XIII De Dood

Archetype: de dood.
Traditionele interpretatie: vernietiging met daaropvolgende verandering en vernieuwing, het eind van een bepaalde fase, het opgeven van waaraan men gewend is. Aanhoudende stilstand, het begeven van levenskracht, rampen, angst, paniek.
In archetypische zin symboliseert deze kaart de dood van het ego, die resulteert in de wedergeboorte van de geest.
Beelden: Elckerlijck; Saturnus (god van de tijd); Magere Hein; de man met de zeis; de pest.

Deze kaart heeft niet zozeer van doen met de lichamelijke dood, maar meer met het beëindigen van situaties, relaties of processen. Dit is herkenbaar in de uitdrukking “Partir c’ést mourir un peu”. Het gaat om het grote loslaten, zodat opnieuw begonnen kan worden. De Dood symboliseert niet het permanente einde, maar de overgang naar een nieuwe fase, onderdeel van de cyclus van groeien, bloeien, vergaan, en opstanding (zie de cyclus van de seizoenen!). Negatieve aspecten kunnen zijn: stagnatie of destructieve verandering.

Bij Waite is het symbool van de dood de vierde apocalyptische ruiter met de zwarte banier, waarop de mystieke roos, het symbool van het leven en gezuiverde wensen. De rivier is het beeld van de eeuwige beweging en ontwikkeling; daarop vaart het dodenschip van de farao (=de weg tot het nieuwe leven). Op de achtergrond de opgaande zon als symbool van onsterfelijkheid. Koning, vrouw en kind zakken door de knieën, terwijl de geestelijke de dood in rechtopstaande houding tegemoet treedt (=de kracht van de zekerheid van het geloof). Kernbetekenis: de dood als de natuurlijke overgang naar het volgende bestaansniveau.

Deze kaart van de Russische tarot wijkt wat afbeelding betreft duidelijk af van de tarottraditie. We zien een kaal landschap waarop een veldslag heeft plaatsgevonden. We zien daarvan de verschrikkelijke resten: een gedode krijger met zwaard en schild nog in de hand, een schedel met zwaard, een hoofd met zeis, een neergeworpen schild met zwaard een pijlkoker met gebroken pijlen. Een kraai zit klaar, en vogels cirkelen rond boven het verlaten slagveld.

Deze scène van verlatenheid wordt overheerst door een kolossale, gehelmde schedel, waarvan de kin rust op een reusachtig zwaard. Het lagere gedeelte van de schedel is bedekt met huid, en de snor is nog duidelijk aanwezig. Waarschijnlijk stelt dit doodshoofd tsaar Ivan IV (‘de Verschrikkelijke’) voor. Ivan was niet wreder dan andere despoten, hij beschouwde zichzelf eerder als het hoofd van een monotheïstische religieuze beschaving dan als een militair of politiek leider. Hij had vaak schuldgevoelens over zijn nogal ondoordachte, ‘temperamentvolle’ daden; zo vermoordde hij zijn eigen zoon. Onder zijn leiderschap was de dood een veelgeziene, ongenode gast, o.a. vanwege de pest (de Zwarte Dood). Zijn doodshoofd herinnert ons aan de vruchteloosheid (vergeefsheid) van macht en de onvermijdelijkheid van de dood.

De afbeelding toont ons dat fundamentele verandering heel veel vraagt. De gedachte dringt zich op: is dit het nu allemaal waard? Het slagveld dat is aangericht toont nog geen vooruitzicht op het nieuwe dat er eventueel voor terug zou kunnen komen. Het lijden dat met dit slagveld gepaard gaat is in beeld gebracht, en toont ons de gruwelijkheid ervan. De lieflijkheid die de rest van de Russische tarot zo kenmerkt is hier afwezig. Slechts twee groene takjes geven enig teken van hoop. Het geeft het gevoel van de destructie die het Communisme in het traditioneel zo lieflijke Rusland heeft teweeggebracht, en die de lieflijkheid heeft geruïneerd.

Crowley symboliseert de Dood door een skelet met zeis, die bindingen doorsnijdt. Let wel: de zeis maait geen personen neer, maar snijdt draden door, bindingen. De kaart duidt op de noodzaak van het radicaal breken met oude bindingen. De verwoesting en omverwerping van het oude zal bevrijding brengen. De feniks kan pas uit de as herrijzen als het vuur van de transformatie alles verteerd heeft. De feniks heeft nog slechts ijle, onaardse banden. Het gaat er bij deze kaart om de kunst van het sterven onder de knie te krijgen; de angst voor de dood weerhoudt ons om ten volle te leven. De essentie is de innerlijke aanvaarding van de eigen dood, en een innerlijke zingeving daaraan. Dan kom je op een punt komen dat je niet meer vast zit aan (banden met) dit leven; dat geeft een enorm gevoel van vreugde en vrijheid. Je kunt dan alles aan.

Uitnodiging van het Tibetaanse dodenboek: ‘Zeg nu ja tegen het leven, ja tegen de dood, ja tegen jezelf.’

Matigheid