Spinoza: filosoof van de democratie

- De gedachten van Spinoza in het Politiek Traktaat (1677) over democratie.-

Spinoza’s Politiek Traktaat (Tractatus Politicus, geschreven tussen 1675 en 1677 en onvoltooid door zijn dood) bevat een van de vroegste systematische pogingen in de moderne tijd om het verschijnsel democratie filosofisch te doordenken. Hoewel Spinoza niet het hele hoofdstuk over de democratische staatsvorm heeft kunnen voltooien (het Politiek Traktaat eindigt midden in zijn verhandeling daarover), biedt het werk ons toch een helder beeld van zijn opvattingen. Zijn democratie is niet louter een regeringsvorm, maar de natuurlijke culminatie van zijn mens- en maatschappijbeeld — een vorm waarin vrijheid, rede en orde elkaar in evenwicht houden.

_______________________________________
1. Natuurrecht en de basis van politieke orde
Spinoza vertrekt vanuit het natuurrecht (jus naturale). In de natuurtoestand heeft ieder mens het recht alles te doen wat zijn macht toelaat om in leven te blijven. Maar Spinoza ziet dit niet als een tragische toestand van oorlog van allen tegen allen; het is eerder een toestand zonder gemeenschappelijke maatstaf van recht of onrecht. Mensen worden geleid door begeerten, maar ook door rede.
Omdat mensen van nature sociaal zijn, begrijpen ze dat samenwerking hun eigenbelang dient. Zo ontstaat de staat — niet om mensen te onderdrukken, maar om hun macht en vrijheid te bundelen in een gemeenschappelijke orde.

“Ieder draagt zijn macht over aan de gemeenschap (de staat), maar niet zijn rede.”

Hier ligt het fundament van Spinoza’s politieke denken: macht en recht vallen samen, maar de hoogste macht is de macht van de rede. Daarom is een politieke orde des te sterker naarmate zij de rede en vrijheid van haar burgers respecteert.

_______________________________________
2. Doel van de staat: vrijheid, niet gehoorzaamheid

Spinoza formuleert in het Theologisch-Politiek Traktaat (1670) al de beroemde zin:

“Het doel van de staat is in waarheid de vrijheid.”

In het Politiek Traktaat werkt hij dit verder uit: gehoorzaamheid is niet het hoogste goed, maar een middel tot vrede. Vrede zelf is echter geen afwezigheid van strijd, maar een positieve toestand van harmonie tussen rede en macht.
Een staat die mensen probeert te knechten of hun denken te beperken, ondermijnt zijn eigen fundament. Daarom stelt hij dat een goed bestuur burgers niet als onderdanen, maar als redelijke medeburgers behandelt

________________________________________
3. Democratie als meest natuurlijke regeringsvorm

Spinoza onderscheidt drie hoofdvormen van regering: monarchie, aristocratie en democratie.
Hij behandelt eerst uitvoerig de eerste twee, maar komt uiteindelijk bij de democratie als de vorm die het meest beantwoordt aan de menselijke natuur.

Zijn kernidee is dat in een democratie ieder mens zoveel mogelijk blijft deelhebben aan het recht dat hij in de natuurtoestand had.

Met andere woorden: in een democratie blijft de band tussen macht, rede en vrijheid het minst verbroken.
Democratie is daarom de meest redelijke staatsvorm, omdat ze gebaseerd is op collectieve macht in plaats van op willekeur van enkelen.

________________________________________
4. De redelijke gemeenschap

Spinoza’s democratie is geen pleidooi voor populisme of willekeur van de meerderheid.
Hij vertrouwt niet blind op het volk, maar op de rede die in de menselijke gemeenschap werkzaam is.
Een democratische orde is een systeem waarin de rede institutioneel de grootste kans krijgt om te floreren — via overleg, wetten, gemeenschappelijk belang.

Burgers moeten volgens hem vrij zijn in hun denken en spreken, want alleen door vrije meningsvorming kan de rede collectief werkzaam zijn.
Een tirannie, daarentegen, is per definitie instabiel, omdat zij steunt op angst in plaats van op inzicht.

“Wie probeert mensen zo te regeren dat zij niets uit eigen overtuiging doen, maar enkel uit bevel, maakt van hen niets dan slaven.”

________________________________________
5. Democratie en realisme

Toch is Spinoza geen idealist in de naïeve zin.
Hij beseft dat mensen niet louter door rede worden geleid, maar vooral door hartstochten. Zijn politieke filosofie is dan ook doordrongen van realisme: wetten, instituties en machtsevenwicht zijn nodig om de irrationele kanten van de menselijke natuur in toom te houden.
Daarom beschouwt hij democratie niet als een utopie, maar als de rationeel best mogelijke ordening van onvolmaakte mensen.

Democratie is de rationeel best mogelijke ordening van onvolmaakte mensen.