Spinoza en zijn rationele wereldbeeld

Wie was Baruch Spinoza (1632–1677)

Spinoza werd in 1632 in Amsterdam geboren als Baruch d’Espinoza als zoon van uit Portugal gevluchte Joodse ouders. Hij keeg een joods-religieuze opvoeding, maar hij was al op jonge leeftijd kritisch op de joodse tradities en standpunten. Hij werd verbannen uit de Amsterdamse Joodse gemeenschap in 1656 vanwege zijn 'abominabele ketterijen' en 'monsterlijke daden'. De precieze redenen van de verbanning zijn onduidelijk, maar aangenomen wordt dat het ging om zijn kritiek op de autoriteit van de rabbijnen, het verwerpen van de Joodse Tora als het goddelijke woord, en zijn pantheïstische opvatting over God als één met de natuur. Dit leidde tot een banvloek, de zogenoemde 'cherem', die hem voorgoed uitsloot uit de Joodse gemeenschap in Amsterdam. Hij vertrok naar Rijnsburg, waar hij werkt als lenzenslijper en in zijn vrije tijd zijn gedachten uitwerkt en opschrijft. Vanaf toen gaf hij de voorkeur aan de naam: Benedictus e Spinoza. Van 1663 tot 1669 woonde en werkte hij in Voorburg. Hij woonde daar in bij kunstschilder Daniël Tydeman, in de Kerkstraat (ook wel Kerklaan genoemd). Daarna verhuisde hij naar Den Haag.

Op deze web pagina is een karakteristiek gegeven van Spinoza's filosofie en zijn afbeeldingen te vinden van het Spinozahuis-museum in Rijnsburg.
Op de volgende web-pagina's zijn weergegeven:
Spinozahuis in Den Haag
Zijn inzichten betreffende goddelijke mystiek (Amor Intellectualis Dei)
en inzicht in emoties.

Huis in Rijnsburg waarin Spinoza van 1661 tot 1663 woonde, nu ingericht als museum

Zijn filosofie

De filosofie van Baruch Spinoza is een indrukwekkende poging om een wereldbeeld te construeren waarin God, natuur, mens en ethiek samenvallen in een diepzinnige eenheid.
Net als René Descartes zoekt Spinoza naar absolute zekerheid en denkt die te vinden door het gebruik van het eigen verstand of rede. Op die manier ontwikkelt hij een idee van God dat sterk verschilt van het heersende godsbeeld van het Christendom en het Jodendom. God is geen schepper die buiten de wereld staat – God ís die wereld, volgens Spinoza.

Ethica

Spinoza voltooide zijn belangrijkste werk de Ethica in Den Haag, waar hij er in alle rust aan kon werken. De vraag die centraal staat in Spinoza’s hoofdwerk was "Hoe leid je een goed en gelukkig leven?" De ondertitel luidt "De Ethica ordine geometrico demonstrata" (Ethiek volgens meetkundige methode bewezen). Achter de strakke vorm schuilt een radicale visie op de werkelijkheid. De Ethica bestaat uit definities, stellingen, axioma’s en proposities. Volgens Spinoza kunnen we pas weten wat geluk is als we weten hoe de werkelijkheid in elkaar zit en hoe we die kunnen kennen. Daarom begint de Ethica met metafysica en het begrip God. De Ethica bestaat uit vijf delen en biedt een rationele analyse van mens, natuur en geluk volgens een geometrische methode.
Inhoudsopgave Ethica
De Ethica is opgebouwd uit vijf delen:
• Deel I: Over God
• Deel II: Over de menselijke geest
• Deel III: Over de emoties
• Deel IV: Over de macht van de emoties en de menselijke onvrije toestand
• Deel V: Over de macht van het verstand of de menselijke vrijheid.

   

Van links naar rechts: Portret van Spinoza; Lenzenslijpmachine; Spinozakamer in het museum in Rijnsburg

 

Uitgangspunten volgens Spinoza

Volgens Spinoza's filosofie is het essentieel voor het menselik geluk om de natuurwetten te kennen.
Er zijn volgens hem drie soorten kennis:

Zintuiglijk niveau (imaginatio); dit is de laagste kennisvorm, gebaseerd op zintuiglijke waarneming en alledaagse ervaring; deze leidt vaak tot verwarring en onwaarheid omdat deze niet voldoende is om natuurwetten te bevatten.

Rationeel niveau. Je kent de wetten der natuur door het gebruiken van het menselijk verstand en door wetenschappelijke en filosofische reflectie op oorzaken en verbanden tussen verschijnselen. Hiermee ontdek je de algemeen geldende regels en beginselen. Het is een hogere vorm van kennis, gebaseerd op logisch denken, het vormen van adequate begrippen en inzicht in oorzaken en gevolgen. De wetten der natuur zijn bij Spinoza kenbaar door rationeel inzicht, wetenschappelijk onderzoek en het overstijgen van vooroordelen en passies door middel van het verstand.

Intuïtief niveau; het diepste inzicht, waarbij men uitgaat van het begrip van de essentie van God of de natuur en daaruit direct de werkelijke essentie van dingen afleidt—men begrijpt in één oogopslag wat een ding is, waarom het zo is, en hoe het in het geheel past. Eigenschappen van intuïtieve kennis
• Biedt direct inzicht in de waarheid, zonder tussenkomst van redeneringen.
• Geeft een gevoel van eenheid met de natuur of God, en inzicht in de noodzakelijkheid van alles wat bestaat.
• Maakt een gelukkig leven mogelijk, omdat men de ware orde der dingen begrijpt en zich door deze kennis kan laten leiden.
• Is zeldzaam en moeilijk te bereiken, want het vereist het overstijgen van verwarring en vooroordelen.
Kortom: uitgaande van begrijpelijke, heldere beginselen, maakt de intuïtie het mogelijk om in één beweging de aard en de samenhang van de werkelijkheid te doorzien—dit is de hoogste, meest volledige vorm van weten bij Spinoza.

Volgens Spinoza kun je de wetten der natuur kennen door rationeel inzicht en het verwerven van heldere kennis over de noodzakelijke samenhang en causaliteit van alles wat bestaat.

Natuurwetten

God of de Natuur – “Deus sive Natura”
Spinoza’s meest radicale stelling is dat God en de natuur één en dezelfde zijn. Zijn beroemde formule luidt: Deus sive Natura – “God, dat wil zeggen de Natuur”. Daarmee bedoelt hij de totaliteit van alles wat bestaat, inclusief alle natuurwetten, structuren, relaties en processen. God is voor Spinoza geen Persoon buiten de wereld, maar de innerlijke grond van de wereld zelf. Hij is niet transcendent, maar immanent. God is dus geen schepper die buiten de schepping staat en deze leidt met een plan, zoals in de joods-christelijke traditie wordt gedacht, maar God is de schepping. Alles wat bestaat, is een expressie van het ene, oneindige, eeuwige, noodzakelijke Zijn – dat Spinoza ‘substantie’ noemt. En er is maar één substantie: God/Natuur.
Spinoza stelt dat er slechts één oneindige, allesomvattende substantie is: God. God is in de hele natuur aanwezig en omgekeerd is alles wat is in God. Hieruit volgt zijn beroemde definitie van God: Deus sive natura, God oftewel natuur. Spinoza verduidelijkt ook hoe God niet begrepen moet worden. Allereerst is God geen magisch wezen dat zomaar alles kan doen: niets kan de natuurwetten overstijgen, ook God niet, omdat Hij niet buiten de wereld staat. Daarbij maakt God ook geen plannen, of heeft Hij over iets of iemand een oordeel klaar. De dingen gebeuren alleen omwille van de natuur en diens wetten, zonder doel.

Vrijheid is inzicht in noodzakelijkheid der dingen
Omdat God/natuur alles is wat bestaat, en omdat deze alles via noodzakelijke wetten voortbrengt, is ook alles wat gebeurt volkomen noodzakelijk. Er bestaat geen toeval. Elk ding, elke gedachte, elke handeling vloeit voort uit een oneindige keten van oorzaken. Ook op politiek en sociaal vlak pleit hij voor tolerantie en de vrijheid van meningsuiting, ideeën die in zijn tijd allesbehalve algemeen geaccepteerd zijn. Alleen door kritisch te denken en door vrij met elkaar in debat te gaan kunnen mens en maatschappij optimaal functioneren, zo gelooft Spinoza.
Waar blijft dan de vrije wil van de mens? Spinoza’s antwoord is verrassend: ware vrijheid is niet het ontbreken van oorzaak, maar het begrijpen van oorzaak. Als we inzien waarom we doen wat we doen – als we de innerlijke noodzaak van onze verlangens, passies en neigingen begrijpen – worden we vrij in de zin van zelfkennis. Dan handelen we niet meer als een speelbal van passies, maar uit het inzicht in de orde van het geheel.

Ethisch handelen dat voortkomt uit inzicht brengt geluk
Voor Spinoza is de ethiek dus niet gebaseerd op geboden of verboden, maar op inzicht. Zonde bestaat niet in de klassieke zin, maar is onwetendheid. Goed is wat bijdraagt aan ons vermogen tot denken en leven, kwaad is wat ons belemmert. Het hoogste goed is intellectuele liefde tot God (amor intellectualis Dei): de vreugdevolle aanvaarding van de orde van het geheel, het diepe inzicht dat alles wat gebeurt een uitdrukking is van het goddelijke. Deze liefde is volgens Spinoza een vorm van geluk die ons overstijgt: niet het geluk van genot, maar van vrede. Hij noemt het “zaligheid” (beatitudo), dat is 'het hoogste goed'.
In die zin is Geluk het resultaat van kennis en liefde tot God, d,.w.z. zich niet verztten tegen de orde der dingen maar het inzicht dat alles is en moet zijn aoals het is leidt tot geluk.

Liefde tot God
Sommigen noemen Spinoza de “goddeloze filosoof”, anderen zien in hem een mysticus. Beide benaderingen zijn begrijpelijk. Spinoza verwerpt inderdaad een antropomorfe, persoonlijke God, maar zijn denken ademt een diep spiritueel besef. Hij noemt zijn hoogste inzicht “liefde tot God”, en zijn toon is vaak die van iemand die zich bewust is van een goddelijke orde die met eerbied en verwondering tegemoet getreden moet worden.

   

Samenvatting van de Ethica

Spinoza begint met het idee dat alles in de werkelijkheid voortkomt uit één substantie, die hij God of Natuur noemt. Vanuit deze metafysische basis ontwikkelt hij een filosofie waarin de mens niet boven de natuur staat, maar hier volledig deel van uitmaakt.
In Deel II onderzoekt Spinoza de oorsprong en aard van het menselijk denken, waarna hij in Deel III de menselijke e moties analyseert als natuurlijke fenomenen die volgens vaste wetten verlopen.
In Deel IV laat Spinoza zien hoe de mens vaak wordt beheerst door passies en emoties, wat leidt tot onvrijheid. Het vinden van vrijheid en geluk is volgens Spinoza alleen mogelijk door het ontwikkelen van inzicht en het volgen van de rede. In Deel V beschrijft hij hoe de mens door begrip en rationele zelfkennis zijn emoties kan beheersen en zo een toestand van vrijheid kan bereiken, waarbij de deugd niet een middel is tot geluk, maar het geluk zelf.

Spinoza’s Ethica is revolutionair omdat het religie, natuur, mens en moraliteit volledig rationeel en logisch probeert op te bouwen. De boodschap is dat vrijheid en geluk voortkomen uit rationeel inzicht en het leven volgens de wetten van de natuur.

Belangrijkste stellingen en definities Ethica

De Ethica van Spinoza begint elk deel met definities en axioma’s, gevolgd door stellingen die hij logisch bewijst. Onderstaand de kernbegrippen en enkele van de belangrijkste stellingen.
Belangrijkste definities
• Substantie: Dat wat op zichzelf bestaat en uit zichzelf begrepen moet worden.
• Attribuut: Wat volgens het verstand het wezen van een substantie uitmaakt.
• Modus: Wijze of verschijningsvorm waaronder substantie verschijnt; een toestand van substantie.
• God: Een absoluut oneindig zijnde, oftewel de substantie die uit oneindig veel attributen bestaat.
• Vrijheid: Iets is vrij als het alleen door de noodzaak van zijn eigen natuur bestaat en handelt; gedwongen is wat door iets anders daartoe wordt aangezet.
• Alles (of God/Natuur): De totale werkelijkheid, geen transcendente godheid maar de natuur zelf, de enige en eeuwige substantie die alles omvat.

Belangrijkste stellingen
• Stelling 1: Substantie gaat vooraf aan haar verschijningsvormen (modi).
• Stelling 8: Het Alles (of God) is oneindig. Het kan geen beperkingen hebben, anders zou het niet alles zijn.
• Stelling 11: Het Alles bestaat noodzakelijk; het is oorzaak van zichzelf en kan niet niet bestaan.
• Stelling 14: Buiten God kan geen substantie bestaan, noch gedacht worden.
• Stelling 17: God handelt uitsluitend volgens de noodzaak van eigen natuur en wordt door niets gedwongen; alleen God is oorzaak uit zichzelf (en dus vrij).
• Stelling 29: Niets in het universum is toevallig; alles volgt noodzakelijk uit de aard van God.
• Stelling 35 (Deel IV): Wie volgens het verstand leeft, zal proberen medemensen te helpen en kwaad met goed vergelden.
• Stelling 67 (Deel IV): Een vrije mens denkt zo min mogelijk aan de dood, maar juist aan het leven.

Deze definities en stellingen vormen het fundament van Spinoza’s betoog over de aard van werkelijkheid, mens, emotie en de weg naar vrijheid en geluk.
Deze stellingen en definities worden hierna verder toegelicht en uitgelegd.

Enkele termen nader toegelicht

Spinoza gebruikt de volgende termen om zijn ideeen aan te duiden.

1. Substantie - dat is: het ene waar alles uit bestaat, het ene oneindige zijnde dat in zichzelf is en door zichzelf wordt begrepen. Dit noemt hij ook wel God of de Natuur (Deus sive Natura). Al het bestaande is een manifestatie van de ene substantie. Dus niet: God hier en de wereld daar. Nee: de wereld ís God/Natuur.

Voorbeeld: Denk aan de oceaan. Alle golven, stromingen en schuimkoppen zijn verschillend, maar ze zijn niet iets anders dan water. Zo zijn wij, dieren, planten, sterren en gedachten niets anders dan vormen van die ene substantie.

2. Attributen - dat zijn de essentiële eigenschappen waaronder het menselijk verstand, dat wil zeggen: manieren waarop we de substantie ervaren. De substantie is oneindig rijk, maar wij mensen kunnen maar twee attributen echt begrijpen, namelijk:
- Uitgebreidheid (alles wat materie, ruimte en lichaam is)
- Denken (alles wat bewustzijn, idee, geest is)

Voorbeeld: Neem een appel. Als je de appel voelt, proeft of meet, ervaar je hem via het attribuut uitgebreidheid. Als je er een idee of herinnering van hebt (“een rode appel”), ervaar je hem via het attribuut denken. De appel zelf is niet twee dingen. Het is één manifestatie van de substantie, maar je kunt hem benaderen op verschillende manieren.

3. Conatus; dat is; de allesbepalende drang om te blijven bestaan. Elk ding in de natuur heeft een conatus: een drang om in zijn bestaan te volharden en zich te ontplooien en zich te versterken. Het is als een innerlijke motor die maakt dat een steen zijn vorm behoudt, een boom naar het licht groeit, en een mens probeert gezond en gelukkig te blijven.

Voorbeeld: Een bloem draait mee met de zon: dat is haar conatus, haar levensdrang. Een mens die eet, rust zoekt, liefde wil ervaren, of een ziekte probeert te overwinnen, volgt zijn conatus. Zelfs een idee in je hoofd probeert te blijven bestaan: als je eenmaal iets gelooft, zoek je vaak bevestiging ervan.

Kort samengevat
Substantie = het ene wezenlijke geheel (God/Natuur).
Attributen = de manieren waarop dat ene zich toont (voor ons: denken en uitgebreidheid).
Conatus = de kracht in ieder wezen om te blijven bestaan en zich te ontwikkelen.

De conatus bij Spinoza betekent het fundamentele streven van elk ding, levend of levenloos, om in zijn eigen bestaan te volharden en zijn kracht te behouden of te vergroten. Dit is volgens Spinoza de kern van de essentie van alles wat bestaat—mensen, dieren, planten en zelfs levenloze dingen hebben allemaal deze innerlijke drang tot zelfbehoud.

Wat houdt conatus in?
• Conatus is de Latijnse term voor ‘streven’ of ‘wil tot bestaan’. Bij Spinoza is het niet beperkt tot levende wezens: ieder ding heeft vanuit zijn essentie een kracht (potentia) om zichzelf in stand te houden zolang er geen externe oorzaak is die het vernietigt.
• Essentie: Voor Spinoza valt de essentie van een ding samen met zijn conatus; het is het actieve principe dat maakt dat iets is wat het is en blijft bestaan zolang het kan.
• Menselijk gedrag: Het menselijke streven naar gezondheid, welzijn, en zelfontwikkeling is een directe uitdrukking van de conatus. In de mens komt conatus tot uiting als het zoeken naar geluk, kennis, en macht over de eigen omstandigheden; dit uit zich in zowel lichamelijke als geestelijke inspanningen.
• Natuur en dingen: Zelfs een steen, zolang er geen externe kracht op werkt, blijft ‘uit zichzelf’ waar hij is—dit is de conatus van de steen.
• Emoties: Begeerte (appetitus) en verlangens bij mensen zijn manifestaties van hun conatus om het bestaan te behouden en hun kracht te vergroten.
• Levensdrang: Planten, dieren en mensen ontwikkelen zich, groeien, en beschermen zichzelf omdat hun conatus hen daartoe aanzet; deze drang is universeel in de natuur.

Conatus vormt zo het dynamische, levensondersteunende principe van Spinoza’s hele filosofie, zichtbaar in elk aspect van natuur en menselijk bestaan.

Praktische betekenis van zijn filosofie

Hartstochten (of passies/affecten) zijn voor Spinoza de toestanden waarin het individu passief wordt beïnvloed door externe oorzaken, waardoor het vermogen om te volharden tijdelijk wordt versterkt of verzwakt. Hij onderscheidt drie basale passies: begeerte (verlangen voortkomend uit conatus), blijdschap (versterking van bestaansvermogen) en droefheid (verzwakking daarvan). Alle andere emoties zijnhiervan afgeleiden. De passies bepalen het handelen van de mens zolang het verstand geen greep krijgt, pas door inzicht kunnen we meer “vrij” worden.

Welbegrepen eigenbelang is een fundamenteel principe bij Spinoza, maar het is niet egoïstisch in negatieve zin. Je eigen belang nastreven betekent streven naar zelfbehoud, maar pas als men door de rede handelt, houdt men rekening met anderen, omdat samenwerking uiteindelijk ook het eigen belang dient. Werkelijk nut voor jezelf sluit dus morele en sociale overwegingen niet uit, maar brengt ze samen: de rede leert dat het welzijn van de ander intrinsiek verbonden is met het eigen welzijn. Het eigenbelang vloeit voort uit de conatus, de drang om te overleven. In die zin kun je spreken van 'welbegrepen eigenbelang'.

• Verlossing, Genade, Verzoening
Voor Spinoza volgt verzoening uit aanvaarding van de orde van de natuur en van het eigen gemoed: men wordt vrij door te begrijpen dat alles volgens de noodzakelijke orde verloopt, en dat werkelijke rust komt uit het inzichtelijk relateren tot het geheel. Christelijke termen als genade en verlossing krijgen zo bij Spinoza een rationeel, niet-dogmatisch karakter: het zijn innerlijke toestanden verbonden aan kennis en acceptatie, niet aan geloof in een transcendente God.

Geen vrije wil: Alles, inclusief menselijke wil, wordt door natuurwetten bepaald en verloopt noodzakelijk. Vrijheid is het vermogen om in harmonie te leven met de wetten van de natuur, door rationeel te handelen en de passies te overwinnen. De wetten der natuur zijn bij Spinoza kenbaar door rationeel inzicht, wetenschappelijk onderzoek en het overstijgen van vooroordelen en passies door middel van het verstand.

Geluk door inzicht: Door inzicht te verkrijgen in de noodzakelijkheid van alles en de wetten die het bestaan beheersen, kan men vrij en gelukkig leven; wie de natuur niet kent, leeft volgens Spinoza in verbeelding en dwaling.

Bevrijdend
Spinoza’s filosofie is streng, maar bevrijdend. Ze verwerpt illusies – over een vrije wil, over een persoonlijke God die ingrijpt in de wereld, over goed en kwaad als absolute morele grootheden – en biedt in ruil daarvoor het inzicht dat alles één is, dat wij deel zijn van een noodzakelijk, goddelijk geheel, en dat ware vrijheid bestaat in het kennen van deze orde en het liefhebben van haar oorsprong. Wie Spinoza leest met het hart én het verstand, ontdekt een diepe innerlijke rust: een soort mystiek atheïsme of rationele devotie, waarin God niet tegenover ons staat, maar ons omvat.