Reformatie en Nadere Reformatie

De Reformatie volgens Luther en Calvijn

Maarten Luther (1483 –1546) en Johannes Calvijn (1509 – 1564) waren de leidinggevende figuren van de Reformatie, de Hervorming van de kerk. Zij benadrukten het belang van de Bijbel en de rol van de individuele gelovige in plaats van de kerkelijke autoriteit. Luther legde de nadruk op de rechtvaardiging door geloof en de autoriteit van de Bijbel, terwijl Calvijn de nadruk legde op de soevereiniteit van God en de predestinatie (uitverkiezingsleer).

Luther is onder meer bekend van de 95 stellingen die hij op de slotkapel in de Wittenberg spijkerde. De 95 stellingen was een document waarmee Maarten Luther de wantoestanden in de katholieke Kerk aanklaagde (31 oktober 1517). Het leidde tot de Reformatie en wordt daarom gezien als de oorsprong van het protestantisme. De 95 stellingen stelden de handel in aflaten aan de kaak, een concept dat reeds lang bestond in de Middeleeuwse kerk. Er ging de suggestie van uit dat men hiermee zonder meer alle zonden kon afkopen, zelfs de allerergste. Luther vond dat niet alleen theologisch onjuist, maar ook moreel verwerpelijk.

Calvijn ontkende de mogelijkheid dat zogenoemde goede werken zouden kunnen bijdragen tot verzoening met God. Zijn predestinatieleer houdt in dat van voor de schepping is bepaald wie uitverkoren is en wie niet. Bij de geboorte is de mens verloren en wat nodig is, is de bekering. Wanneer de mens bekeerd wordt, 'omgekeerd', dan houdt dat in dat hij niet meer gericht is op de zonde maar op God, die hem gered heeft. Zondaar betekent: doelmisser; je hebt je doel gemist. Deze redenering is hoofdzakelijk gebaseerd op de gedachte dat God zo groots is en de mens zo nietig in vergelijking met God, dat de mens nooit in staat zal zijn daar iets aan toe of af te doen. Naar Calvijns inzicht strekt de gedachte dat Gods voorzienigheid alles regeert, de gelovige tot troost. De mens, zo stelde hij, wordt niet geregeerd door het lot, maar door de goede God. Het was niet de bedoeling dat men leefde alsof er geen gevolgen te vrezen waren. De mens bleef dus uiteindelijk wel verantwoordelijk voor zijn eigen daden.

Maarten Luther en Johannes Calvijn verschilden van inzicht over theologische leerstukken, met name de predestinatie. Volgens Luther konden gelovigen in de hemel komen door goed gedrag, maar Calvijn geloofde dat het al bij de geboorte door God beschikt was wie er naar de hemel ging.

De focus kwam bij Luther en Calvijn meer te liggen op het begrijpen van de Bijbel en minder op de persoonlijke mystieke beleving.

Maarten Luchter en Johannes Calvijn


Geloof volgens de Nadere Reformatoren

De Nadere Reformatie verschilde van de Reformatie doordat ze zich meer richtte op de innerlijke beleving van het geloof en de praktische toepassing ervan in het dagelijks leven. Daarbij ging het om het herstellen van de zuiverheid van de leer en de praktijk van het christendom. Het was meer gericht op het bestrijden van ketterijen en het herstellen van de orthodoxie dan op het bevorderen van mystieke beleving.

Schilderij van een kerkdienst in de Nieuwezijds Kapel te Amsterdam, circa 1658. beeld Museum Catharijneconvent

Enkele vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie waren Willem Teellinck, Theodorus à Brakel en Wilhelmus à Brakel, Gisbertus Voetius, Willem Teellinck en Herman Witsius. Zij richtten zich op persoonlijke geloofsbeleving en heiliging.

De weg van bekering volgens de nadere reformatie is gebaseerd op de overtuiging dat bekering niet alleen een eenmalige gebeurtenis is, maar een voortdurend proces van groei en heiliging in het geloof. Het begint met het besef van zonde en schuld, gevolgd door berouw en het verlangen om te breken met zonde en een nieuw leven te beginnen in Christus.

De nadere reformatie benadrukt het belang van persoonlijke geloofsbeleving en het verlangen naar heiligheid. Het gaat erom dat men Jezus erkent als hun Heer en Heiland en zich volledig aan Hem overgeeft. Dit betekent dat men afstand doet van de zonde en zich richt op een leven in gehoorzaamheid aan God.

Het is niet zo dat bekering alleen voorbehouden is aan een kleine groep die Jezus erkent als hun Heer en Heiland. De nadere reformatie gelooft dat iedereen zich kan bekeren en dat God iedereen uitnodigt om tot Hem te komen. Het is echter wel zo dat niet iedereen bereid is om zich te bekeren en zich aan God over te geven. De hartekreet "O Heer, dat ik toch bekeerd moge worden!" is een uiting van het verlangen naar bekering en heiligheid. Het is een erkenning van de eigen zonde en het verlangen om zich te richten op God en Zijn wil. Dit verlangen is een belangrijk onderdeel van het proces van bekering en groei in het geloof.

De Christenreis naar bekering (wedergeboorte)

De verschillende fasen op de weg naar bekering zijn weergegeven in de metafoor van een reis, beeldend weergegeven in het boek "De Christenreis" van John Bunyan. Daarin wordt de ommekeer van zondaar naar gelovige beschreven.
De volgende stappen worden onderscheiden:
1. Het ervaren van zondekennis, dat is de staat van ellende van de mens (de mens is van nature onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad).
2. De bekering, de ommekeer; namelijk: de verlossing door het zoenoffer van Jezus.
3. Dankbaarheid voor de verlossing als men die ervaart.