Commentaar bij de ijzeren regels

Elke regel begint met de woorden: ‘Mijn nauwgezet zelf.’ Dit betekent dat de regel een monoloog is, een gesprek met jezelf. De regel is niet opgelegd door een externe autoriteit. Het is de formulering van een ethische oriëntatie. Als deze oriëntatie resoneert met jouw geweten, dan is de regel een herinnering om je volledig, in alle situaties, toe te wijden aan je ideaal. Als je geen resonantie ervaart, dan biedt de dagelijkse beschouwing van de regel je een kans om jouw eigen ethische standpunt te verduidelijken. In geen van beide gevallen is de regel een dogma dat de naleving eist op basis van een externe autoriteit. De enige echte autoriteit is het verlichte menselijke geweten.

De eerste ijzeren regel is:

Mijn nauwgezet zelf, doe je niet anders voor dan je bent.

[Letterlijke vertaling van de ijzeren regel is: ‘maak geen valse claims’.]

Dat klinkt heel eenvoudig. Niemand van ons zal het een prettig idee vinden om valse claims te maken. Waarschijnlijk proberen we dat bewust na te laten. Zouden we deze regel echter gaan toepassen op alles wat we zeggen, dan denk ik dat we ons veel meer bewust zouden zijn van wat we allemaal zeggen. We zouden ontdekken dat er nuances van waarachtigheid zijn binnen de gesproken taal. Sommige dingen zeg je met je volledige wil erachter. Je bent op zo’n moment transparant, en dat geeft een grote zeg- gingskracht aan wat je vertelt. Bij andere dingen die je zegt, is geen sprake van transparantie, maar juist van het tegenovergestelde: je dekt iets af. Je legt een rookgordijn aan om een bepaald gewenst doel te bereiken. Je verkrijgt dan weliswaar een resultaat, maar dat is onmogelijk te vergelijken met de zuiverheid van de staat die verloren gaat door zo te handelen, en met de vreugde en de vrede die het natuurlijke gevolg zijn van die zuiverheid.

In verband hiermee wil ik verwijzen naar het hoofdstuk uit The Art of Personality van Murshid (Hazrat Inayat Khan) over het woord van eer. Hieronder citeer ik enkele hoogtepunten. ‘Wat is het woord? Het woord is iemands uitdrukking, de uitdrukking van iemands ziel. Degene op wiens woorden men kan rekenen, die is betrouwbaar. Geen rijk- dom van deze wereld kan worden vergeleken met het woord van eer. De persoon die zegt wat hij of zij meent, bewijst, door deze deugd, spiritualiteit. Voor een echte persoon is terugkomen op diens woord erger dan de dood, want daarmee gaat hij achteruit in plaats van vooruit.’ Murshid verwijst naar het verhaal van Haris Chandra, die grote offers bracht om zijn woord van eer hoog te houden. Daarna werd aan Murshid de vraag gesteld: ‘Wat als je je in een situatie bevindt waarin je zorgeloos je woord van eer hebt gegeven, en waarin je nu, als je gevraagd wordt je aan je woord te houden, iets moet doen dat in het licht van de huidige omstandigheden meer schadelijk dan heilzaam is? Is het in zo’n geval niet te extreem om dit principe hoog te houden?’ Murshid antwoordde - zeer tactvol vind ik - dat geen enkel beginsel tot in het extreme moet worden doorgevoerd of als iets absoluuts moet worden gezien. Het gevaar van overmaat is in alles. Als je echter de neiging ontwikkelt om je woord van eer te compromitteren omdat de situatie is veranderd, dan is het effect daarvan dat je steeds sneller terloopse beloften zult maken - wetende dat je het jezelf later toch zal toestaan om af te wijken van je gegeven woord. In de mate waarin we standvastig blijven in onze toewijding aan ons woord van eer, in die mate zullen we verstandig zijn bij het doen van onze beloften.

Als je je leven overziet, dan zul je ontdekken dat er relatief weinig gelegenheden zijn wanneer je je handtekening op een stippellijn moet zetten, of een gelofte, belofte of ver- klaring moet afleggen. Wel gebeurt het heel vaak in gewone, dagelijkse gesprekken dat je je ergens toe verplicht. Je neemt ergens de verantwoordelijkheid voor. Je projecteert in de toekomst: ik zal dit doen, ik zal er zijn. Heel vaak doen we dat met de onuitgesproken voetnoot dat omstandigheden veranderlijk zijn en dat ik mij daarom het recht voorbehoud om van gedachten te veranderen. Maar telkens als wij dit doen, verliest ons woord in dezelfde mate aan kracht - de heilige kracht gelegen in de belofte van de ridder.

Als je afwijkt van een belofte, dan is dat eigenlijk altijd omdat er een of ander voordeel te behalen valt. Soms zijn de beloningen heel tastbaar en verleidelijk. Toch, als je terug- kijkt op je leven en nadenkt over de keren dat je jouw woord hebt gegeven, maar het niet hebt gehouden als gevolg van een of andere verleiding - is het dan niet duidelijk dat het verkregen voordeel het gevoel van verlies niet kan compenseren? Het verlies aan integriteit? Hoe dan ook, we moeten niet verstrikt raken in de schuld van het verleden. We hoeven alleen maar berouw te tonen, het goed te maken, de les te leren en verder te gaan. Wijzer en waarachtiger aan het doel van ons leven. Het is een nieuwe dag en we hebben nieuwe keuzes, en we hebben geleerd om ons woord van eer oordeelkundig te geven en naar eer en geweten te handhaven.

 

IJzeren regel 2:

Spreek niet ten nadeel van anderen in hun afwezigheid


Dit is een uitspraak die, zoals alle wijze woorden, verschillende betekenislagen heeft. Op het meest letterlijke niveau betekent de uitspraak: spreek niet onvriendelijk over mensen die niet aanwezig zijn bij het gesprek. Op een dieper niveau zou je kunnen zeggen dat het spreken over iemand in zijn of haar afwezigheid betekent dat je oordelend spreekt over iemand, terwijl jij zelf niet bij die persoon aanwezig bent. In dit geval betekent ‘aanwezig zijn’ dat je je bewust bent van de ziel van die persoon. Om lichtvaardig de kenmerken van iemand te bespreken, zonder echt aanwezig te zijn bij die persoon, zonder dat je de ziel van die persoon ervaart, is een dwaling.

Maar nogmaals, de letterlijke betekenis is: spreek niet over mensen als ze niet in de buurt zijn, behalve in lof. Ik denk dat we de situatie waar het bij deze regel om gaat, vaak genoeg in onze eigen ervaring tegenkomen. In de sociale wereld die we bewonen, hebben mensen meer de gewoonte om over andere mensen spreken in hun afwezigheid dan in hun aanwezigheid. Roddelen is min of meer besmettelijk. Je kunt er niet vanuit jezelf toe geneigd zijn, maar toch: als je je in gesprekken bevindt waarin de bedwelmende sfeer van dit terloopse bekritiseren heerst, is het moeilijk om weerstand te bieden aan de neiging hieraan mee te doen. Op zo’n moment overheerst de indruk dat dit toe- gestaan is. Maar als je uit de conversatie stapt, daagt de gedachte ineens op: wat heb ik gezegd?

Het ego bestaat niet in geïsoleerdheid. Het is een construct dat wordt gevormd door la- gen psychische materie, die in relaties wordt opgedaan. Ons zelfbeeld is verbonden aan het beeld dat anderen van ons hebben, en omgekeerd. Als we negatieve oordelen over een ander uitspreken, kunnen we ons voorstellen dat we de ware aard van die persoon onthullen, maar in feite verbergen wij die. We verpakken die persoon in sluiers van duisternis, die het licht van de ziel bedekken.

Vanuit een mystiek oogpunt maakt de fysieke aan- of afwezigheid van een persoon niets uit. We zijn met elkaar verbonden buiten tijd en ruimte. Niets gaat ongehoord, elk woord, en inderdaad elke gedachte, weerklinkt door het heelal. Niets is verborgen, elke trilling heeft zijn effect.

Murshid zegt: ‘Men moet niet vergeten dat men een gebrek aan edelheid van karakter toont door de liefde tot roddelen. Het is zo natuurlijk, en toch is het een grote karakter- fout om deze neiging tot praten over anderen te koesteren. In de eerste plaats toont men een grote zwakte als men opmerkingen maakt over iemand achter zijn rug. In de tweede plaats gaat het in tegen wat men openhartigheid kan noemen. Daarnaast komt roddelen neer op oordelen over een ander, wat verkeerd is volgens de leer van Christus, die zegt: oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt.

Oordeelt gij niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Dat is de beste toetssteen. Vraag je zelf af: hoe zou ik me voelen als die persoon over mij sprak zoals ik over hem of haar spreek? Als je je daar prettig bij zou voelen, dan is hetgeen je zegt waarschijnlijk eerlijk. Ook kun je je afvragen: zou ik op deze manier spreken als deze persoon wel aanwezig was? Als dat zo is, dan is wederom hetgeen je zegt waarschijnlijk eerlijk.

Als we zijn gestopt met spreken over anderen, zullen we meer energie hebben voor een edeler, uiteindelijk meer voldoening gevende bezigheid: spreken ten gunste van anderen.

IJzeren regel 3:

Mijn nauwgezet zelf, trek geen voordeel uit iemands onwetendheid.

De extreme vorm van gebruik maken van de onwetendheid van een persoon is: sjacheren, azen op zijn goedgelovigheid en hem misleiden om snel geld te verdienen. De meesten van ons zijn daar onschuldig aan. Maar er zijn subtielere vormen van gebruik maken.

In het boek Creating the person spreekt Murshid van wat hij noemt ‘de neiging tot overtui- gen’. ‘Er is een neiging verborgen achter de menselijke impulsen, die we de neiging tot over- tuiging kunnen noemen. Door deze neiging bereikt men voorlopig wat men wil bereiken. Maar uiteindelijk is het effect van deze neiging dat het de ergernis opwekt van allen die be- proefd worden door deze neiging tot overtuigen. Blijkt hieruit niet dat het gemakkelijker is om iets gedaan te krijgen dan om zorgzaam te zijn ten opzichte van de gevoelens van ande- ren? Het is zeldzaam om in de wereld een persoon te vinden die zorgzaam is voor de gevoe- lens van anderen, zelfs ten koste van het realiseren van zijn of haar eigen verlangens. Iedereen zoekt vrijheid, maar dan wel voor zichzelf. Als men hetzelfde zou zoeken voor een ander, dan zou men een veel grotere persoon zijn. De neiging tot overtuigen toont ongetwijfeld een grote wilskracht. En het speelt in op de zwakte van anderen, die zich aan overtuigingskracht over- geven en toegeven, als gevolg van liefde, sympathie, goedheid, vriendelijkheid en beleefd- heid. Maar er is een grens aan alles. Er komt een tijd dat de draad breekt. Een draad is een draad, geen stalen kabel. En zelfs een stalen kabel breekt als er te hard wordt getrokken. De delicaatheid van het menselijk hart wordt niet door iedereen begrepen. Menselijk gevoel is te fijn voor gewone waarneming. Een ziel die zijn of haar persoonlijkheid ontwikkelt, wat is hij (of zij)? Hij (zij) is niet zoals de wortel of de stengel van de plant, noch als de takken of bla- deren. Hij (zij) is als een bloem: met de kleur, geur en delicaatheid van de bloem.’

Murshid spreekt hier over de neiging tot argumenteren, tot vleien, tot flikflooien, tot blijven aandringen, kortom: de neiging om alles te doen wat binnen jouw macht ligt om iemand van gedachten te laten veranderen in het belang van jouw persoonlijk voordeel. We proberen allemaal zo af en toe weleens te profiteren van onze retorische vaardigheden om voordeel te

bereiken. Wanneer je voelt dat er veel op het spel staat, kun je de neiging hebben om je zaak hardnekkig te bepleiten, met de intensiteit van een advocaat.

Om een argument te winnen, moet je de zwakke punten van de ene positie bagatelliseren en de sterke punten van de andere positie benadrukken. Je moet bepaalde feiten extra belichten en andere feiten verzwijgen. Dat wat ten bate komt van jouw standpunt vergroot je uit, en de rest negeer je.

We hebben allemaal meer of minder deze neiging. Het is een onderdeel van retoriek, van meningsuiting, en bijna onvermijdelijk. We willen altijd de beste redenen geven voor onze beslissingen, onze gedachten, en ga zo maar door. Maar wanneer deze neiging een extreme vorm aanneemt, wordt het misbruik. Wanneer je willens en wetens belangrijke informatie achterhoudt in een discussie, lever je niet langer een positieve bijdrage in de richting van een voor alle partijen gunstige oplossing.

Als het doel van een gesprek een meeting of minds is, een ontmoeting van geesten - en wan- neer is het dat niet? - dan streeft men niet de triomf van het ene standpunt over het andere na, maar een cognitieve synthese waarin meerdere facetten van een onderwerp met elkaar in evenwicht worden gebracht, en waarin het begrip van beide partijen wordt uitgebreid.

Als je daarentegen gebruik maak van de blinde vlekken in de visie van de ander, dan zijn de resultaten van de uitwisseling slechts een vorm van uitbuiting. Kennis is macht, en de mani- pulatie van kennis met eigenbelang als motief kan tiranniek zijn.

Natuurlijk is geheimhouding op zichzelf geen negatieve of destructieve kracht. In feite is het een natuurlijk en noodzakelijk aspect van het leven. De hele natuur is een openbaring van het mysterie van de goddelijke geheim in opeenvolgende stadia van openbaring. Als iemand de zuivere, allesomvattende waarheid van de werkelijkheid ooit zou opnemen in zijn totaliteit, dan zou de geest van deze persoon smelten. Noch jij noch ik kan deze kracht van de openbaarmaking overleven. Het is een genade voor ons dat: ‘Allah zeventigduizend sluiers heeft van licht en duisternis.’

Het is alleen wanneer de capaciteit van een mens zich verdiept en verbreedt dat de sluiers kunnen worden opgeheven, een voor een. Niet elk moment is het juiste voor fijnere waarneming en voor realisatie van de ziel. Geheimen van het hart moeten niet onzorgvuldig eruit worden geflapt. De lichtende duisternis van de stilte voedt en beschermt de spirituele kennis tot het moment van expressie is gekomen. Deze geheimhouding is mooi en versterkend. Het verkwikt niet alleen jezelf, maar ook anderen. De profeet, heilige of meester die het goddelijk geheim bewaart, doet dit in de geest van mededogen en solidariteit met alle leven, om de natuurlijke ontplooiing van ieder wezen te ondersteunen. Dit is precies het tegenovergestelde van de geheimhouding van de tiran, die gebruik maakt van kennis om anderen te domineren. Beiden maken gebruik van macht, maar de tiran maakt gebruik van macht tegen anderen, ter-

wijl de profeet, heilige of meester er gebruik van maakt voor en met anderen. Het resultaat is heel anders.

IJzeren regel 4:

Mijn nauwgezet zelf, ga niet prat op je goede daden.

(Of: beroem je niet je goede daden.)

Om te beginnen,een passage over ijdelheid in het boek Creating the person. [Murshid: Hazrat Inayat Khan (1882-1927), de auteur van het ijzeren regels]

‘De hele manifestatie is de uitdrukking van de geest van de logos die in Soefi-termen kibriyya wordt genoemd [‘goddelijke grootheid en pracht’]. In elk schepsel manifesteert deze geest zich, in de vorm van ijdelheid, trots of eigendunk. Zou deze geest niet in elk wezen werken, als het centraal thema van het leven, dan zouden er geen goed of slecht hebben bestaan in de wereld, noch groot of klein. Alle deugden en alle kwaad zijn de nakomelingen van deze geest. De kunst van de persoonlijkheid is om de ruwe kantjes van deze geest van ijdelheid eraf te schuren. Het zijn die ruwe kantjes die de mensen die je tegenkomt in het leven pijn doen en storen. Hoe meer een persoon over ‘ik...ik...ik...’ spreekt, hoe meer hij de geest van zijn luisteraars zal verstoren. Star uitgedrukte ijdelheid noemt men trots. Fraai uitgedrukt heet het ijdelheid. Vaak zijn mensen zijn getraind in beleefdheid; ze worden opgevoed met een gepolijste taal en manier. Maar ondanks alle goede manieren en mooie taal geldt: zodra deze geest van ijdelheid wil worden uitgedrukt, kruipt het in iemands gedrag, en klinkt het door in diens denken, spreken en doen. Luid roepend: ‘Ik ben, ik ben!’ Blijft een persoon stil, dan nog zal de ijdelheid klinken uit de expressie en blik. Dit is wat het moeilijkst te onderdrukken en te controleren is.

‘De strijd in het leven is voor hen die zich erop toeleggen niet zo vol met passies of emoties, of ze kunnen vroeg of laat, door meer of minder inspanning, wel in toom worden gehouden. Maar voor ijdelheid geldt dat het altijd groeit. Als je zijn stam doorhakt, dan leef je niet meer. Want het is het eigen zelf. Het is het ik, het ego, de ziel of God van binnen. Je kunt het bestaan ervan niet ontkennen. Je kunt er wel mee worstelen; dan verfraait het meer en meer, en maakt draaglijk wat in zijn ruwe vorm onaanvaardbaar is.

‘IJdelheid kun je vergelijken met een magische plant. Als je het in jouw tuin ziet groeien als een doornige plant, en je snijdt het af, dan zou het op een andere plaats in je tuin weer op-

doemen als een boom van vruchten. En als je het elders in je tuin wegsnoeit, dan springt het weer op als een geurige rozenstruik. De ijdelheid bestaat nog, precies hetzelfde, alleen heeft het een mooiere vorm gekregen, waardoor het geluk kan geven aan degenen die het aanraken. De kunst van de persoonlijkheid is dus niet ons te leren om het zaad van ijdelheid uit te roei- en, te doden. Dat kan niet, zolang je leeft. Wel kun je het ruwe, buitenste gewaad vernietigen, dat na het sterven van verschillende doden, zich misschien wel manifesteert als de plant van het verlangen.’

Hoe kun je deze waarnemingen nu toepassen op de regel van ‘niet prat gaan op je goede da- den’? Je zou kunnen beginnen door je aandacht te richten op het gedrag van anderen dat jouw geest verstoort. Je merkt dan waarschijnlijk op dat er bepaalde mensen in jouw leven zijn wiens gedrag je moeilijk kunt verdragen of jou tegenstaat. Van anderen stelt het gedrag je juist op jouw gemak. Als je dit nader bestudeert, zal je ontdekken dat het verschil zit in de aard van het ego van de persoon. Het is moeilijk je comfortabel te voelen in de aanwezigheid van ie- mand die bedwelmd is van zijn eigen zelf, die zich alleen bezig kan houden met zijn eigen belangen, die onophoudelijk de aandacht vestigt op zijn eigen deugden, zijn gedrag voortdurend rechtvaardigt, en zijn eigen standpunt constant verdedigt. Je eigen ego voelt zich afgesnauwd door die grotere en meer imposante ego die je tegenover je gesteld ziet. Omgekeerd is de aanwezigheid van een bescheiden, ingetogen persoon, die in staat is om met sympathie te luisteren, als een kalmerende balsem.

Willen we volgens deze ijzeren regel leven, dan moet je jezelf in hetzelfde licht beschouwen als hierboven is weergegeven voor het bestuderen van andermans gedrag. Keer je blik om, zodat je kunt opmerken dat er manieren en momenten zijn waarop jouw eigen ego een schok- kend effect heeft op anderen. Je zult misschien ontdekken dat je de neiging hebt om, in de roes van het moment, jezelf te verliezen in jouw eigen belang. Misschien zodanig dat je op zo’n moment nog maar weinig aandacht hebt voor de zorgen van de mensen om je heen. Je bent dan zo verstrikt in je eigen leven, dat je vergeet dat jouw persoonlijke drama alleen van jou is. Dat jij alleen het bent die dit unieke perspectief heeft.

Op een andere plaats in Creating the person vertelt Murshid het verhaal van twee passagiers op een trein. De een sprak uren en uren lang over de grote heldendaden van zijn voorouders. De ander hoorde hem aan, totdat zijn geduld volledig was uitgeput, en hij uitriep: ‘Genoeg! Ik heb mijn buik vol van mijn eigen voorouders. Waarom zou ik iets over de jouwe willen ho- ren?’ Wat een treffende illustratie van het principe dat persoonlijke passies niet altijd worden gedeeld.

Jezus (vrede zij met hem) heeft gezegd dat wij bekend zullen zijn door onze vruchten. We hebben vaak behoefte om onszelf uit te leggen, om onze zaak te bepleiten, en aandacht te vra- gen voor onze goede bedoelingen en de offers die wij hebben gemaakt. Wij hebben het idee dat anderen ons echt beter zouden moeten begrijpen dan zij doen. We voelen ons onvoldoende gewaardeerd. Maar de woorden van Christus roepen ons op om te onthouden dat het door onze vruchten is waardoor we bekend zullen staan, niet door onze woorden.

In feite kunnen onze woorden juist afbreuk doen aan onze vruchten. De goede daden waar wij terecht trots op zijn... door er de aandacht op te richten, door er te veel over te spreken, ver- liezen ze hun waarde. Ze verdorren en zullen in de ogen van anderen minder waard worden dan wanneer we gewoon de daden voor zichzelf hadden laten spreken. De leringen van de profeten en wijzen sporen ons aan juist dit te doen: onze daden voor zich te laten spreken. Ook als het erop lijkt dat je niet begrepen of gewaardeerd wordt, moet je erop vertrouwen dat alle rekeningen vroeger of later voldaan zullen worden. Je hoeft niet zo’n moeite te doen om jezelf te verdedigen, uit te leggen, en te rechtvaardigen.

Je zou kunnen denken dat het uitspreken van waardering voor jezelf betekent dat je jezelf respecteert. Maar hoezeer je jezelf ook zou loven, de waarheid is dat die lofprijzingen volkomen verbleken in vergelijking met de lof je werkelijk waard bent - die de essentie van jou zelf werkelijk waard is. Wat kun je over jezelf zeggen, dat niet verbleekt bij het licht van de ziel? Ironisch genoeg is het zo dat je door jezelf te prijzen, juist omlaag valt vanaf je ware positie. Want het prijzen van jezelf betekent dat je investeert in jouw zelfbeeld. De ware grootheid van jouw wezen is veel groter dan dat beeld dat je projecteert. Hoe meer je investeert in het opbouwen van jouw zelfbeeld, hoe meer grootheid je verliest. Want je ware grootheid is onuitsprekelijk, kan nooit worden uitgedrukt in woorden. Woorden beperken het maar. Echte grootheid gaat voorbij alle woorden en beelden. Die grootheid is onuitsprekelijk krachtig en mooi, onuitsprekelijk geweldig, en elke keer dat je jezelf roemt, roof je iets van zijn oneindigheid om iets heel kleins te voeden.

IJzeren regel 5:

Mijn nauwgezet zelf, maak geen aanspraak op wat een ander toebehoort.

Ik heb twee kleine kinderen en ik heb er veel plezier in hen te zien opgroeien en veranderen. Bij kinderen kun je de eenvoudigste impulsen van de menselijke persoonlijkheid waarnemen, voordat ze sociaal geconditioneerd zijn. Bijvoorbeeld: als twee kinderen samen spelen met een assortiment speelgoed, kan een stuk speelgoed volkomen verwaarloosd worden totdat een van de kinderen het oppakt. Op dat moment zal het andere kind plotseling ook interesse in dat speelgoed krijgen, en het voor zich opeisen. Zolang het op de vloer lag, ging er geen bijzondere attractie van uit, maar zodra de ander het pakt, wordt het ineens van het grootste belang.

Als volwassenen verschillen we eigenlijk niet zo heel veel van kinderen, hoewel we dit kunnen verbergen. Ook wij worden aangetrokken tot datgene wat anderen bezitten. In extreme gevallen drijft hebzucht mensen tot bedrog en geweld. Vaker gaat het gewoon om het besteden van veel tijd en energie om bezittingen te verzamelen en zich er weer van te ontdoen. Op jacht naar het object dat geluk zal brengen - maar zonder het hele- maal te vinden. De totale economie is gebaseerd op deze manier van handelen. Als we ermee stoppen, zou de economie instorten en opnieuw moeten worden uitgevonden.

Vanuit het oogpunt van de Soefi is elke motivatie uiteindelijk geworteld in een goddelijke impuls. Zelfs in onze begeerte is er hoop voor verlossing. Het najagen van een ob- ject leidt tot het bereiken van dat object - en dat leidt weer tot het erboven uitstijgen. Als je niet zou streven naar bezit van datgene wat je wilt bereiken, als je er voortijdig van zou afzien terwijl je er innerlijk nog steeds naar verlangt, dan zou je verzaking hol en hypocriet zijn - en op elk moment verbroken kunnen worden. Maar als je het object bereikt hebt en erboven uit bent gestegen, dat ben je er vrij van. Zelfs de weg van het vergaren van bezittingen moet zijn einde vinden in realisatie, zoals alle dingen daarin hun einde hebben. William Blake drukte dit uit toen hij zei dat de weg van exces naar het paleis der wijsheid leidt.

Voor een individu kan het weliswaar mogelijk zijn om het pad van exces te volgen naar het paleis der wijsheid, maar het is de vraag of dit ook opgaat voor een gehele samenleving. De verrijking van de ene natie of soort betekent vaak de verarming van een andere natie of soort. Met een bevolking van meer dan zes en een half miljard mensen zijn de hulpbronnen op aarde al gevaarlijk overbelast. Mahatma Gandhi werd eens gevraagd of India kan verwachten de levensstandaard van Groot-Brittannië te bereiken. Hij antwoordde dat Groot-Brittannië de helft van de wereld nodig heeft om zichzelf te voeden. ‘Als India werd zoals Groot-Brittannië, hoeveel werelden zouden er dan nodig zijn?’

Het pad van bewustwording door middel van overmatige consumptie is gewoon niet houdbaar op grote schaal, voor het collectief. Toch gaan veel van ons door een fase waarin ze gepreoccupeerd zijn met voorwerpen. Als je een connaisseur wordt, een kenner, dan ontwikkel je je smaak en is er geen grens aan wat je wilt. Zodra je het ene hebt verkregen, lijkt iets anders nog wenselijker, en zo gaat dat maar door. Maar na enige tijd zul je beseffen dat dit alles dunya (‘werelds’) is. Je zult beseffen dat niet het ding in zichzelf voor tevredenheid zorgt. Het is gewoon een trigger voor een innerlijke erva- ring. Die ervaring is de bron van het plezier. En wat betekent het bezit eigenlijk? In werkelijkheid is bezit niets meer dan een legale nabijheid van een object. Is er een of andere onzichtbare kracht die een persoon met een voorwerp verbindt? Nee, zo’n kracht is er niet, behalve in het denken.

Wanneer je je dit realiseert, ga je naar de volgende fase - van dunya naar akhira (‘anderewerelds’). Je zoekt het dan niet meer in het bezit van voorwerpen. In plaats daarvan zoek je bevrediging in prachtige en vrolijke staten van zijn. Je beweegt je op het spirituele pad, en misschien woon je seminars, workshops en retraites bij, en lees je veel boe- ken. Op die manier ontdek je een marktplaats van mooie spirituele ideeën. Na een tijdje zal het je misschien gaan opvallen dat dezelfde impulsen nog in je doorwerken - de im- pulsen die je in de markt van de dingen voortdreven, drijven je nu voort op het markt- plein der spirituele ideeën. Dezelfde hebzuchtige verlangens, dezelfde poging om bevrediging te verkrijgen door het bezit van iets waarvan je verwacht dat het stabiel en aangenaam is.

Bovendien geldt in de geestelijke wereld hetzelfde als in de fysieke wereld: je komt vaak in de verleiding om te pakken wat aan een ander toebehoort - omdat dat meer aan- trekkingskracht heeft dan wat je zelf bezit.

Als je jouw spirituele pad vervolgt, dan zul je mensen tegenkomen die zo te zien begiftigd zijn met een kwaliteit van realisatie die zeer aantrekkelijk voor je is. Je zou willen dat jij ook zou hebben wat die ander heeft, en voelt de noodzaak om elke nieuwe methodiek of discipline uit te proberen om iets te vinden wat jouw voldoening zal maximaliseren. Je kunt ernaar hunkeren om te bezitten wat aan een ander toebehoort, naar de schijnbaar perfecte geestelijke staat van de mensen die jou omringen. Je kunt het gevoel hebben dat je vast zit in een lagere staat van zijn. Dan kun je aan de ene kant idolaat worden van die anderen, en aan de andere kant - onvriendelijk tegenover jezelf - een gevoel van onwaardigheid en onbekwaamheid krijgen over jezelf.

Ironisch genoeg is het waarschijnlijk dat diegene op wie jij jouw ideaal van volmaakte spirituele bereiking projecteert, zich ook bewust is van de eigen beperkingen. Die persoon wenst waarschijnlijk ook de staat te hebben van een ander, meer gerealiseerd mens. En zo gaat het door tot in het oneindige: iedereen verdraait zich de nek om te kijken naar wat anderen hebben... dat wil zeggen, totdat we terugkeren naar het principe van deze ijzeren wet: geen aanspraak maken op wat een ander toebehoort.

De regel zegt ons: maak alleen aanspraak op wat bij jou hoort, wat voortvloeit uit jouw eigen ervaring. Dat is waar je aanspraak op kunt maken, wat je kunt accepteren en waar je tevreden mee kunt zijn. Dat is jouw eigen staat van zijn. Begrijp de veranderlijkheid ervan. Begrijp dat jouw staat niet de essentie is, maar een kwaliteit van de essentie - die altijd aan het verschuiven is. Door jouw eigen staat van zijn te accepteren, zul je beter in staat zijn om aan te voelen hoe die zich verhoudt met het fundament van pure essentie.

Dus accepteer de waarheid van je eigen ervaring als datgene wat bij je hoort. Dat is de speciale invalshoek dat aan God door God exclusief aan jou is onthuld. Jouw gezichts- punt is noodzakelijkerwijs uniek voor jou. Daarmee wordt iets toegevoegd aan het leven dat op geen enkele andere manier daaraan zou kunnen worden toegevoegd. Niets is overbodig. Alles is voorzienigheid. Onze kritische oordelen van onze ervaring als goed of slecht, positief of negatief zijn uiteindelijk zeer relatief. Er is gewoon de levenservaring die we hebben ontvangen ten behoeve van de verrijking van de goddelijke zelfonthulling. Het is het omarmen van die ervaring dat we ons laat genieten van de vervulling die ons geboorterecht is.

IJzeren regel 6:

Mijn nauwgezet zelf, doe anderen geen verwijten, opdat je hen niet in hun fouten versterkt.

Over dit onderwerp is een zeer mooie, verhelderende passage van Mushid Inayat Khan te vinden in het boek Sufi Teachings, onder het hoofdstuk ‘Overlooking’. !

“Er is een tendens die zich manifesteert en die groeit in een mens die vooruitgaat op het spirituele pad. Deze tendens, in het Engels ‘overlooking’, is in het Nederlands te vertalen door ‘door de vingers zien’ of ‘ergens aan voorbij gaan’. Soms kan deze tendens lijken op achteloosheid of nalatigheid, maar in werkelijkheid is dat niet hetzelfde. Achteloosheid is vaak ge- woon: niet opmerken. Als je daarentegen ergens aan voorbij gaat, dan zou je dat met andere woorden kunnen omschrijven als: boven de dingen uit stijgen. We moeten groeien, willen we dit kunnen. Degene die beneden aan het leven staat, kan dit niet, zelfs al zou hij het willen. Iets door de vingers kunnen zien, is een vorm van hoffelijkheid. Het betekent: kijken en tegelijkertijd niet zien. Het is zien, maar er tegelijkertijd geen notie van nemen. Het wil zeggen, dat je gekwetst of verstoord wordt door iets, maar dat niet erg vindt. Dit is een kenmerk van een edele natuur; het is een kenmerk van zielen die afgestemd zijn op een hoger toets.

‘Iets door de vingers kunnen zien, is de eerste les in vergeving. Deze neiging komt voort uit liefde en sympathie. Het is de neiging om met iemand of iets te sympathiseren die de wens met zich meebrengt om dingen door de vingers te zien ... totdat iemand het stadium van reali- satie bereikt waar het hele leven één sublieme visie wordt van de immanentie van God.”

Uit Turkije komt een grappig verhaal over een bijeenkomst van Soefi’s. Op deze bijeenkomst vroeg iemand aan drie sjeiks het volgende: ‘Wat doet u als u in iemand een ondeugd ziet?’ De eerste sjeik antwoordde: ‘Ik zal deze persoon berispen.’ De tweede sjeik antwoordde: ‘Ik zal proberen zijn ondeugd te bedekken zodat niemand hem ziet.’ En ten slotte antwoordde de der- de sjeik: ‘Ondeugd? Welke ondeugd?’

Inayat Khan vertelt een verhaal over een leeuwenwelp die verdwaald was in de savanne. Ge- scheiden van zijn troep vergat hij zijn afkomst. Hij kwam terecht bij een kudde schapen. Ter- wijl hij tussen de schapen leefde, begon hij te blaten zoals zij, en gras te eten. Hij groeide uit tot een krachtige leeuw, maar desondanks was zijn geest een schaap. Op een dag werd hij geconfronteerd met een troep leeuwen. Hij trachtte samen met de schapen weg te vluchten, maar hij was omsingeld. Hij beefde van de schrik. De leeuwen vielen hem echter niet aan. In plaats daarvan spraken zij hun verwarring uit: ‘Jij bent een leeuw. Waarom gedraag jij je als een schaap?’ Maar hoe erg ze ook hun best deden om hem ervan te overtuigen dat hij een leeuw was, de leeuw wilde hen niet geloven. Uiteindelijk joegen ze hem uit pure frustratie naar de oever van een vijver. De leeuw staarde naar zijn weerspiegeling in het water en zag dat hij inderdaad een leeuw was. Plotsklaps veranderde zijn hele wereld.

Dit is een verhaal over de menselijke toestand. We worden geboren als leeuwen, maar we da- len af tot schapen. En wat betekent dat, ‘afdalen tot schapen’? Dat wil zeggen dat we onder de indruk raken van beperkingen. We worden gezien als schapen en vroeg of laat accepteren we die beoordeling alsof het de waarheid is. We maken ons het oordeel van de wereld eigen; we nemen het eenvoudig voor waar aan. Het is niet zo dat iemand in het bijzonder de intentie had om ons te misleiden. Degenen die deze indruk in ons geplant hebben, waren zelf besmet met indrukken van anderen. Het is een soort van psychische ziekte die doorgegeven wordt door generaties, culturen, families – een spirituele aandoening die maakt dat je je minder waard voelt dan je in werkelijkheid bent. Het is een schaduw die eindeloos over de wereld rondwaart – en wij zijn er allemaal vatbaar voor, allen zijn we er op de ene of de andere manier door aangetast.

Dit is echter niet de enige kracht in de wereld. Als dat zo zou zijn, zou de wereld ineenstorten onder het gewicht van zijn eigen verdoving. Er is een andere kracht, namelijk de kracht van verlichting, de creatieve kracht van het bewustzijn van schoonheid. In elk van ons heerst een strijdperk van deze twee krachten. Hoe meer we in de grip zijn van de illusoire oordelen die ons zijn opgedrongen, hoe meer we beperkt worden in ons vermogen om schoonheid te zien – in onszelf en in een ander. We worden dan medeplichtig aan het in stand houden van die ‘donkere blik van miskenning’. Het is een vicieuze cirkel die beslist moet worden verbroken. Hiertoe roept de ijzeren regel ons op: ‘Doe anderen geen verwijten, opdat je hen niet in hun fouten versterkt.’

De eerste ‘andere’ is ons eigen zelf. We behandelen onszelf als een ander als we onszelf ver- oordelen. Als je fouten maakt, kun je daarvan leren en verder gaan. Maar wat als je in plaats daarvan in de gewoonte van zelfveroordeling vervalt? Dan zullen onze beperkingen ons steeds dieper ingeprent worden, elke keer als we onszelf veroordelen. Ze worden immers tel- kens opnieuw bevestigd, met elk gevoel van schuld. Zodoende worden we hulpeloos. Deze ijzeren regels roept ons op deze cirkel te doorbreken.

Begin met jezelf. Stop met berispen van het schaap dat jouw denkbeeldige aard is. Leer de leeuw te zien die je ware natuur is. Hetzelfde principe geldt ook voor de ‘andere anderen’. In onze interactie met de mensen rondom ons ontgaat ons vaak de stralende schoonheid van hun ziel; we zien enkel schaduwen. Hoewel we in het paradijs leven, is onze blik zo gericht op beperkingen dat we onszelf in beslag laten nemen door zelfbeklag. We verwaarlozen de heerlijkheid van elk moment. We nemen aanstoot aan onvolmaaktheid – zonder in te zien dat volmaaktheid uit onvolmaaktheid voortkomt en dat het onvoorwaardelijke liefde is die dit proces mogelijk maakt.

Als je hierop reflecteert, kun je ontdekken dat het zien van fouten deel uitmaakt van een pa- troon. Die dingen waar we een hekel aan hebben in een ander, zijn vaak juist aanwezig in onszelf. Het kan zelfs zo zijn dat iemand juist uitermate kritisch is over een eigenschap die hij in een ander waarneemt, juist omdat hij diezelfde eigenschap bij zichzelf nog niet heeft geaccepteerd of getransformeerd.

Neem als voorbeeld agressie. Als agressie herhaaldelijk in je opkomt, maar je onderdrukt hem, dan zul je geneigd zijn wrevelig te reageren tegenover iemand die deze impuls nog niet onder controle heeft. Wat echter als je je agressie niet langer onderdrukt, maar hem hebt getransformeerd? Als je de vervorming in de energetische stroom die zich manifesteert als agressie opgehelderd en opgelost hebt? Dan zul je nimmer meer aanstoot nemen aan iemand die dit niet kan. In de plaats daarvan zal je ernaar streven de ander te ondersteunen om zich- zelf ervan te bevrijden, zoals ook jij ervan bevrijd bent.

Uit onze eigen levenservaring weten we allemaal dat gevoelens van depressie en nietigheid vaak het resultaat zijn van een onvriendelijke atmosfeer, beladen met cynische oordelen. Als we daarentegen in het gezelschap van begrijpende en ondersteunende familie, vrienden en collega’s zijn, dan gedijen we juist goed.

Kun je je een moment in je leven herinneren waarin iemand vertrouwen in jou had? Breng jezelf dan de enorme zegening van deze ervaring in herinnering. Die eenvoudige daad van vertrouwen in jou, op een moment dat jij geen vertrouwen in jezelf kon hebben, maakt het mogelijk dat jij jezelf in een ander daglicht ging zien. Dat je meer de mens werd die je werke- lijk bent. Kun je hetzelfde doen voor een ander? Kun je de latente schoonheid ontdekken die verborgen ligt in de verwarring van diens gevecht met het leven?

IJzeren regel 7:

Mijn nauwgezet zelf: spaar jezelf niet in het werk dat je tot stand moet brengen.

Ik kan me voorstellen dat dit niet iets is wat je wilt horen. Niemand van ons wil zichzelf over de kop werken. Maar laten we, voordat we voor deze regel terugdeinzen, de implicaties van deze woorden overwegen: hetgeen waar je jezelf niet in moet sparen, is specifiek dat werk wat jij moet volbrengen.

Niet elk werk is het werk dat jij moet volbrengen. Mogelijk overbelast je jezelf op dit moment met allerlei inspanningen die uiteindelijk niet wezenlijk bijdragen aan de doel van je leven. Maar als iets wel gaat om je levensdoel, dan moet je dat met totale vastberadenheid nastreven. Jezelf met vastberadenheid op een taak toeleggen, betekent niet dat je de wet van de natuur geweld moet aandoen. Om een taak met succes te kunnen afronden, moet actie altijd worden afgewisseld met rust. Op het pad van vervulling is het traan van je slapende ogen even nood- zakelijk als het zweet van je arbeidende armen en benen.

Wat telt, is de levenskracht achter een actie. Als je terugkijkt op je leven, dan zul je zien dat het die activiteiten zijn die je hebt ondernomen met duidelijke vastberadenheid, die je hebt uitgevoerd met je gehele wezen, die jou steen voor steen hebben opgebouwd tot aan de per- soon die je vandaag de dag bent. Daarmee in contrast staan andere typen activiteiten, waarbij het je aan vastberadenheid of scherp bewustzijn heeft ontbroken. Die activiteiten droegen nauwelijks bij aan jouw ontwikkeling tot wie je nu bent.

Het is een van de ironieën van het leven dat hetgeen onze honger op de korte termijn het meeste opwekt, vaak het minst bevredigend is op de lange termijn. Ja, er zijn momenten waarop het gemak van het lichaam en de verheffing van de geest op één lijn staan. Maar net zo vaak worden we geconfronteerd met een keuze: het knusse comfort van ons basiskamp of de transcendente glorie van de hard bevochten piek. Door onszelf te bevrijden van de dwang van de schamele beloningen worden we gereed gemaakt voor het bereiken van grote, zielvolle vreugden.

Vanuit een Soefi perspectief is het hele universum een fenomeen van verlangen. Het Goddelijke verlangen doordringt alle dingen en wezens, en geeft aan ieder ding en wezen kracht, volgens zijn eigen capaciteit. Voor de mysticus is de scholing van het verlangen het meest ware onderwijs. Door middel van deze scholing wordt het inwonende goddelijke verlangen bevrijd van de beperkingen van het ego en wordt het een kracht ter verheerlijking van de we- reld.

Verlangen incarneert en volbrengt zijn doel in drie fasen. De eerste fase is het pure verlangen. Hier ervaart men het verlangen in en van zichzelf, zonder voorwerp. Dit is iemands aandeel in Gods eigen oneindige verlangen. Heer Shiva instrueert in de Vijnana-Bhairava: ‘Als een ver- langen verschijnt, dan moet de aspirant, met het denken teruggetrokken van alle objecten, zijn geest erop richten zoals het absolute Zelf, dan zal hij de verwezenlijking van de essentiële Werkelijkheid bereiken.’

De tweede fase is de wens. Hier openbaart zich een bereikbaar ideaal uit de kolkende damp van de Wolk van Alle-mogelijkheden. Schoonheid openbaart zich. Verlangen heeft een rich- ting. Dit is het moment om jezelf een doel te stellen en je de stappen voor te stellen die leiden tot dat doel.

De derde fase is de wil. De wil is de zielenkracht die gedachte naar daad vertaalt, waardoor geïnspireerde visies tot concrete verwezenlijking komen. Als jouw ledematen, tong en blik gehoor geven aan de oproep van jouw wil, dan is immense macht het resultaat.?!

Elke verwezenlijking is mogelijk als de wil gericht is, als het brandende licht van je ware doel iedere afleidende verleiding overstraalt. Dan is het gewenste object zeker te verkrijgen. Eenmaal verkregen, dient het te worden overstegen. Want als de horizon zich terugtrekt, komt een nog groter doel in zicht.

Als je de mensen waarneemt in hun ware licht, als verlichte zielen, dan zie je in hen een schoonheid die ze misschien zelf nog niet kunnen zien. Je zult jezelf in de positie bevinden van de leeuwen die geconfronteerd werden met de leeuw die dacht dat hij een schaap was. Je kunt zo veel als je maar wilt proberen om hen met woorden te overtuigen. Het zal niet lukken.

Ze zullen het zelf moeten ontdekken. Maar jouw heldere blik zal voor hen een spiegel worden waarin zij hun ware zelf kunnen beginnen waar te nemen.?!?!

IJzeren regel 8:

Mijn nauwgezet zelf: verleen je diensten getrouwelijk aan allen die ze nodig hebben.

Dit gezegde belichaamt de geest van ridderlijkheid die de Ridder van Licht definieert. Laat ik om te beginnen een prachtige passage met je delen uit Creating the person van Pir-o-Murshid Inayat Khan, die deze ijzeren regel toelicht.

Je moet denken aan alles dat jou is toevertrouwd door elke persoon in jouw leven als jouw vertrouwen. En je moet weten dat trouw blijven aan het vertrouwen van elke per- soon in de wereld een heilige plicht is. Op deze manier wordt een harmonische verbinding gemaakt met elke persoon - en deze harmonie die met iedere persoon wordt bereikt stemt de ziel af op het oneindige.

De vrouw die zich bewust is van haar plicht, van haar verplichtingen aan haar vrienden, is vromer dan degene die in eenzaamheid verblijft. Degene die voor eenzaamheid kiest, dient God niet. Hij helpt alleen zichzelf, door te genieten van het plezier van de eenzaamheid. Maar degene die er blijk van geeft betrouwbaar te zijn voor elke ziel die zij ontmoet, en die haar relaties en connecties, klein of groot, als iets heiligs beschouwt, merkt zeker de spirituele wet op van die religie die de religie der religies is.

Als men de vriendschapsverbinding tussen de ene ziel en de andere maar kende, de gevoeligheid van deze verbinding, de delicaatheid, schoonheid en heiligheid ervan, dan zou men het leven kunnen genieten in al zijn volheid - want dan zou men werkelijk le- ven, en op deze manier tot communiceren met God komen. Dezelfde brug die twee zielen in de wereld verbindt, wordt - als hij verlengd wordt - het pad naar God. Er is geen grotere deugd in deze wereld dan vriendelijk en betrouwbaar te zijn jegens een vriend, dan zijn of haar vertrouwen waard te zijn.

We krijgen hier een lering aangeboden die tegelijkertijd zeer eenvoudig en zeer diep- gaand is. Ik vermoed dat we allemaal wel onmiddellijk de waarheid ervan aanvoelen. Het vraagt echter continue beoefening om deze lering in alle omstandigheden te kunnen toepassen; om te blijven onthouden dat de verbinding die je met elke persoon hebt de brug is die jou verbindt met God.

Wat betekent het om je diensten getrouwelijk te verlenen aan allen die ze nodig hebben? In dit leven ben je blootgesteld aan vele eisen - sommige redelijk, andere onredelijk. Bedoelt Murshid dat je je moet onderwerpen aan alles wat van je wordt verlangd, vanuit welke hoek dan ook?

Als je zorgvuldig naar de formulering van deze regel kijkt, dan zie je dat Murshid koos voor de uitdrukking ‘nodig hebben’ in plaats van te kiezen voor een werkwoord als ‘vragen’, vereisen’ of ‘eisen’. Al je je in een bepaalde situatie bevindt, dan kan datgene wat nodig is om te doen, verschillen van datgene wat van jou wordt gevraagd. Iets wat nodig is, is een haqq, een recht of een waarheid. De realiteit (haqiqat) is een stelsel van wederzijdse rechten en verantwoordelijkheden. Trouwe dienst bewijzen aan een ander betekent dat je die ander respecteert als jezelf, dat je zijn of haar rechten handhaaft en dat je zo volledig mogelijk bijdraagt aan zijn of haar geluk.

Je kunt niet altijd aan alle eisen van alle mensen te voldoen - en dat hoeft ook niet. Soms probeer je één mens gelukkig te maken, maar maak je tegelijkertijd tien anderen ongelukkig. Er zijn ook momenten waarop het ingaan op iemands verzoek ten koste zou gaan van het geluk van die persoon, eerder dan dat je iets aan diens geluk toevoegt.

Wanneer je als mens geconfronteerd wordt met verwachtingen waar je niet aan kunt voldoen, of waar je niet aan zou moeten voldoen, is de reactie te vaak: met tegenzin toch toegeven, boos ruziën, angstig worden, of je terugtrekken. Om de haqq van een persoon te ontmoeten, is iets heel anders. Dat betekent aanvoelen wat echt nodig is in een situatie. Of zoals mijn vader placht te zeggen: een respons geven op dat wat zich verschuilt achter dat wat zichtbaar is. Misschien moet je wel een principe hooghouden dat de andere persoon nog niet kan begrijpen of accepteren. En toch doe je dat dan met de onvoorwaardelijke liefde van een medereiziger op een eindeloos en continu veranderend pad.

In de annalen van ridderlijkheid kun je verhalen lezen van levenslange aartsvijanden die op het einde elkaar herkennen als hun trouwste vriend. Als de haqq van de ander duidelijk wordt herkend, wordt zelfs een conflictsituatie beschenen met het licht der bezielde communie.

Natuurlijk zijn niet alle verzoeken om jouw diensten onredelijk. Ook worden niet alle geldige verzoeken weergegeven in woorden. Als je jouw ogen opent en rondkijkt, dan zul je ongetwijfeld zien dat er een overvloed aan mogelijkheden is om trouwe dienst te verlenen aan de mensen om je heen, en om hun geluk te vergroten.

En als we onze slaperige ogen uitwrijven, zodat we weer helder kunnen zien, dan kunnen we ons misschien herinneren dat dit is waarom we in de eerste plaats naar de aarde kwamen: om elkaar te dienen.

IJzeren regel 9:

Mijn nauwgezet zelf, zoek jezelf niet te bevoordelen, door een ander in verlegenheid te brengen.

IJzeren regel 10:

Benadeel niemand ter wille van je eigen voordeel.

Deze twee principes zijn zeer nauw verwant, vandaar dat we ze gezamenlijk beschouwen.

Geen voordeel zoeken door iemand in verlegenheid te brengen en niet proberen te profiteren door iemand kwaad te doen. Zoals zo veel van deze ijzeren regels spreken ook deze twee re- gels het gezond verstand aan. Waarschijnlijk aanvaardt elk van ons van nature deze beginselen. Wie van ons zou bewust een andere persoon willen schaden voor het eigen voordeel of iemand in verlegenheid brengen voor de eigen winst?

Maar wat er op het spel staat bij het overwegen van deze gedachten is niet alleen het handelen volgens ons bewustzijn, maar ook het uitbreiden en verdiepen van ons bewustzijn. Het gaat erom onszelf het onbewuste bewust te maken. Misschien zullen we ons dan gaan realiseren dat we de situaties waarin we terechtkomen vaak niet voldoende diep beschouwen, doordat we, zo natuurlijk, gefixeerd zijn op onze eigen doeleinden. Is een ander daadwerkelijk in verlegenheid gebracht? Is een ander geschaad door onze daden?

Als we op de hoogte waren van de problemen die we aan anderen veroorzaken, dan zouden we ongetwijfeld ons gedrag veranderen – maar we nemen vaak niet de moeite om het onszelf bewust te maken. In feite doen we soms zelfs het tegenovergestelde: wegkijken, het werkelijk waarnemen van situatie vermijden, omdat dat de situatie alleen maar moeilijker zou maken. Zulk vermijden creëert een laagje vals bewustzijn. Toch, ergens, in de diepten van onze geest, in onze ziel, kunnen we niet anders dan ons bewust zijn van de impact van onze acties. Dit besef ligt in de diepte op de loer en wordt een bron van schuld en schaamte en angst. Zelfs als we die gevoelens niet bewust herkennen, blijven ze onder de oppervlakte aanwezig.?!?Als je het welzijn van anderen uitsluit, in een aanhoudend streven naar je eigen persoonlijke bevrediging, dan kun je heel goed in je opzet slagen. Vaak zit de wereld zo in elkaar dat meedogenloosheid een effectieve strategie voor succes is. Dus kun je, op de korte termijn, erin slagen om op deze manier een zekere mate van geluk te bereiken. Maar dat geluk is het geluk van de Nafs al Ammara. Dat is het commanderende, heerszuchtige zelf – het zelf dat zichzelf volkomen wil onderscheiden van alle anderen en dat hardnekkig streeft naar eigenbelang, ten koste van anderen. De Nafs al Ammara heeft zijn eigen geluk, en dat geluk heeft een bepaald genot, maar het is kortstondig van aard, een hol genot, vol van angst en bezorgdheid en ge- kruid met schuldgevoelens. Uiteindelijk zal blijken dat hier helemaal geen voldoening te vin- den is. Dit komt door de uitsluitende aard van het genot.

Maar er is nog een ander soort geluk, en dat is het geluk van de Nafs al Lawwama. Dat is de nafs die zichzelf ziet als onderdeel van een groter geheel. Dat geheel kan iemands familie zijn, dat geheel kan de wijk zijn waarin iemand woont, dat geheel kan het land zijn waar iemand leeft, iemands religie, iemands soort, de hele biosfeer, of zelfs het hele bestaan. De Nafs al Lawwama ziet in dat je je nooit kunt afscheiden van dit web van het leven, en dat je niet kunt verwachten autonoom tevredenheid te vinden. Het inzicht groeit dat de eigen ware ver- vulling ligt in een bijdrage aan de vervulling van het geheel.

Dit geluk is een veel groter geluk. Ook zij heeft haar triomfen en successen. Ook zij heeft doelen die bereikt worden en waarvan genoten kan worden. En het genot van die doelen is iets heel bijzonders. Schuld, schaamte, angst en onrust zijn hierbij volkomen afwezig. Deze emoties worden immers opgewekt door het domineren van anderen, door competitief en mee- dogenloos te zijn, gericht op je eigen successen, ten koste van anderen. Nu heerst echter de tevredenheid van participatie, de voldoening een deel te zijn van iets dat groter is dan jijzelf, de voldoening iets bij te dragen aan de opbouw van een wereld die er is voor de vervulling van het gehele bestaan..

Als je terugkijkt op het verloop van je leven, dan zul je zien dat die kortstondige geneugten waarvan slechts je kleine zelf profiteerde, geen echte blijvende waarde hebben. Deze geneugten worden net zo snel uitgewist als ze worden genoten. Maar de triomfen die de triomfen zijn van participatie, integratie, mededogen en getuigenis, dat zijn de onsterfelijke triomfen die zijn vastgelegd in het grootboek van de goddelijke evolutie – dat zal het blijvend geluk zijn. Dus worden we er hier aan herinnerd, om bij elke beslissing die we maken verder te kijken dan onze eigen persoonlijke bevrediging – hoewel ook die belangrijk is. Ontken je eigen per- soonlijke behoeften en je eigen tevredenheid niet! Ook die zijn onderdeel van de tevredenheid van het universum. Als je jezelf uitsluit, dan is het geluk onvolledig. Jij bent een integraal on- derdeel van die tevredenheid. Maar ook de gemeenschap van wezens die jou omringen zijn daar onderdeel van. Iemand die dit beseft, zal steeds willen bepalen of de wezens om hem heen profiteren van zijn beslissingen – degenen die deelnemen aan de situatie waarin hij zich bevindt, diegenen die worden getroffen door zijn beslissing. Zal hun geluk, en dat van toekomstige generaties, toenemen?

Als een natie, houden we zelden rekening met de toekomst van onze kinderen en hun kinderen, en hun kinderen zeven generaties verder, zoals de inheemse bevolking van dit land wel deed. We zijn een enorm tekort aan het creëren, en besteden nu reeds de middelen van de toekomstige mensen. Als we de principes van deze twee ijzeren regels zouden toepassen in onze collectieve instellingen, dan zouden we misschien wel op een heel andere manier leven. Kort- om: we moeten nadenken over alle mensen, dieren en planten die worden beïnvloed door onze acties. We moeten zorgen dat elke actie bijdraagt aan het opbouwen van de prachtige wereld die we voor ogen hebben.

(Commentaar: Pir Zia; vertaling: Alexandra de Groot).