat. Dat is omdat de wereld ons in zekere zin nodig heeft. We zijn hier geboren om een doel te be- reiken. We zijn niet alleen op deze wereld om er plezier aan te beleven, maar ook om er een dienst aan te verlenen. Onze gedachten, onze spraak en onze acties weerklinken en echoën na, totdat ze een deel uitmaken van het weefsel van de wereld. Als de wereld wil gedijen en bloeien, dan heeft het de aanvulling nodig van datgene wat edel in ons is. De mensheid hangt daarvan af. De hele wereld is afhankelijk van onze keuzes. Ons diepste wezen kijkt mee en wacht af: “Hoe zullen we de dagen die ons op aarde worden gege- ven besteden?”
En boven de ziel bevindt zich de wolk van getuigen: de heilige boodschappers, de profeten, de heiligen en de meesters. Zij zijn afhankelijk van ons, omdat wij belichaamd zijn, en zij nu zonder lichaam zijn. Als we hen in gedachten houden, als we ons afstemmen op hun boodschap, dan zijn wij verantwoordelijk om daarnaar te leven. Zij wachten af en kijken.
Laten wij allen voor onszelf zo duidelijk mogelijk uitzoeken wat er van ons wordt gevraagd en wat ons levensdoel nodig heeft. Laten wij dat vervolgens zonder te aarzelen en in vreugde aanbieden, in de wetenschap dat dat alles is wat telt nadat wij deze wereld hebben verlaten. Niets anders zal ertoe doen behalve dit: dat wij, terwijl wij hier op aar- de waren, dachten, spraken en handelden, geleid in harmonie met het doel dat voortkwam van het licht van onze ziel.

 

De toelichting bij bovenstaande regels is van Pir Zia Inayat Khan..
Bron originele tekst (Engelstalig): http://www.sufiorder.org
Vertaling/illustratie: Alexandra de Groot.