| Gerrit Teule: "Wat moeten wij doen?" 
        (om de Great Reset te reguleren) Recensie van een boek over ethiek en evolutie. De vraag “Wat moeten wij doen?” 
        is een variant op “Wat moet ik doen” – er zit een impliciete 
        vraag in naar de norm: “Wat behoren wij te doen?” Het is een 
        vraag die in dit boek gesteld wordt, gelet op het ontwikkelingsstadium 
        van de evolutie van de mensheid anno nu.
 In het dagelijks leven los je die vraag meestal niet op door boeken over 
        ethiek te raadplegen, maar op basis van je intuïtie en levenservaring. 
        Daarbij spelen natuurlijk wel de algemeen geaccepteerde normen en waarden 
        een rol, bijvoorbeeld de Tien geboden uit de Bijbel zoals die nog steeds 
        voor velen van toepassing zijn, of de Vier Edele Waarheden en het achtvoudige 
        pad uit het Boeddhisme. Alle religies geven richtlijnen voor hoe te handelen 
        in het leven, ethische richtlijnen.
 
 Gerrit Teule stelt in zijn boek deze vraag op een andere manier, namelijk: 
        Hoe komen we aan deze ethisch kennis? Meer specifiek vraagt hij zich af 
        of we vanuit de evolutie van de menselijke natuur ethische richtlijnen 
        kunnen afleiden voor een universeel geldige ethiek. Het gaat dan over 
        normen van goed en kwaad, normen die in de menselijke evolutie hun dienst 
        hebben bewezen in het kader van overleven. De Heilige Geschriften van 
        de diverse religies zijn volgens Teule niet de bedenkers van ethische 
        normen, maar geven weer wat de mensheid op een bepaald moment als zinvol 
        en nuttig heeft ervaren in het kader van de menselijke ontwikkeling.
 
 Teule gaat er daarbij van uit dat de mens niet bestaat uit pure materie. 
        Hij stelt dat de materie een geestelijke binnenkant, die door Teule “eonen” 
        wordt genoemd. Daarmee gaat hij verder op het voetspoor van Teilhard de 
        Chardin en Charon. Hij stelt dat de ‘geest’ (eonen) al vanaf 
        de oerknal aanwezig was en zich ontwikkeld heeft. Hij ziet niet alleen 
        een evolutie in materiële zin, maar ook een evolutie van de geest, 
        inclusief het ethisch besef en het ethisch denken. Met andere woorden: 
        in zijn denken ziet Teule de mogelijkheid van een optie voor religie en 
        spiritualiteit, want er is een geestelijke binnenkant die zich als het 
        ware met de natuur mee ontwikkelt. Door de natuur te kennen, kunnen we 
        de ethiek ontdekken, dat is in het kort zijn stelling.
 
 Dit komt met name tot uiting in het zeer interessante hoofdstuk 5: Eonische 
        richtlijnen en uitgangspunten. In dit hoofdstuk krijgen actuele (politieke) 
        begrippen een plaats, zoals het belang van samenwerking en duurzaamheid 
        bezien in het licht van de evolutie. Teule ziet de noodzaak tot samenwerking 
        voortkomen uit het welbegrepen eigenbelang (hierbij refererend aan het 
        begrip Conatus van Spinoza). Het ontstaan van instituties als de Europese 
        Unie en de Verenigde Naties liggen in het verlengde daarvan.
 
 Ook religieuze begrippen als liefde, harmonie en schoonheid ziet hij als 
        uitingen van evolutionaire invloeden. Ons menselijke ‘zijn’ 
        is meer dan alleen pure materie; het typisch menselijke is juist de geestelijke 
        binnenkant. Dit komt fraai tot uiting in de manier waarop hij het liefdesspel 
        typeert. “Het seksuele liefdesspel is daarom niet louter een mechanische 
        seksuele beweging (…), maar veel meer een geestelijk samenzijn ondersteund 
        door alle zintuigen van het lichaam.”
 Hij komt dan tot de kernvraag van het boek: hoe kunnen we praktische criteria 
        vinden, waaraan we onze dagelijkse acties en gedragingen kunnen toetsen, 
        zodat er een evolutionaire ethiek ontstaat. Hij komt dan tot vijf actiecriteria, 
        die ons handelen in ons eigenbelang, zouden kunnen sturen. Het gaat om 
        een lange-termijn-visie, die vanzelfsprekend lijkt, maar die een fundamentele 
        gedragsverandering vraagt van ons als mensheid. Deze criteria zijn destilleerbaar 
        uit de eonische theorie, en bevatten de volgende vragen:
 
 1. Wat is de bijdrage tot (algemene) bewustzijnsontwikkeling? 
        Nodig is een wereldplan voor onderwijs, voeding, kleding, woning, vrede, 
        vrije tijd, waardering en armoedebestrijding.
 2. Wat is de bijdrage tot brede (mondiale) 
        samenwerking? Samenwerking zoeken op alle niveaus waarbij sprake is van democratie en 
        inspraak, zowel individuele samenwerking als lokaal, nationaal, internationaal, 
        mondiaal; dus: voor samenwerking op Europees en wereldniveau, Verenigde 
        Naties, etc.
 3. Wat is de bijdrage aan long-term duurzaamheid? 
        In ieder geval geen uitputting van natuurlijke hulpbronnen; intentie tot 
        recycling en besparing, zoeken naar alternatieve energiebronnen.
 4. Is de actie in overeenstemming met basaal 
        schoonheidsgevoel en waarheidsgevoel? Aansluiting bij diepe gevoelens van schoonheid en rechtvaardigheid.
 5. Wordt deze actie gedragen door een breed 
        gevoel van liefde en waardering? Dat wil zeggen: Naastenliefde, barmhartigheid, medeleven, op elke schaal 
        (van buurlui tot wereldbevolking en heelal).
 
 Het zijn criteria die je zowel jezelf als individu kunt stellen als wel 
        als religieuze of spirituele organisatie en als politieke partij. Het 
        zouden criteria kunnen zijn waarop je de programma’s van de politieke 
        partijen en de uitgangspunten van spirituele centra zou kunnen vergelijken. 
        Dan gaat het er niet alleen om wat in de statuten staat, het gaat om het 
        praktisch handelen van elke dag. Het zouden persoonlijke richtlijnen kunnen 
        zijn van iedereen.
 Origineel is dan de gedachte, dat we bij de 
        ontwikkeling van de kunstmatige intelligentie dergelijke criteria zouden 
        moeten inplannen, inprogrammeren in het DNA van de toekomstige superelectronica, 
        zoadat de kunstmatige intelligentie ons niet boven het hoofd groeit maar 
        we die in de hand houden door bij voorbaat uit te gaan van deze en dergelijke 
        universele criteria. Dan blijven we de artificial intelligence voor, en 
        als deze zelfprogrammerend worden, dan hebben we deze morele criteria 
        alvast ingepland en voorkomen we dat we overgeleverd worden aan een wereldregering 
        op basis van kunstmatige intelligentie zonder enige moraliteit.  Dan hebben we misschien de kans om"The 
        Great Reset" volgens geldende normen te reguleren.  Gerrit Teule: Wat moeten wij doen?Een essay over de evolutie van een natuurlijke ethiek
 Isbn 9789464240542
 Recensie: Adriaan de Heer  
 |