UNIVERSEEL SOEFISMEKarakteristieken uit het boek "Universeel Soefisme" van Dr. H.J. Witteveen.
DEEL I DE REIS VAN HET SOEFISMEHoofdstuk 1: De geschiedenis van het soefisme Dit hoofdstuk is een beschrijving van de geschiedenis van het "Universeel Soefisme". Er worden invloeden geschetst die geleid hebben tot het Soefisme. - Bron: het oude Egypte; de Egyptische mysteriën zijn weergegeven in de hermetische geschriften; Hermes is de Griekse naam voor de Egyptische god Thot. Deze geschriften zijn bewaard gebleven door de zgn. 'Hermetische keten' van filosofen en mystici uit de traditie van Pythagoras en het (neo) Platonisme. - Schakel tussen de oude Egyptische en Griekse mystici enerzijds en de Islam anderzijds is Dhul-Nun al-Misri (830), een Egyptische hermeticus en soefi. Grondgedachte: hij zag God als degene die zich uitdrukt in het hele universum. (p.19) De gedachte van de Eenheid van God die in heel de schepping leeft gaat terug tot de tijd van de piramiden; zie piramidentekst p.20, o.a.: "God is het bestaan zelf". Doel van de oude mystici: zich te verwezenlijken door zich te verenigen met God. De weg hiertoe staat aangeduid in een passage van Poimandres (een Griekse weergave van de hermetische tekst): "De kennis die men van God ontvangt is goddelijke stilte, een afsluiten van alle zintuigen, want als men het bewustzijn van alle gewaarwording, alle lichamelijke beweging verliest, verkeert de ziel (nous) in rust; en als die schoonheid van God haar licht over de ziel uitgiet ... transformeert zij zo de hele mens tot de essentie van het zijn." - In het Midden-Oosten ontmoetten de grote wereldreligies elkaar. Shihabuddin Yahya al Suhrawardi (1151-1191 n.Chr.) beoogde de integratie van alle religieuze vormen en stromingen in één groot filosofisch en esoterisch geheel. Hij integreerde invloeden uit de hermetische, Zoroastrisch-Mazdeïsche, Joodse (Mozes), Christelijke (Jezus; vroeg-christelijke ascese) en Islamitische traditie in het Soefisme. Pag. 23, n.a.v. de verlichting van Mozes op de berg Sinaï: "Om werkelijk te zijn moet men door een stadium gaan van niet te zijn. In soefi-termen wordt dat 'fanà' genoemd, wanneer men denkt 'Ik ben niet' (wat ik altijd had gedacht dat ik zelf was). Dit is de ware zelfverloochening, die de hindoes 'layam' noemen en die in het boeddhisme 'vernietiging' wordt genoemd. Het is de vernietiging van het onechte zelf, die het ware zelf naar voren doet komen; wanneer dit eenmaal is gebeurd, komt de mens vanaf dat ogenblik nader en nader tot God en staat hij van aangezicht tot aangezicht voor zijn goddelijk ideaal, waarmee hij ieder ogenblik van zijn leven contact kan hebben." (Eenheid van religieuze idealen, pag. 146). - Mansur Al-Hallaj (?-922) is bekend vanwege zijn uitspraak "Ana al Haqq", d.w.z.: "Ik ben God", of "Ik ben de waarheid". Deze uitspraak behoort tot de essentie van de soefi-mystiek; het komt voor uit het besef dat de waarheid God is en dat God één is, alomtegenwoordig en allesdoordringend. Het feit dat wij ons met onze beperkte persoonlijkheid identificeren maakt het onmogelijk ons in ons bewustzijn met het Goddelijk wezen te verenigen. Is die identificatie met ons ego eenmaal vernietigd, dan beseft en verwezenlijkt de mens eenheid. Al-Hallaj bad hierom: "O Heer, verwijder met uw eigen hand het 'Ik ben het' dat mij kwelt". - De Oosterse lijn begon bij de wijsheid van de veda's en werd gevolgd door die van de brahmanen. Ze zette zich voort in het boeddhisme, dat tradities als het taoïsme en confucianisme omvatte. Ze vond voor H.I. Khan haar hoogtepunt in het hindoeïsme, dat hij goed kende en zeer liefhad. Ibrahim B. Adham, prins van Balkh in het oosten van Perzië, vormde een schakel tussen boeddhisme en soefisme. Een uitspraak van hem: "Het begin van dienstbaarheid is meditatie en stilte, alleen onderbroken door de gedachtenis aan God". (vgl. de Zikar). - Een van de bekendste en belangrijkste schakels in de voortgang en vernieuwing/herleving van de inspiratie van het soefisme is de dichter Maula Jelal-ud-Din Rumi, met zijn bekende dichtwerk "Mathnavi". Hij gebruikt o.a. de metafoor van de rieten fluit: "Luister naar het riet, het vertelt een verhaal, - Het soefisme verspreidde zich in de dertiende eeuw van Perzië en het Midden-Oosten naar India, via zendelingen die tot verschillende soefi-ordes behoorden. "India stond hiervoor open". De grootste soefi-orde die in India ontstond is de Chistia-orde. Deze werd in 1192 door Muin-ud-Din Chisti naar India gebracht. In de lijn van deze orde is Inayat Khan ingewijd door Mohammed Abu Hashim Madani. Muziek speelt in de leer en meditatie van de Chista-orde een belangrijke rol. Hoofdstuk 2: Hazrat Inayat Khan In dit hoofdstuk is de persoonlijke levensgeschiedenis van Hazrat Inayat Khan beschreven. Hij is geboren op 5 juli 1882 in Baroda, India. Groeide op in de Moghul-cultuur met haar gecombineerde hindoe- en moslimkarakter. Sterk beïnvloed door zijn grootvader Maula Bakhsh (1833-1876), die als moslim was opgevoed; hij ontving in zijn huis filosofen, dichters en musici. Hij bezocht een Maharathi hindoeschool. Mystieke en muzikale aanleg, trok zich vaak terug, zocht de stilte op. Zijn muziek tilde hem en zijn toehoorders op boven aardse sferen, en bracht hen in een vorm van extase. Een ziener zei: "Jij gaat naar het Westen..." Hoofdstuk 3: Het soefisme gaat naar het westen H.I. Khan maakt veel reizen, o.a. naar Amerika, Engeland, Frankrijk, Rusland, Nederland, Duitsland, Zwitserland. Het beeld wordt geschetst van de vliegende vogel die volslagen vrij en onafhankelijk wil zijn, niet uit is op rijkdom, en af en toe zijn graantje meepikt. Hij kwam een aantal problemen tegen bij zijn reizen. Zoals vooroordelen t.o.v. de islam en zijn huidskleur; angst voor mystieke, psychologische en occulte ideeën; moeite met leerlingschap ('In het Westen bestaan er geen leerlingen, alleen leraren'!). Vrouwen begrijpen zijn werk en boodschap beter dan mannen. In dit hoofdstuk zijn ook herinneringen van leerlingen weergegeven. "Deze lezingen zijn niet meer dan een scherm; mijn werkelijke taak ligt in de hogere sferen. Indien ik het resultaat van alles wat ik doe zou moeten beoordelen aan het handjevol mensen dat naar de lezingen komt, zou ik me echt heel ontmoedigd voelen. Het is waar dat ik kan zien wat de problemen en moeilijkheden zijn van de zielen in mijn gehoor - en ik tracht die vragen te beantwoorden. Maar wat betreft mijn werkelijke doel... Een van de belangrijkste taken die ik moet volbrengen is het afstemmen van de innerlijke sfeer op een hogere toon in de verschillende landen die ik bezoek. Daarom moet ik zoveel reizen." Hoofdstuk 4 Universeel soefisme Twee kernbegrippen worden onderscheiden: eenheid en evenwicht. - Eenheid: tussen de religies, rassen en naties; tussen wetenschap, filosofie, religie en mystiek. - Evenwicht tussen het innerlijke leven en onze idealen en plichten in het uiterlijke leven; tussen hoofd en hart; tussen kracht en wijsheid; tussen activiteit en rust. De soefi-boodschap is een goddelijke inspiratie, een deur die ons geopend wordt die leidt naar de eeuwige bron van mystieke eenheid met God en de schepping. Het is de boodschap van liefde, harmonie en schoonheid. Het gaat om de mystieke eenwording met God, die alomtegenwoordig is en allesdoordringend; de Geliefde van wie we afgesneden zijn en naar wie we 'moeten' terugkeren door 'vernieting' (de-identificatie) van de eigen persoonlijkheid, het ego. Losmaking van de persoon die we menen te zijn, opdat er ruimte en vrijheid ontstaat om te worden wie we echt zijn: deel van de goddelijke manifestatie. DEEL II DE SOEFI-BOODSCHAPHoofdstuk 5 De filosofie van het soefisme De moderne natuurwetenschap gaat uit van het heelal als een organisch geheel. De materialistische causaal-deterministische wetenschapstheorie is verlaten en vervangen door een holistische opvatting; waarschijnlijkheid is in de plaats gekomen van causaliteit. Inayat Khan ziet de hele schepping als vibratie: "Al wat bestaat, al wat we zien en horen, wat we waarnemen, vibreert". 'Niets staat stil, alles beweegt, alles vibreert'; de harmonie van het heelal is aan te duiden als de 'muziek der sferen'. Er zijn verschillende soorten vibraties: - Klank; geluidsgolven zijn trillingen, te meten in aantal vibraties per seconde (Herz); zo zijn hoge en lage tonen te onderscheiden; ons gehoorbereik is beperkt (vgl: hondenfluit); - Licht; licht kan beschouwd worden als een stroom van energiedeeltjes - fotons -, en als een golf; verschillende kleuren hebben een verschillende golflengte en frekwentie; ons gezichtsbereik is beperkt (vgl: infrarode en ultraviolette stralen); - Gedachten en gevoelens kunnen we ook opvatten als vibraties die zich van de een naar de ander kunnen verplaatsen. Voorbeelden: we kunnen iemands stemming aanvoelen, we 'voelen' wanneer iemand naar ons kijkt die achter ons staat. Andere voorbeelden: telepathie (gedachten kunnen ook over een grote afstand heen worden opgevangen); synchroniteit: hetzelfde verschijnsel komt onafhankelijk van elkaar tegelijk voor bij verschillende personen of in verschillende situaties. H.I. Khan: "... de gedachte die van het denkvermogen uitgaat reikt verder (dan woorden) en schiet in een oogwenk van het ene denkvermogen in het andere. De vibraties van de psyche zijn veel sterker dan die van het woord. De oprechte gevoelens kunnen van het ene hart in het hart van een ander doordringen" - Materie lijkt niet te herleiden tot vibraties. De quantumtheorie is echter tot de conclusie gekomen dat als men materie tot de kleinste subatomaire deeltjes herleidt, zij zich vertoont als deeltjes of als golf. Het atoom bestaat uit een kern met elektronen die daaromheen cirkelen; deze elektronen zijn te beschouwen als een groot aantal golven rond de kern. - Geest is afwezigheid van materie. De bewegingen van de elektronen vinden plaats in een lege ruimte, een vacuüm, dat veruit het grootste deel van het atoom beslaat. Maar wat is die leegte? Dit is te beschouwen als het 'niets'! Dat vacuüm is te beschouwen als geest. "Geest is de afwezigheid van materie." Wij leven, bewegen en zijn in de alles doordringende goddelijke geest. H.I. Khan: "In werkelijkheid komt materie voort uit geest. Materie is naar haar ware aard geest. Materie is een daad van de geest die zich heeft gematerialiseerd (...)." 'Geest wordt materie via vibratie'. Vraag: wat is deze geest die via vibratie eerst hoorbaar en dan zichtbare materie wordt? H.I. Khan: "Geest kan men het beste aanduiden als zuivere intelligentie; dit is het bewustzijn dat zich nergens van bewust is." Deze geest is in de hele schepping werkzaam, in ieder wezen. De geest die in de mens werkzaam is, is de ziel. De zielen zijn te vergelijken met de stralen van de goddelijke zon: ze doen zich afzonderlijk voor maar vormen één geheel. De schepping is een manifestatie van de hemelse bron, komt voort uit de goddelijke sferen. Daarom heeft elk atoom van de schepping een ziel. De manifestatie is de uitademing van God en wat door de Hindoes pralaya wordt genoemd - de vernietiging of het einde van de wereld - is absorptie, de inademing van God. Samenvattend: De materie, de oneindigheid van de kosmos, is te herleiden tot trillingen, golven, vibraties. De kosmos, de materie, is te herleiden tot de geest, uiteindelijk tot het goddelijke. Hoofdstuk 6 De reis van de ziel De weergegeven opvattingen komen uit het boek "De ziel, vanwaar, waarheen?" Reis van de zielen: De ziel bevindt zich oorspronkelijk in de Goddelijke bron. Van daar uit maakt de ziel een reis naar de aarde om uiteindelijk weer naar de Bron terug te keren. Deze reis is schematisch als volgt weer te geven: Goddelijke Bron > Ziel > engelenhemel > wereld van de djinn of "genius" > aarde: geboorte - leven - 'dood'; terugkeer > djinn-sferen > engelensferen > vereniging met God. In de engelensferen bevinden zich de engelen, wezens van licht (Nur); ze zijn vibraties en staan dicht bij God. De engelensferen zijn vrij van hartstochten en emoties; ze kennen enkel gelukzaligheid. De sferen van de djinn of "genius" wordt gevormd door de wereld van de psyche en kan de geestelijke wereld worden genoemd; psyche en ziel vormen samen geest. De djinn is een wezen met een psyche die zuiverder en helderder is dan de psyche van de mens, en die verlicht is door het licht van de intelligentie. De psyche van de djinn is dieper van waarnemings- en bevattingsvermogen omdat hij leeg is, niet vol gedachten en verbeeldingen. De djinn kan met de zielen op aarde in contact staan, ze kunnen elkaar helpen. De djinns kunnen terugkerende zielen ontmoeten, en nemen indrukken van hun persoonlijkheid over (via weerspiegeling). Reïncarnatie is dan de terugkeer van de persoonlijkheid van een overledene via de djinn die de persoonlijkheid overnam en weer meeneemt naar de aarde. Reïncarnatie betreft dus de psyche, niet de ziel. De pasgeboren baby begint meteen te huilen omdat hij zich in gevangenschap bevindt. Het lichaam dat de ziel als haar instrument - of voertuig - ontvangt is het resultaat van een eeuwenlange evolutie. Twee lijnen van evolutie ontmoeten elkaar: de verticale lijn is de ziel, de geest die op reis is, en de horizontale lijn is de fysieke evolutie. De mens die geboren wordt heeft de indrukken bij zich die hij in de djinn-sfeer heeft meegekregen van terugkerende zielen, en hij heeft de erfelijke eigenschappen van zijn voorouders ontvangen. De ziel verlangt er naar bezit van de aarde te nemen, er zo goed mogelijk gebruik van te maken en te voorkomen dat dit van haar wordt afgenomen. Het lichaam is een volmaakt instrument om het leven ten volle mee te ervaren: de vijf zintuigen (het lichaam werkt als een glazen huis dat van spiegels is gemaakt: iedere waarneming wordt weerspiegeld en verhelderd); de centra van innerlijke waarneming (de intuïtieve vermogens waarmee men de gedachte en het gevoel van een ander kan waarnemen en zelfs, als het scherper wordt, verleden en toekomst). De twee belangrijkste centra zijn die van het hart en het hoofd. Kenmerken van de psyche: - weerspiegeling van indrukken: indrukken die we ontvangen via onze zintuigen en innerlijke waarneming vullen onze psyche; - bewaren van indrukken in het geheugen; de mens schijnt te zijn wat zijn psyche bevat; - creatief (ver)werken van/met de opgedane indrukken, en het naar buitenbrengen (expressie) daarvan; op die manier kunnen wij invloed hebben op anderen: zij vangen indrukken van ons op in hun spiegel. Ons leven wordt in belangrijke mate bepaald door de richting waarin de spiegel van onze psyche is geplaatst, d.w.z. door onze levenshouding. Diep gevoelde ervaringen en indrukken kunnen zorgen voor een bepaalde plaatsing van de spiegel, waardoor we in mechanismen (patronen, herhalingen) terecht kunnen komen. "Maar de mens hoeft niet toe te staan en mag niet toestaan dat zijn leven een loop neemt die niet strookt met zijn innerlijke wensen." Achter de psyche ligt de ziel, een goddelijke straal, emanatie van de goddelijke, creatieve geest. In die geest schuilt een kracht die de psyche en ons leven in de gewenste richting kan leiden. De sleutel tot dit meesterschap is dat we bewust kiezen aan welke indrukken we aandacht schenken, waarmee we ze voeden en versterken, en welke ongewenste invloeden we niet toestaan ons te beïnvloeden. Het is de kunst van 'zien en niet zien, van horen en niet horen': weigeren verder aandacht te schenken aan indrukken die we ongewenst achten. Zo kunnen we de kracht ontwikkelen om onze doelen in het leven te bereiken. Wat is het doel van ons leven? "Iedere ziel is tot een bepaald doel geschapen en het licht daarvan is in die ziel ontstoken". ('Het doel van het leven', p. 8). Wie ernaar zoekt vindt dit doel, en de poging dit doel te bereiken geeft zin aan ons bestaan. Hiertoe geeft H.I. Khan ons het "Pad van bereiking". Het pad van bereiking. H.I. Khan geeft ons handreikingen voor het bereiken van doelen in de uiterlijke, materiële wereld als in de innerlijke, geestelijke wereld. a. Het pad van bereiking in de materiële wereld. De vijf fundamentele verlangens die achter de meeste aardse doelstellingen liggen zijn: ons verlangen om te leven en om te weten, en ons verlangen naar macht, geluk, en vrede. Om doelen in de materiële wereld te bereiken is het volgende nodig: 1. concentratie op het doel 2. vertrouwen dat men het doel zal bereiken 3. het verstand gebruiken om moeilijkheden te overwinnen 4. geduld hebben om het juiste moment af te wachten 5. zelfdiscipline om zich niet te laten afleiden door emoties of zijwegen, om offers te brengen, en om het stilzwijgen te bewaren. "Als we in deze geest volharden bereiken we ons doel". b. Het pad van bereiking in de innerlijke wereld. De ziel verlangt ernaar zichzelf te verwezenlijken. Ze is echter gevangen in het lichaam en de psyche, en gaat daar in eerste instantie volledig in op. Echter deze ervaringen leiden steeds tot teleurstelling; bewustwording hiervan leiden ertoe dat de spiegel van de ziel zich afkeert van de materiële wereld en zich richt op de innerlijke, geestelijke wereld. Dan wordt de ziel zich bewust van zichzelf, van haar goddelijk wezen, en komt tot Godsbewustzijn: verenigd met God en verlicht door God. (vervolg: zie hoofdstuk 8). De terugkeer van de ziel naar God De dood is een illusie; in werkelijkheid gaat alleen ons stoffelijk omhulsel dood: ons lichaam, dat een gewaad is om de psyche en de ziel. Onze psyche en onze ziel gaan over naar het andere leven, de djinn-wereld. Op het moment van overgang overziet de ziel in één oogopslag zijn hele leven. Dit is wat de 'dag des oordeels' genoemd wordt; het gebeurt in werkelijkheid echter allemaal in ons hart. We nemen dus ons geheugen mee: dezelfde soort gedachten en gevoelens die we op aarde hadden. Als we op aarde een gelukkig leven kenden, en anderen gelukkig maakten, nemen we dit geluksgevoel mee (dat is 'de hemel'); wanneer we op aarde ongelukkig waren nemen we dat gevoel mee (dat is 'de hel'). De psyche verheldert in het hiernamaals, door de overgang naar de andere wereld geneest de ziel haar instrument. De ziel verkeert lange tijd in de djinn-sfeer, en verwezenlijkt daar haar doelen. 'Niets wat het menselijk hart eens verlangd heeft, blijft onvervuld'. De slechte ervaringen tijdens het leven nam de psyche mee, echter de ziel blijft zuiver; deze zal uiteindelijk de psyche zuiveren en zich er dan van losmaken. De ziel laat het gewaad van de djinn-wereld dan achter zich en gaat dan over naar de engelenhemel. 'Ze laat alle gedachten achter zich, maar mag haar gevoelens meenemen.' Ze wordt een lichtend wezen en leeft in vibraties. De engelen het licht en het leven van God. De engelenhemel is een en al muziek. Het enige streven van de engelenwezens is dichter bij het licht te komen. Tenslotte werpt de ziel haar laatste gewaad af en bereikt haar bestemming in God. Hoofdstuk 7 De band van de mens met God Het Godsideaal Gods werkelijkheid gaat ons verstand te boven en blijft een mysterie voor ons denken. De mens heeft behoefte aan een bepaald beeld van God om een band met God te kunnen ontwikkelen. Daarom voert H.I. Khan de idee in van een Godsideaal: het meest ideale beeld van God dat iemand zich kan voorstellen. Dit Godsideaal berust dus op menselijke verbeeldingskracht, en kan van persoon tot persoon verschillen. Het Godsideaal ontwikkelt zich naarmate het inzicht en de geestelijke groei van iemand toeneemt. Het Godsideaal is als een ladder waarlangs de mens stap voor stap dichter naar God opklimt; de ladder begint op het niveau waar de mens staat en waar hij behoefte aan heeft. Meestal heeft de beginnende religieuze mens behoefte aan een persoonlijke God. Al klimmend kan de mens zijn ideaal steeds hoger richten, steeds abstracter, zodat het de oneindige, kosmische volmaaktheid, de Goddelijke Bron van Licht, nadert. In ons innerlijk leven is het onze eerste taak een band met God aan te gaan, die steeds dieper wordt, en een weerklank wekt in de diepte van ons wezen, onze ziel. H.I. Khan raadt ons aan te beginnen met het aanbidden van de persoonlijke God, en dan 'moeten we de ziel toestaan zich te ontplooien in de abstracte God'. De verbinding hiertussen is als volgt tot stand te brengen. De menselijke ziel is als een waterdruppel, en God is als een oceaan. 'Als wij de druppel zijn en wij zijn een persoonlijkheid, dan moet God - de oceaan - ook een persoonlijkheid zijn'. Wij zijn gevangen in de bedwelming van ons leven, maar als we onbevangen zouden waarnemen zouden we de Goddelijke leiding ervaren die in vele vormen tot ons komt: via ons hart, onze intuïtie, de natuur, dromen, symbolen. Deze band, die we in de diepste diepten van ons wezen voelen, maakt ons sterk en onafhankelijk, begripvoller en liefhebbender. Er ontwikkelt zich een stroom van liefde in ons hart, die een machtige kracht is, en ons dichter brengt bij het ervaren en aanraken van het goddelijke. Dan doet het er niet toe naar welk gebouw iemand gaat om God te aanbidden - dan is elk ogenblik in iemands leven religie geworden. Als het hart als goddelijke bron eenmaal is blootgelegd, dan is alles wat een mens doet in daad, woord en gevoel religie. (Eenheid van religieuze idealen, p. 24, 25). Hoofdstuk 8 Mystiek: Eenheid met God Door ons over te geven aan de Goddelijke leiding bereikt de mens geleidelijk aan het stadium waarin hij het goddelijke in alle wezens herkent en alles wat hem in zijn leven overkomt aanvaardt als komende van God. Het doel van de mysticus is uiteindelijk de eenwording met God, waarbij hij zijn beperkte zelf vergeet en opgaat in het Bewustzijn van God. Hij ontdekt het ware zelf: hij vindt God binnenin zich, in zijn eigen ziel. De spiegel van de psyche heeft zich dan naar binnen gekeerd, naar de geest. Zodra de mens dit kan ontvangt hij inspiratie en openbaringen, die via de stem die voortdurend uit zijn binnenste klinkt tot hem komen. Er is een gevoel van blijvende voldoening; hier is sprake van zelfverwezenlijking van de ziel, van Godsbewustzijn, van kosmisch bewustzijn. De methode om daartoe te komen is tweeledig: geestelijke training (betreft het mystieke pad, de verticale vooruitgang, uitmondend in de eenwording met God) en mentale zuivering (horizontale lijn van vooruitgang, nodig om ons in ons uiterlijke leven te zuiveren van de dagelijkse verwarring en verstoring die we elke keer weer opdoen; dit wordt ook wel bewustzijnsverruiming genoemd). Beide zijn nodig; dat is waartoe het symbool van het kruis ons leidt! (De horizontale en verticale lijn ontmoeten elkaar in het hart van X.). Aldus kunnen we spiegels voor God worden: God kan zich van zichzelf bewust worden doordat hij zich weerspiegeld ziet in de zuivere psyche van de mens. Dit is het doel van de hele schepping. A. Geestelijke training Geestelijke training is erop gericht ons bewust te worden van ons diepste wezen, de ziel. Vanaf het begin van ons leven op aarde zien we onszelf als een afgescheiden wezen, dat van alle anderen verschilt. We ontwikkelen onze eigen psyche, met haar problemen, verlangens en doelstellingen, die ons in de uiterlijke wereld voortdurend bezighouden. We zijn hier zo druk mee bezig dat we ons identificeren met dit beperkte wezen. Dit is de bedwelmende illusie van het uiterlijke leven. We zijn ons werkelijke wezen, onze ziel, helemaal vergeten. Vroeg of laat krijgt de mens onvrede met de bedwelming van het uiterlijke leven. We verlangen naar een dieper geluk, onze ziel ontwaakt. We beginnen te beseffen dat we meer zijn dan onze psyche. Wat zijn we dan? Om dat te ontdekken is het nodig om het lichaam en de psyche tot rust te brengen, te doen verstillen. Immers: als ons lichaam en onze psyche niet meer onze aandacht vragen, dan kan onze ziel zich aan ons bekend maken! In meditatie (Zen!) kunnen we onze gedachten en gevoelens proberen te laten verstillen door ze te negeren, er onverschillig tegenover te staan. Maar dat is moeilijk! Geleidelijk aan ervaren we eerst korte, later langere perioden van serene stilte, een subtiele, lichte stemming, verheffend, innerlijk verlicht; het geeft vrede. Dit proces kan steeds verder verdiept en geïntensiveerd worden. Hoe worden we nu meester van onze psyche? Hiertoe maken mystieke scholen gebruik van meditatie-oefeningen. Hier worden genoemd: 1. Concentratie en contemplatie-oefeningen. - Concentratie: onze psyche gedurende enige tijd volkomen op één object, beeld of symbool gericht houden. - Contemplatie: onze psyche richten op één gedachte of idee. In de soefi-traditie worden deze oefeningen gedaan met het voortdurend herhalen van heilige woorden, waarbij de soefi zich richt op (een aspect van) God; daarmee trainen we de psyche, verdiepen we de band met God, en verinnerlijken we de goddelijke eigenschap waarop we ons richten. Hoogste vorm: 'Alleen God bestaat, de hele manifestatie is een wereld van illusie. Ons lichaam en onze psyche zijn instrumenten waarvan de goddelijke geest gebruik maakt om zich van zichzelf bewust te worden.' "This is not my body, this is the temple of God". 2. Ademhalingsoefeningen 'De macht van de ademhaling houdt alle deeltjes van het lichaam tezamen. Als deze macht vermindert, verliest de wil zijn controle over het lichaam'. Van belang is een zuiver kanaal voor de adem; dat is het menselijk lichaam. Voor geestelijke vooruitgang is het nodig dat we de kanalen van de ademhaling zuiveren door ademhalingsoefeningen. De adem kan ook gebruikt worden als instrument dat helpt om de psyche bij concentratie en contemplatie gericht te houden. 3. Overgave Voorbij de grens van training ligt de overgave, het passief worden, het zich open stellen, het zich in stilte overgeven aan de goddelijke geest. De meditatie die dan tot iemand komt kan omschreven worden als mystieke ontspanning: een stilte zonder gedachten of gevoelens. We kunnen dan het zuivere bewustzijn ervaren, de goddelijke geest kan ons dan aanraken. "Meditatie is diep in zichzelf duiken en opstijgen naar hoger sferen, waarbij men zich wijder uitstrekt dan het heelal". (Verruiming van bewustzijn, pag. 98/99). 4. Realisatie Dit is het resultaat van de vorige drie trappen. Het is een soort verruiming van het bewustzijn; het is de ontplooiing van de ziel; het is een diep duiken in zichzelf; het is het beseffen van het echte 'ik', de vervulling van het doel van het leven. B. Mentale zuivering Zolang we in de wereld leven moeten we het mystieke pad aanvullen met een proces waarbij we de psyche zuiveren van de verwarring, verstoring, onzuiverheden, vijandige gevoelens, die de dagelijkse strijd met zich meebrengt. Door deze steeds terugkerende verwarring en verstoring raakt onze ziel steeds weer gevangen in de kerker van de psyche. Een bepaalde houding in ons uiterlijke leven, die leidt tot mentale zuivering, is nodig, opdat we ons kunnen richten op het pad waar het werkelijk om gaat, het mystieke pad. (zie: Verruiming van bewustzijn). Manieren van mentale zuivering zijn o.a.: 1. Ontleren! Mensen klampen zich vaak vast aan de eigen, aangeleerde standpunten en ideeën, en zoeken daarin houvast. 'De soefi bekijkt alles vanuit twee standpunten: dat van zichzelf en dat van een ander'. Van belang is: openstaan voor het andere dan het eigen standpunt. Losraken uit patronen en vicieuze cirkels. 2. Het goede van het kwade zien, en het kwade van het goede! Het shablon-denken van de stereotype indeling in goed en kwaad, winst en verlies, genot en pijn, dient doorbroken te worden. In het goede, de winst, het genot, zit ook iets van het tegendeel, evenals in het kwade, het verlies en de pijn ook iets zit van hun tegendeel. De realiteit is genuanceerd, en meestal niet zo zwart-wit als we denken. De mysticus streeft er naar uit te stijgen boven deze tegenstellingen die de aardse manifestatie kenmerken. God gaat deze tegenstellingen te boven. 'Goed en slecht zijn voor volmaaktheid beide nodig.' God leidt de schepping naar een bepaald doel door van alle tegengestelde krachten gebruik te maken. Er is een wet in de natuur werkzaam ('er is een mechanisme in het universum') waarbij de goede en de verkeerde krachten tezamen leiden naar een bepaald doel (een door God beoogd resultaat). 'Goed en slecht zijn voor volmaaktheid beide nodig.' Hoofdstuk 9 Morele evolutie Wat is de wet die de tegenstellingen van goed en kwaad bestuurt? Die wet vloeit voort uit de wet van vibraties. Elk ding en ieder wezen schijnt aan de oppervlakte van het bestaan van de ander gescheiden te zijn, maar daaronder staan ze op elk volgend niveau dichter bij elkaar, terwijl ze op het meest innerlijke niveau één worden. De wet van vibraties verwijst naar onze gevoelens, ons ritme. Welke gevoelens gaan er achter onze daden schuil en vanuit welk ritme handelen we? Het geheim van het gelukkig maken van anderen en onszelf ligt in de ervaring van de onderliggende eenheid van de schepping. Wanneer er vrede is in ons hart, innerlijke vrede, worden we ons van de onderliggende eenheid van al het zijnde bewust. Innerlijke vrede ontstaat in ons hart wanneer we ons openstellen voor de goddelijke geest. In de uiterlijke wereld kunnen we dit beoefenen door harmonie te scheppen en in stand te houden, waardoor barrières tussen mensen wordt geslecht en men eenheid ervaart. Harmonie schept schoonheid en wekt liefde. Elke verstoring van de vrede beïnvloedt het geheel; elke verstoring aan de oppervlakte schaadt het innerlijk. 'Daarom is elke gedachte, uitspraak of daad die de vrede verstoort verkeerd, slecht en een zonde, maar alles wat de vrede bewerkstelligt juist goed en een deugd. Verstoring van vrede valt als een vloek terug op degene die dit veroorzaakt, terwijl vrede die aan de oppervlakte teweeg wordt gebracht het geheel voldoening schenkt en als vrede terugkeert naar degene die dit heeft veroorzaakt. Deze filosofie ligt ten grondslag aan de idee van de beloning voor goede en de straf voor slechte daden, die de hogere machten geven.' (Vol. VIII pag. 99). Conclusie van het voorafgaande voor de kwestie van goed en kwaad: ' Slecht is iets dat geen harmonie kent, dat schoonheid en liefde mist, en bovenal iets dat niet past in de accomodatie van het leven.' (Vol. VIII pag.104) En: 'Wat voor alle mensen en onder alle omstandigheden goed is kan niet altijd objectief worden vastgesteld. Goed en kwaad zouden betrekkelijk kunnen zijn.' In zijn boek Morele evolutie geeft Inayat Khan praktische aanwijzingen over hoe we dit ideaal van harmonie kunnen realiseren in ons dagelijks leven. Evolutie duidt op innerlijke groei, het gaat niet om starre voorschriften. Hierna volgen de twee fasen die de mens in de morele evolutie kan doorlopen; vervolgens wordt de strijd die daarbij met het ego plaatsvindt geanalyseerd; tenslotte volgt een aanduiding van het hoogtepunt van de morele evolutie. Fasen in de morele evolutie 1. Eerste fase: het zich afgescheiden voelen Richtpunt: De wet der wederkerigheid Ons basisniveau is dat we ons afgescheiden voelen van anderen; we zijn gevoelig voor wat ze ons aandoen, en we zijn al snel geneigd tot vijandige gevoelens. Wie in dit stadium verkeert kan zich het beste richten op de wet der wederkerigheid. We gaan anderen beter begrijpen door ons in hun plaats te stellen en ook van hun standpunt naar de dingen te kijken. Wederkerigheid betekent: 'Wat u niet wilt dat u geschiedt, zo doe dat ook een ander niet'! Richt je er op dat ieder individu principieel gelijkwaardig is aan de ander; je bent zelf niet meer of minder dan een ander. Ons ego neigt er echter toe om in principe het voordeel aan zichzelf te geven: je bent zelf net iets meer/beter en/of minder slecht dan een ander. Daardoor beleven we wat anderen ons aandoen op een vertekende manier! We neigen ertoe het goede dat anderen ons geven al gauw vanzelfsprekend ('verdiend', 'daar heb ik recht op') te vinden, en het slechte, negatieve dat anderen ons aandoen ervaren we al snel als erger dan bedoeld (ons ego voelt zich bedreigd in zijn functioneren als beschermer/beheerser!). Om werkelijk wederkerigheid te bereiken moeten we deze asymmetrie overwinnen. Hoe? Door verder te kijken dan ons beperkende ego-begrip en als het ware aan het goede dat we ontvangen iets toe te voegen, en van het slechte dat we ervaren iets af te trekken! Door in overweging te nemen dat een vriendelijke daad die ons door een ander wordt betoond meer betekent dan wanneer wij hetzelfde doen ten opzichte van een vriend; maar een belediging, iets slechts dat ons wordt aangedaan, een teleurstelling die een vriend ons berokkent, moeten we als minder afkeurenswaardig opnemen dan wanneer wij hetzelfde zouden doen. Zo kunnen we geleidelijk aan onze sympathie steeds verder uitstrekken. Betekent dit dat we het negatieve, het kwade dat we van anderen ondervinden dan maar accepteren vanwege de lieve vrede, de wet der vibraties en het streven naar harmonie en symmetrie? Nee! "Een belediging met een belediging en kwaad met kwaad vergelden is het enige dat evenwicht bewerkstelligt." Hiermee moeten we wel voorzichtig zijn: 'We moeten de wet van 'oog om oog, tand om tand' niet toepassen zolang de mogelijkheid bestaat de wraak van de vijand met vriendelijkheid tegemoet te treden.' Waak ervoor dat een vriend niet in een vijand verandert. Vergeef een vijand wat hij je aandeed en vergeet zijn vijandschap als hij dat oprecht wil. (Als hij je dat impliciet laat merken of expliciet vraagt?) Houd het vergif van het verleden niet in gedachten, want dat is even slecht als het vasthouden van een oude ziekte in het gestel. Onze psyche houdt ervan anderen op grond van ons eigen standpunt te analyseren. Dat geeft ons het gevoel dat we beter zijn. Maar als we onze psyche op de zwakheden en tekortkomingen van anderen richten dreigen we in werkelijkheid deze zwakheden in onszelf in het leven te roepen en aan te moedigen, en de relatie met degene die we bekritiseren wordt er ongunstig door beïnvloed. Bovendien: ontactische kritiek jaagt degene die het betreft tegen ons in het harnas, maakt dat hij zich verdedigt, en versterkt dus zijn fouten. Christus zegt: 'Weersta het kwaad niet'. Waarom? Het verzet voedt het kwaad; het niet bestrijden heeft tot gevolg dat het zichzelf opbrandt. Kenmerkend voor het kwaad is dat het zijn eigen ondergang bewerkstelligt. Het kwaad is als het vuur, het vernietigt wat het tegenkomt, maar het houdt geen stand, net zo min als het vuur, dat zichzelf verteert. (pag. 149; Vol. VIII pag. 104) Met woede reageren op woede is een natuurlijke reactie, maar deze heeft tot gevolg dat woede voedsel krijgt en zich verspreidt. Wie deze kettingreactie vanuit innerlijke kracht en begrip (inzicht) weet te voorkomen staat als een rots in de branding. Zo kunnen we overdreven of ingebeelde vijandigheid ten opzichte van anderen overwinnen en vergiffenis en sympathie tot ontwikkeling brengen. Dit inzicht brengt ons tot de tweede fase van de morele evolutie. b. Tweede stadium: een verbindingskoord met anderen. Richtpunt: De wet der weldadigheid Dit tweede stadium is nog niet het stadium dat de mysticus heeft bereikt, die vanuit een innerlijk besef van eenheid met de schepping als het ware 'vanzelf' de wet der weldadigheid toepast. De mens waar het hier in dit stadium om gaat ziet in, hoewel hij nog leeft vanuit een gevoel van gescheidenheid, dat er door hemzelf en anderen een verbindingskoord loopt, waardoor alle mensen met elkaar verbonden zijn. Deze mens is toe aan de wet der weldadigheid, die richtlijn voor zijn handelen kan worden. Deze wet houdt in: de weldadigheid die je aan anderen bewijst ontvang je zelf terug. In dit stadium begrijpt de mens dat de psyche te vergelijken is met een spiegelpaleis. Daarom draagt de mens er in dit stadium zorg voor dat hij alleen lieflijke en vriendelijke gevoelens uitstraalt, zodat die vibraties ook weer bij hem terugkomen. Het psychologische advies is dan ook om onze psyche altijd op de goede kant van dingen, mensen en situaties te richten. Sleutel tot meesterschap is een houding van 'zien en niet zien', van 'horen en niet horen' te ontwikkelen; dit leidt tot een zekere 'wetende onschuld'. Hierdoor worden we onze gevoelens en gedachten de baas en worden we meester over ons leven. Want het leven geeft terug (weerspiegelt) wat we via onze psyche uitstralen! Praktische regel: vermijd anderen te veroordelen en te bekritiseren. Het onwerkelijke ego overwinnen Het in praktijk brengen van de genoemde morele richtlijnen impliceert een voortdurende strijd met het ego. Wat is dit ego, hoe is het te definiëren? Er is sprake van 'ego' wanneer we ons identificeren met onze psyche (gehechtheid aan ons denken en voelen) en/of ons lichaam (hechten aan de verlangens naar bevrediging van onze lichamelijke behoeften; vgl.: freudiaanse driftbevrediging). Identificatie met onze psyche leidt tot het natuurlijke gevolg dat we willen dat anderen datgene waarmee we ons identificeren (datgene wat we voelen/denken, onze persoonlijkheid) goed bevinden; in wezen wil ons ego niet alleen goed, maar zelfs beter gevonden worden dan anderen. Er kunnen zich nu - globaal gezegd - twee mogelijkheden voordoen:
NB: Pijnlijke conflicten kunnen ontstaan bij botsingen van het (over)gevoelige, ondergewaardeerde ego met een kil, ijdel, op macht belust ego. Het ondergewaardeerde ego, dat behoefte heeft aan waardering, kan een gemakkelijke prooi zijn en dus slachtoffer worden van het op macht beluste, ongevoelige, ijdele ego. Het (over)gevoelige ego kan hierbij zo gewond zijn dat het geen weerwoord heeft. Deze situatie kan zich voordoen bij gevoelige kinderen tegenover machtsbeluste opvoeders als de stiefmoeder in het sprookje van Assepoester. Van belang is dan: de-identificatie ('ik ben meer dan ...'), en het ontwikkelen en voelen van de innerlijke kracht die er ongetwijfeld toch zal zijn In wezen zijn de psyche een het lichaam niet meer of minder dan onze instrumenten, de instrumenten die de ziel krijgt op haar reis. Alles wat we door onze psyche en ons lichaam ervaren weerspiegelt zich in onze ziel. In de beginperiode van ons leven worden de weerkaatsingen van onze psyche en ons lichaam zo sterk dat ons bewustzijn er volledig in opgaat en erin gevangen wordt. Wanneer ons ego het voor het zeggen heeft verkeren we in de illusie dat we in een bepaalde situatie niet meer zijn dan datgene wat we op dat moment denken, voelen, verlangen. De emoties of gedachten kunnen zowel een 'positieve' lading hebben (identificatie met vreugde, de overwinningsroes) als een 'negatieve' lading (identificatie met teleurstelling, jaloezie, nijd). Deze illusie brengt alle tragedies in het leven teweeg. Het komt voortdurend in conflict met andere ego's met strijdige belangen, verlangens, gedachten en gevoelens. Hoe kunnen we dan de innerlijke vrede bereiken en tot harmonie komen? Door ons ego te beheersen, het te trainen, en tenslotte het los te laten. Hoe? Richtlijnen van H.I. Khan: a. T.a.v. het lichamelijke ego: het is goed om onze natuurlijke behoeften bevredigen, maar hebzucht moeten we vermijden. We mogen genieten, maar we moeten er niet aan gehecht en gebonden raken. b. T.a.v. het mentale ego (onze psyche):
Bij identificatie met een overwaardering van jezelf is er ijdelheid; nodig is dan een analyse daarvan, ontdekking van de nadelige gevolgen, de schade die het berokkent, in eerste instantie aan anderen, en vervolgens (via weerspiegeling!) aan jezelf. Bewustwording dat het God is die ons onze gaven gaf doet onze trots en verwaandheid smelten, en er komt dankbaarheid voor in de plaats. c. Indien we de genoemde strijd van voortgaande zuivering en overgave voortzetten blijft tenslotte het geestelijk ego over. Dat is het ego dat overblijft wanneer we de spiegel van onze psyche gezuiverd hebben, ons hebben gericht op ons innerlijk leven, en we ons bewust zijn geworden van de essentie van ons leven. Er is dan wel een helder bewustzijn en een voortdurende zuivering van onze geest, maar er is nog geen mystieke eenheid met God. NB Je zou hierbij wellicht ook aan de valkuil van het spirituele ego kunnen denken: het spirituele ego aanzien voor het hogere zelf! Spiritualiteit wordt dan gebruikt ter meerdere eer en glorie van jezelf, en niet als middel tot ontwikkeling van het onzelfzuchtige, hogere zelf. Niets worden Het hoogtepunt van de morele ontwikkeling is de sprong niets te worden, onszelf volledig te vergeten, en op te gaan in de oceaan van het goddelijke leven. De druppel die opgaat in de oceaan. Dan gaat de mystieke eenwording met God in vervulling. Dat is de uiteindelijke overgave van het geestelijke ego aan God. (zie hoofdstuk 8: Mystiek) |